
 
        
         
		o   P  D  R   A  G  T. 
 waar  in  de  natuur  der  Aardteelzels  nauwkeuriglijk  is onderzocht ,  
 en  der  zelver  Voortbrenger  de  glory  en  lof toegezwaaid  ,  die  hij  
 over  zulke  werkftukken  zijner  goedheid verdiende,  op  een  voortreffelijke  
 wijze  getuigenis. 
 En,  E. H.  A.  H.  gelijk  ’t  Hoofd  van  ’t  Menfchdom,  m  zijnen  
 ftant  van  rechtheid,  door  ’s  werelds  Maker  ,  in  een  Lufthof  was  
 gefteld, waarin  de pronk  en’t puik  der Aardgewaffen, in hare jeugd-  
 rijkfte  kracht  bloejende  ,  't  oog  hares  aanfchouwers  op  het  vrien-  
 delijkfte  ftreelden  ;  zoo  was  dit  Paradijs  van welluft  hem  ook  ter  
 Bouwing  en  Bewaring  aanbetrouwd  :  waar  uit  met  recht  gekeurt  
 word  ,  dat  de  Landbouw  en  Aanteeling  der  Gewaffen  ,  voor  het  
 eerfte,  edelfte  en  nutfte  bedrijf des  menfchen  te achten  zij. 
 ’t Was  dan  o o k ,  E. H.  A.  H.  van aaloude  tijden  ,  onder  de  ge-  
 achtfte  volken,  niet  alleen  het  werk  der  geringften  de  aarde  met  
 de  ploegkouter  te  doorfnijden  en  met  de  fpaade  om  te  graven,  op  
 .dat  de  zaaden  ,  zoo  noodig  ter  aanwinning  voor de  ftanthouding  
 van  den menfch,  daar  in bequamelijk  geftrooid,  of gepoot mogten  
 worden}  maar  de  voornaamfte  floegen  ook deezen  arbeid  ter hand, 
 ’t  welk. hen  geenzins  tot  verachting  of fchande  gedeeg. 
 Van  hoe  grooten nut ook  de  kennis  der  Gewaffen  aalouds  bij  de  
 voornaamfte  Mannen  is  geacht  ,  vertoonen  ons hunne  werken ;  en  
 behoefd  men  Hechts,  tot  bewijs  ,  de  grootfte  en wijfte  van  Ifraëls  
 Koningen  bij  te  brengen  ,  die.,  op  wat  toppunt der  Koningklijke  
 waardigheid ook  gefteegen,  echter  zich zoo veel  aan  de  kennis  der  
 Boom-  en  Kruidgewaffen  liet  geleegen  zijn  ,  dat  hij  van  den  Cederboom  
 des  Libanons  af,  tot  den Yfop ,  het muurgewas  toe,  naer  
 zijne  wijsheid  gefproken  heeft;  +  z ° °   ah  ons  het heilig Gefchicht-  
 boek  zijner  daden  opleeverd. 
 En met  recht,  E.  H.  A.  H.  is  deeze  kenniffe  voor  een  der  nutfte  
 onder  de  menfchelijke  zamenleeving  te  fchatten,  dewijl  dat  
 ’s  menfchen  natuur  niet  alleen  de  Koorn-  en  Boomvruchten  tot  
 haar  gewoon  voedzel  behoefd  ;  maar  dat er  ook  in  alle  Gewaffen  
 een  kracht  en  artzenij  fteekt  ,  tot  geneezing  van  zoo  veel  
 quaalen  ,  als  den  menfch,  door  k  eetemvan  't  verboden  Ooft  ,  
 onderhavig  wierd:  daar dan  een  groot deel van  der Geneezers  konft  
 op  doeld  ,  en  waar  meede  der  Kruidmengers  winkels  ,  deels  uit  
 't  Ooften en  Weften  gehaald,  deels  in  eige grond  gewaffen  ,  geftof-  
 feerd  worden. 
 Doch  boven  ’t  nut ,  E. H. A.  H.  wat  is’er  ook  yermaakelijker 
 j __ 
 O   P  D  R  A  G  T. 
 dan  de  Boom-  en  Krujdteeling  ?  Wat  verzadigd  meer  de  zinnen  
 des  Stervelings  dan  de  groei  en  ’t  genot  der  Aardvruchten  ?  En  
 daar  men  van  meeft  de  andere  dingen  kan  zeggen  ,  de  allerwaar-  
 digfte  niet  uitgezonderd,  dat ze  maar  een Van’s  menfchen  zinnen  
 voldoen  ;  kan  den  Gewaffen  ,  met  reden >  de  vergenoeging  
 van  alle  de  zinnelijke  vermogens  worden  toegeëigend  :  want 
 Wat verrukkender voor ’t Oog |  dan  zoo  veelerlei verwen in de Vruchten, 
   wonderlijk  door  malkanderen  gefchakeerd,  voor  de  konft  en  
 bootzing  onnavolgelijk.  Wat  aangenaamer  voor  ’t  Gehoor?  dan  
 Jt  zoet  geruifch en  geklater  van  t Geboomte,  wiens hoogopgefcho-  
 te  armen  en  kruinen  door de  wind  als  een  akkoordgezang  geroerd  
 worden,  en,  haar  dus  buigende  ,  ’t  ftargewelf  fchijnen  te  kuffen.  
 Wat  verquikkender  voor  de Reuk?  als  de  krachtige  geur  van  zoo  
 Veelerhande  Bloemen  ,  zoo  die  bij  voorfpelling  ,  ' door  haaren  
 bloei,  fchooner  en  vafter  vruchten  belooven,  als  die  enkel  tot  cie-  
 raad  en  bevloering  der  aarde  fchijnen  gefchapen  te  zijn.  Wat  ,  
 boven  a l ,  behaaglijker voor  de  Smaak  ?  als  ‘t  rijpe  O o ft ,  door  
 4s  hemels  dauw bevochtigd ,  en  frifch  van  zijnen  tak  geplukt.  Eindelijk  
 heeft  ’t Gevoel  ook  zijn  aandeel  in  de  Gewaffen  ,  welkers  
 fluweele  bladeren  en  gladde  huid  de  gevoelzenuwen  ,  in  het  aanmaken  
 ,  zoo  lieffelijk  ftreelen,  als  de  zachte  zijde  ,  uit  het  ingewand  
 der  Bofchwormen  geteeld  ,  en  door  de  konft bereidt  :  En  
 daar  4t  Goud  en  fchitterend  Gefteente  op  as  menfchen  echte  gemoed  
 ,  in  zijn  volmaaktheids-ftand mogelijk  niets  zou hebben uitgerecht  
 ,  om  hem  van  zijn  grootfte krooncieraad  ,  Gods Beeld,  te  
 berooven;  heeft  een Boomvrucht zoo  veel vermoogen  gehad op zijne  
 tochten,  dat  hij er  door  van  ’t  toppunt  zijns  geluks  is  afgerukt,  
 en  uit  de  overvloejing  van  alle  vermaak ontzet. 
 Maar op  dat wij  voor Uwe  Edele Hoog-Achtbaarheden, door een  
 te  ruime  vermeijing in  ’t Aardgewas  en  zijne  Vruchten  ,  niet  fchijnen  
 van ■t  ftuk  te dwaalen,  en de paaien  eener Opdragt te  overfchrij-  
 den  ;  binden we  ons  in ,  om  iets  van  ’t  Boek,  dat wij  Uwe  Ed.  H.  
 Achtb.  hier,  onder  ‘t  opfchrift van Naauzvkeunge Befchrijving der Aard-  
 gezuajfen,  enz.  onderdaniglijkft  aanbieden,  en  van des  zelfs  Schrijver  
 te  melden ;  gelijk  ook welke  reden  ons  voornamentlijk porde,  
 om  Uwe  Doorluchte  Naamen  op  d’ingang  dezes Werks  te  ftellen:  
 waar toe wij  Uwe  E.H. Achtb.  noch een weinig  tijds en  geduld,  op  
 ’t  gedienftigft,  afvergen. 
 t  Boek  durven we  onbefchroomdelijk  zeggen,  is  een  Pronkftuk 
 *   3  onder