
 
        
         
		4X1  B eschryving der K ruyden, B ollen  en  B loemen| I I I B oek,  ^ 
 moet  men  al  de  Hoofden  van  binnen  uythoolen ,  en  
 Wat on-  van  hare Herten beroven»  Als men  nu Zaad van  haar  
 trent de  gewonnen heeft, verftervenze  alle.  Worden  derhalven  
 raying  en jecje r  ^  m cc  een   afgaande Maan  van Maert, (o f ook  
 tin l ia '  wel  in  Auguftus,  om ze  vroeg in  de Zomer  te mogen  
 achcgeno-  hebben )  op nieuws gezayd  ,  en  met  de  zelve Maan,  
 men moet jn  laatfte van  September rtfee voeten  van malkander  
 wor  en.  aan  to p p e n   in  gemaakte  kuylen  geplant  zijnde  ,  
 in  April  hoog  aangeaard ,  op dat ze  van de  Wind  niet  
 om veer geflagen,  ook  hier door dies  te beeter worden  
 mogten.  Want deezer wijs  fluytenze  zich  dies  te be-  
 quamer, en bekomen  een aangenamer fmaak;  ook groo-  
 ter  Hoofden,  inzonderheyd  wanneer ze  in  ieder Voorjaar  
 worden  gezet  in  een  andere  grond,  o f  e a n d ig e   
 plaats,  die zes,  zeeven o f  agt  jaren onbebouwd,  f t i l,  
 en  zonder Vrucht-voortbrenging  heeft geleegen,  doch  
 nu op nieuws omgefmeeten,  en  wel  gemeft  is  geworden  
 ;  al  was ze  anders  gantfeh  liegt.  Ondertuflchen  
 moet men wceten,  dat het Zaad van Savoyfche Kool in  j  
 Aanwin-  deeze Landen niet langer  dan  een  jaar goed blijft.  Moet  
 ning.  derhalven  t’elkens uyt  warmer  Geweften weer overgezonden  
 worden.  O m ’er  hier  Zaad  van. te  winnen  ,  
 neemt men de Planten teegens de Winter met de geheele  
 Wortel op, men bewaard ze binnens huys,  en men  zet ze  
 in  het  Voorjaar weer in de aarde;  doch  in  zijn  geheel,  
 en niet uytgehoold. 
 Witte en  De  B rass ica  c a u l ir a p a   ru.bra  e t   alba ,  o f   
 roode  ovitte en  roode Raepkool,  van  een  aardige aanfchouying, 
 Raapkool.  moet  0ok in de gemeldde luchtige  plaats,  grond  ,  tijd  
 en Maan,  doch niet  in  den Herfft,  gezayd en  verplant  
 zijn.  Verdraagd ook fterke koude.  Bloeyd in  de  tweede  
 Zomer,  en  krijgt in  onze Geweften  volkomen rijp  
 Zaad',  het welk dagelijks word bevonden  goed  te  zijn  
 en  te blijven. 
 Bloem-  De B rass ica  c a u l i   f l o r a ,  in  het Nccderlandfch  
 kool,  en  genoemd  Bloem-kool,  is de  befte  van  alle,  en  ook  in  
 een* zon*  “ eeze  Banden  aldermeeft geagt.  Zij  bemind  een  goe-  
 derlinge  d e ,  zandige,  luchtige aarde ,  met  twee-jarige Koeye-  
 aarde zy  en  een-jarige Paerdemift genoegzaam voorzien: ook  een  
 begeeren.  wel-geleegene plaats,  die vier,  zes,  o f  agt jaren  te voren  
 leedig  heeft gelegen,  zonder  eenige Vrucht te  dragen. 
   Indien men deeze geleegentheyd niet heeft, moet  
 men  de  aarde  v ijf  o f  zes  voeten  diep  óp  nieuws  om-  
 fmijten  ,  en  het  onderfte  boven  gelegt worden,  daar  
 ze  de  geheele  Zomer  rondom  aan  alle  zijden  van  de  
 Zon  geraakt  en  befcheenen  kan  zijn.  Hier door zullen  
 ze  boven  alle  andere  voorlpoedig  groeyen,  en  in  
 grootheyd uytfteeken. 
 Bloemen  Zij  begeeren  tamelijk  veel Water.  Geeven  aange- 
 Zaad,  name  Bloemen.  Verdragen de koude der Winter;  in-  
 doch in  zonderheyd  als  ze  noch  geen  Vrucht  gedragen  heb-  
 ondien-  ' ben.  Brengen  ook  gemeenlijk in  het  tweede  jaar rijp  
 ftig.  Zaad  voort  ,  en vergaan  daar  mee.  Do ch  dit  Zaad  
 bevind  men  in  deeze  Landen  ondienftig,  om  weer  
 gezayd  te  worden,  vermits  men  daar  van  noyt goede  
 Vruchten  ziet. 
 Moet uyt  Men moet derhalven  t ’elkens  varfch  en  goed  Zaad  
 Italiën ge-  uyt  Italien  bekomen  ,  het  welk  in  ieder  Voorjaar,  
 worden  met  cen  volle  Maan  van  M a er t,  op  een  zeer  warme  
 plaats,  door  een  Muur  o f   Heynig  bevrijd  voor  alle  
 koude Wtnden 3 wel voorzien met een-jarige Paardemift,  
 gantfeh hol  en  luchtig,  ook  niet  diep,   bij  Korlen  in  
 gezet o f  gezayd moet zijn. 
 Wat on-  Als nu de hier van voortgekomene jongen  een vinger  
 trent de  hoogte  zijn  opgefchooten,  moet men ze  op  neemen  ,  
 varfdeeze  d °or  middel van  een  koopere  o f  blekke  Boor,  zulker  
 foórt waar Wijs,  datze  in  het geheel,  met de aarde aan hare Wor-  
 te neemen tel blijvende,  worden  uytg eligt,  en  met  o f   ftraks  na  
 ftaat.  de  vólle  Maan,  weer  g ezet,  zonder  datze  deeze  verplanting  
 gewaar  worden  ,  m  de  voorheenen gemeldde  
 luchtige,  en  aan  alle  zijden  ter Zon geleegene  plaats,  
 ieder jaar  met  verandering  van  aarde.  Indien  het dan  
 niet reegend,  moeten  de Planten met een weynig Ree-  
 gen-,  maar gantfchelijk niet met Put-water,  waar door 
 ze  komen  te  krullen  ,  van  boven  begoten  zijn;  doch  
 daar  na  niet  meer,  op  dat ze  niet  boven  hare  Wortel  
 verdierven.  Dus  zullen ze  .zonder eenige ongeleegent-  
 heyd  voortgroeyen,  en,  wanneer ze  jaarlijks  verandering  
 van  grond  bekomen  (welkeze  begeeren  en  haar  
 gegeeven  moet  zijn  )  fchoone,  zeer  heerlijke  Bloemen  
 boven alle andere;  anders kleyne en  onaanzienlijke  
 . vóórtbrengen. 
 Men zayd ook het Zaad deezer Bloem-koolen met o f ?m tref.  
 .ftraks na de volle Maan  van Auguftus,  in Zeepvaatjens, y  ■  
 o f  houte  Bakken  ,  tamelijk  hol.  Deezé  onderhoud t c ö ?   
 men  ’s Winters binnens hüys op  een  zeer luchtige plaats,  * 
 zoo  veel  mogelijk  is  bewaard  voor  de  warmte  des  
 vuürs ,  flegts met  een weynig vochtigheyd;  vermits ze  
 anders  lichtelijk verrotten.  In  de Maand Maert,  met  
 de  gemeldde  Maan,  verplant  men ze  in  de aarde,  gelijk  
 de  zelve  hier boven befchreeven is,  en met  de gedachte  
 Boor uyt het  Zeepvaatje  ,  o f   de  houte Bak geboord. 
   Dus  krijgen ze  in de  Zomer goede  en wel gefie 
 ld e   Bloemen. 
 Heeft iemand luft,  om ontrent het laatfte van May, Middel,  
 o f  h e t  begin  van  Juniu s ,  in  zijnen Thuyn boven  m a -om vroe*  
 ten  groote en  heerlijke  Bloem-koolen  te  zien,  die fteeke  
 het  Z a ad ,  varfch  en goed uyt  Italiengt komen,  metkend-  
 ,de hand,  hol  en  lu ch tig,  .een  o f   twee  ftroobreedteOlijke  .  
 diep,  teegens  een Heynig,  o f  Muur,  in  de aarde, met'^®'.  
 een  volle Maan  van Februarius o f  Maert.  Deeze g ro nd  winnen.  •  
 moet  nergens  uyt  beftaan,  als u yt twee-jarige K o ey e-  
 m ift,  ruym  een  voet  dik  gelegt,  en  daar  over alleen  
 een  w e y n ig   aarde  geftroyd.  Wanneer  nu  de  Planten  
 een  vinger hoogte zijn (opgefchooten  ,  zoo  verzet z e ,  
 een weynig  voor  ó f   na volle Maan ,  met  de  voorheenen  
 gemeldde  "Boor  op  een  allerzijds  Wel  ter  Zon  geleegen  
 Bed,  op de zelve wijze  ,  met  twee-jarige Koc-  
 yemift wel voorzien;  zoo zult gij met zonderlinge ver-  
 luftiging  ongemeen-voor treffelijke  Bloem-koolen  aan-  
 fchouwen.  '  .  '  . 
 W il iemand deeze,  en ook andere jongePlanten  
 vrijd  en onbefchadigd  zien  van  Aardvloyen  en  vernie- doenltaat  
 lende Rupsen,  die  handel op volgende wijze. 
 Neem een weynig varffche  Paerdemift ,  en  dóe  dieom  dc  
 in  een  Glas.  Leg daar op  zoo  veel  Zaad  als gij  wilt, ^  j ’er  
 en  giet’er  Zalpeeter-water  over;  te weeten  ,  R ecg en - fp0Cliig«  
 water,  waar  in  twaalf,  o f  pok  geheele  vierentwintigdoen  
 u u r e n   lang een weynig Zalpeeter  heeft geleegen.  Z oo voort'co"  
 veel  van  dit  Water  moet'er  opgegoten  z ijn ,  dat  het  
 Zaad  daar  van  ontrent overdekt is.  Stel dan het Glas  
 een weynig in de Z o n , zoo zal het Zaad fehielijk zwellen  
 ;  daar na beginnen  te  kijmen  ,  o f  te  barften.  Als  
 gij  dit zie t, zoo neem het u y t : fteek  het op de;gemeldde  
 warnre plaats,  op de gedachte tijd,  en  met  de  genoemde  
 Maan,  een  ftroobreedte  diep in  de aarde,  elke  
 Kool  bijzonder,  een  handbreed  o f  wat meer van malkander. 
   D e k ,  wanneer het koud is,  de bezayde plaats  
 met  een  weynig  ftro o ;  b zoo  zal  het  fpoedig  Voortkomen  
 ,  en  ongelooffelijk-haaftig  aan g ro e y e n .  In   
 drooge  dagen  moet  g ij1 het zomtijds met dit volgende 
 Water  bngieten. 
 Neem een weynig Duyvenmift;  defgelijks  een wey- jfeiSj  
 nig  ( o f  zooweel gij van  ieder w ilt)  Schapendrek.  Doe l|pj&  
 het in  een Glas;  zet het in  de Zon,  en  giet’er Reegen- voorAari*  
 water op;  zoo  zal  al de kracht uyt de Mift in  het  Wa-  
 ter trekken.  Giet het daar na weer af;  en  doe daar bij Rup  
 een weynig'van  het gemeldde Zalpeeter-Water.  Begiet  
 daar mee de opgekomene jonge Planten  ;  het  zij  datze  
 alreeds  verzet  zijn  ,  o f  noch  verzet  zullen - worden. 
 Hier door zullen ze niet  alleen  veel  eerder Bloemen vóórtbrengen  
 ,  maar  ook  noch van Aardvloyen ,   noch  van  
 Rupsen en  ander dierlijk ongediert,  befchadiging lijden.  ^ 
 Boven dit alles diend men noch  te weeten  ,  darmen fcholl.  
 in  het  volgende  jaar  op  de  zelve  plaats,  daar -deezé v/jng<  
 Bloem-kool g e fta a n   heeft, geen andere weer mag planten,  
 maar ieder  jaar moet men’t doen  in  een  nieuwe varflene  
 ,  grond.  Do ch indien men daar  Turkfche  Boonen,  P*- 
 4 xj  .  •  K ool.  A ardnooten. 
 >  ° f  <Ji*rgelij ke  Vruchten  zayd  o f  plant >  mert  
 zal  bevinden,  datze  zeer  goed  en  wekfragende  zul-,  
 len  worden;  inzonderheyd  als  het  gefchkd  met  een  
 afgaande Maan. 
 k r a c h t e n . 
 ft/ ht. Ufo  \   k k   fo r ten   van Ko of  ó f  Braffca,  zijn verwar*  
 Wfojt '.  mende  en  verdrogende  in  den  eerften * graad; 
 i j i - i l   A   •*daarbeneevens  afvagende  ,  verzachtende,  hee-  
 md-1' 11 ‘ jende; .en  te  gelijk  Wat  fcharp  van  aart.  Doch  lang  
 | ’7‘  gekookt,  daar, na geparft zijnde,  en dus hare Zalpeete-  
 rige natuur in  ’t Water afgelegt hebbende,  zijn ze  zeer  
 koud,  en droog in  den  zelyen  graad.  
 miofc. I l '  De Koof  inzonderheyd dê  roode Sluytkoof o f  Braf-  
 {,446.  fica  capitata  rubra,  rauw,  als  een  Salade gegeeten,  is  
 goed  teegens de gebreeken der M ilt ,  de brand  van  de  
 Maag} de  bee'Oende Leeden,  en die een  donker  Gez,icht  
 hebben.  Voor de Maaltijd gebruykt, verhinderd ze de  
 dronken-wording.  Na den eeten genuttigd, neemt ze de  
 drorikenfehap  wech. 
 1 7.  'De  Bladeren op de Bloedvinnen  en andere gezwellen  
 . t.3  gelegt,-verzachten  de  zd v e ,  en  doen ze  doorbreeken.  
 momc. 1. 1. Qp  He  Schurftigheyd  en  Roos  gedaan  ,  doen  ze  deeze  
 K /w  /.1. qualen  verdwijnen.  '  Op het Hoöfd gelegt,  verhinde-  
 Utrm. u  ren ze dt uytvalling des Hayrs.  In de Mond geknauwd,  
 en het Zap ingezwolgen, maakt een goede helderefiem.  
 f t   Gèftoten,  en zoo op Zeer en o f  Wonden gelegt,  genee-  
 zenze  de  zelve. 
 ■ fówir.  In Water,  o f  ander Nat gekookt,  en  te zamen met  
 T ‘ CB  dit Zap gegeeten, opend het Ligchaam: geeft overvloe-  
 èltrl'.rat. %  WÈ  ^er Vrouwen Borften,  en  drijft het Water  
 der Blaas af.  A l te veel  gebruykt,  o f  tweemaal opge-  
 ftoofd, is voor een zwak Gezicht ondienftig.  Maakt ook  
 grof Bloed;  belet de Slaap,  en verftopt  het Ligchaam.  
 ftwnf.  Kool met  zijn  eygeri  Zaad  en  een Hoen gezoden,  
 geré./o/.  en dikmaal deeze koft gegeeten, is goed'voor uytteeren-  
 ■   de,  graveelige,  en  leeverzuchtige Menfchen. 
 ftnf4/w.  Het eerfte Mat •,  daar de Kool ingezoden  is geweeft,  
 W   m  of het  uytgeparftte  Zap  van  de  Kool,  met.wat  Zuy-  
 B   ^  her  vermengd ,  verwekt  de  Maandjlonden  :  verdrijft  
 den  Hoeft;  maakt Stoelgang:  -verzacht  en neemt wech  
 het tuyien en z,uyz,ender O oren, daar in  gegoten zijnde.  
 !m  iao. Met Wijn gedronken,  geneeft  de  beeten  der Slangen  :  
 t   zuyverd alle vuyle gezwellen en wonden: ook het Hoofd,  
 in de Neusgaten  opgefnoft;  en neemt wech de gebreeken  
 der Zenuwen. 
 | F ct-  l'fo  Het gediftilleerde Water van  Bloem-kool,  o f  BraJJiea  
 Stmp.fac.  cauliflora,  *s morgens  nuchteren  gedronken,  doodde  
 B   Wormen,  opend  het  Ligchaam:  geneeft de beeten  der  
 dolle Honden: belet de dronken-wording bij  het  drinken,  
 en verdrijft de vlakken,  Jproetelen,  en  andere  onzuy-  
 verheeden van de Huyd. 
 Het  Zaad  in  Wijn  o f   Meede  gezoden,  en  het  
 vel  daar  mee  gewreeven,  o f   daar  van  gedronken  ,  
 heeft  de  zelve  kracht. 
 XCVI  HOOFDS TUK. 
 a a r d n o o t e n . 
 l^amen'  ^lant,  in het Meederlandfch dus 
 V   '  genoemd  ,  word in 't  Latijn geheeten 
 Êm  W   B ul bo ca st an um ,  om dat hare Wor- ^ 0   fik een Knobbel,  o f  B u l bu s , een  Bol, 
 M a w i g  en  van  fmaak een C astanie gelijk is :  
 ook wel  B unium  a ^t iq^ o rum ,  o f   
 unmm  der Oude:  in  het  Hoogduytfch E rdnusz ,  o f   
 Rdkasten  ,  welk  laatfte woord zoo  veel  als  Aard-  
 ajtameT>eteekend ;  en  in  ’t  Italiaanfch B u lbo cAsta-  
 NO ,  o f  C astagnê  A g r e st i. 
 Pdcr'  t.  an  c*eeZe  zijn  mij  in  haren  aart bekend geworden  
 ee  zeer  veranderlijke aardige  foorten;  te weeten t 
 B rYÖMÉ.  RiEÜTGRAS.  414 
 I.  BtriBöcAStAN'ulu  Vü lGaréj  éfgeméëhè Aard-  fcheydéné  
 noot',  en  I I.  B u l b o c a s t a n u M  a p t i   f o l io   m a - foorténi  
 ju s  ,  Op groote  AarUmot  met  Bladeren  van  Peet er-  
 zely.  Zijn beyde niet  van eeven de zelve  Oueckjng  en  
 Waarneemimg. 
 Beyde  eevenwel  beminhenze  éen  góede;  gemeehe; 
 Zandige  aarde,  matig  voorzien  mét  oude  twee-jarigé  
 I  Paerdemift*  een opene en wel-geleegene plagts,  ook  tamelijk  
 veel  vochtigheyd.  Blijven eenige jaren  lang irt  
 het  leeven.  Geeven ieder Zomer Bloemen,  en  ook dê  
 raeefte tijd vólkomen rijp Zaad.  Konnen rcedelijk wel  
 de Winter-koude  uytftaan'. 
 Doch  het  Bur.BoCASTANüni  mAjus  folio  a p i I ,   Gtoote  
 ó f  groote  Aardnoot  met  Loof van  Peeterz.ely ,  als  de Aardnoot  
 teederfte van aait,  geeft niet als bij heete goede Zomers  Pec-°f   
 volkomen  rijp Zaad.  Verdraagd ook niet  zoo wel de tcrzcly*  
 felle  koude  der  Winter.  Is  derhalven  dienftiger,  dat  
 Ze  in  de  Wintertijd  binnens  hüys  gebragt  ,  op  een  
 luchtige-plaats gefield;  en ondertuffehen  ftegts met een  
 weynig  lauw-gemaakt  Reegen-water  van  boven begoten  
 ;  ook  niet  voor  in  het laatfte  van Maert,  o f  het  
 begin van April, nageleegentheyd van  de bequaamheyd  
 o f  onbequaamheyd  der  jaarstijd ,  weer  buyten  gezet  
 worden.  Men moet haar wachten voor te veel Water;  
 en  dekken voor koude hayrige Winden. 
 Worden  alleenlijk  aangewonnen  door  haar  Z a a d Aanwïfc-  
 *t welk  met  een'  volle  Maan van April niet diep word ning  doo^  
 gezayd  in  een  P ot,  gevuld  met  een  zandige  luchtige baar z,aa<1‘  
 grond;  gezet  óp  een  warme  plaats,  en  zomtijds  be-  
 fprengd  met  een  weynig  W a te r ;  zoö komt het.dies  
 te  eerder  voort*  Deeze  Planten  echter,  opgekpmen  
 zijnde,  geeven  niet  voor  het  tweede  o f   derde  jaai*  
 daar na hare eerfte Bloemen; want de kleynheyd der Bol-  
 worteltjens  vermag niet  de  zélve  eerder,  en  voor  dat  
 ze  fterk  genoeg  geworden  zijn,  voort te  brengen. 
 Van  een  ander  fïa g  van  A ardnooten,  gemeenlijk  Ander flag  
 ker genoemt  A aruakers  ,   zie  h et  voorga ande  L IX .  van ,Aard'   
 Hoofdftukj,  daar  van  twee  onderfcheydene  foorten  der  nootcn*  
 zelv e   w o rd   gehandeld. 
 K R A C H T E N . 
 D E  Aardnooten,  o f  B ulbocaftanum,   zijn warm  en Eurantei  
 droog  in  den  eerften  graad ;  ook  een  weynig  
 . t e . zamen-trekkende,   en  openende van aart. 
 Het  Zap  der  Bladeren  met Wijn  gebruykt,  o f  de  
 Bollen  in  Water  gezoden,  o f  ook  de  zelve gebraden,  
 zijn  zeer  goed  voor  de‘  geene,  welke  BloedJpouwen,  
 o f  pijfen'.  voor die  haar Water niet konnen houden: voor Lobel.Ltl  
 die deTeering hebben:  door een hooge val,  o f  anderer^’  
 w ijz e ,  inwendig  ver zeerd  zijn.  Verfterken  ook  de  
 Maag,  en geeven goed voedzeh 
 Het  Laad  is  warm  en droog  in  het  begin  van den Diofc. 1.4.  
 derden  graad.  Het  zelve^geftoten,  en  een  Drachma  q  
 daar van met Wijn  ingenomen *  neemt  wech  de  ver- Mej.Stmo.  
 ftoptheyd  van  de  Blaas,  Nieren  en  Milt.  Is  goedfac.6.  
 voor  de  Lendenen.  Doed  het  Water  der  Blaat  lof-  
 fen:  jaagd uyt de Nageboorte;  en verwekt de Maand-  
 ftonden. 
 X C V I I   H O O F D S T U K * 
 B  R  Y  O  N  I  E. 
 a le t  alleen  in  het  Neederlandfch  düs ,  Verfchey. 
 maar ook van zommige  wilde W yn- dc n*racn*  
 gaard  genoemd,  word in het Latijn  
 geheeten  B r yonia  :  in  het  Hoog-  
 duytfch WIlder  Z itw e n ,  T éuffel-  
 kUrbs  ,  Z aunrubén  ,  en  St ic h -  
 Wü r t z   i  in  ' het  Franfch  C oLu b r in e   ,  en ;C o u -   
 leuree  i  in  het  Italiaanfch  v it e   B ian c a   ,  en  v i-   
 te   N erA* 
 Hier