X I . S eraphiqtje , met een bonte Bloem> X II. Een
wit en rood gevlamde, welke ik zelfs heo aangeteeld,
waarom hij ook van veele word genoemd d e g e v l a m d
e v a n M u n t in g : en dan noch meer andere; al te
zamen van de zelve Bouwing en Waarneeming, zoo wel
als van eenerley teedere Natuur. Moeten derhalven op
de volgende wijze zijn behandeld.
Hoedanig Neem een Bedde van uwen H o f Zeer warm , voor
te quee- a]je k0U(fe Koorde^ en Oofiewinden genoeg befchut> en
kca* zonder eenige verhindering vlak voor de Zon open leggende.
Maak’er een Zonnebakj&\ teweeten: befchiet
het rondom met houte Deelen , zoo dat het achter ontrent
twee voeten, voor ten naaften bij een halve voet,
Bereyding wat meer o f minder, hoog word gezien. Maak daar
van een 0p twee o f drie houte Lujken o f Fenfieren, na gelee-
Zonnebak. th , vari jgg \ Q gepaft: welke men voorReegen
en Vorfi toe doen, doch bij goed Weer, en als de Zon
Jchijnd, weer open zetten kan. Graaf hier na het
Bedde diep u y t ; en doe daar onder in, ter hoogte van
twee voeten , varffche , warme Paerdemift, digt op
malkander getreeden, of geftampt, zonder dat er eeni-
Grond, g e aarde onder geraakt. Neem dan twee deelen Veenkoe
toe aarde ; twee deelen Mol van verrotte Boombladeren ;
tengten deelen gemeene grond , waar op in ’t voorgaande
jaar niets met allen heeft geftaan; zes deelen gro f zand;
vier deelen twee-jarige kleyn-gewreevene Koeyemift;
twee deelen twee-jarige en tot aarde gewreevene Paerde-
niift, en drie deelen een- o f twee-jarige Hoenderdrek;
al te zamen genoegzaam en kleyn door malkander ge-
wreeven, ö f gemengd.
Hoedanig Leg van deeze dus bereyde grond-(welke men een
tehande- tjjd lang te vooren moet^doen gereed maaken, ook nu
lenftaat en cjan eens iaten omfmijten) over de gemelde Paerdemift
heenen, ruym een halve voet hoog: daar op weer
een ftroobreed hoogte Zand, daar geen„zoutigheyd bij
is; o f half zand, en half flegte magere grond onder een
gemengd. Zet er de Bolletjens van deeze foorten op,
wel droog, en niet eerft in eeriige vochtigheyd geweeft
hebbende; in de Maand September, in t laatft van
0 ft ober, o f 't begin van November , ftraks na volle
x Maan, een halve voet van malkander; ook wel in Fe~
bruarins, o f in M a er t, na geleegentheyd van de tijd,
om tweemaal ’s jaars te hebben; alhoewel t zoo goed
niet is als in den Her.fji; vermitsze dan niet zoo veel
afz,etz>els, o f jongen , aan hare Wortel voortbrengen ;
ondertuffchen eevenwel ook in een ander opzicht zoo
veel te beeter, wijl’er dan minder gevaar van felle Forfi
o f Sneeuw te verwachten ftaat. '
bij de in- Stroy dan eeh duym breed hoog van ’ t zelve zand,
lcgginS o f de gedachte flegte gemengde zandaarde, daar over heenen
: daar op al weer een. duymbreed hoogte van de
men de Fenfieren weer voorzichtig to e ; en men be- treffelijke
legt ze boven, defgelijks rondom , met warme Paerde- Bloemen»
m ift; en daar over heenen dik met ftroo, op dat de
Sneeuw zoo weynig als mogelijk is door mogt komen
te dringen. Om Yt welk noch meer te verhinderen ,
zeer dienftig is* dat men eerft een h air en kleed onder de
Fenfieren legt.
gemelde goede grond, doch niet meer. Want dieper
mogen ze niet leggen, op datze niet quamen te verrotten.
Zouden dan ook zomtijds dies te minder Bloemen
geeven: maar twee duym diep gefield zijnde, krijgen ze
veel afzetters o f jongen.
der Bollet- De Bollen dan dus in de aarde gebragt zijnde, wor-
jens,- Jen terftond, om niet te veel Water te ontfangen, met
de gemelde houte Fenfiers overdekt; niet alleen in deeze
tijd, maar ook vroeg in ’t Voorjaar, vermits ze de
nattigheyd ongeerne verdragen. Echter niet digt toe,
maar ten halven, o f wat meer, open; met houtjens
onderfchoordzijnde, op datze de Lucht en Zon, welke
haar en de aarde zeer dienftig is , genieten mogen.
OndertulTchen eevenwel, als ze eerft varfch gezet zijn,
konnen ze voor de eerftemaal wel een weynig van boven
neervallend Reegenwater lijden: doch daar na niet
en de ver- meer. In de Maand Maert mag men de, Fenfieren ge-
deraan- heel open ftellen, of'gantfchelijk wechneemen; inzon-
quee mg ’t niet veel meer rijpt, o f dat’er geen fterke
winden wayen. Want als ze in Knoppen, o f geheel open
fiaan, konnen ze de zelve niet wel, maar dan wel veel
Reegen verdragen.
deezer Als nu in de Winter de Vorfi fterk aankomt, doed
Deeze zeer fchoone Bloem vergaan , de Bladeren Tijd der
geel geworden , en verwelkt zijnde, neemt men de
Bollet jens u yt de aarde o p , zonder die langer te la- &
ten leggen; anders zouden ze verrotten; en men bewaard
ze op een drooge plaats, ter tijd t o e , dat ze
weer ingezet zullen worden. Hier op'moet men wel
nauw en zonder eenig verzuym letten.
Indien het gebeurd, dat eenige Bladeren, buyten Verder-
tijds, geel beginnen te worden , zulks is een tee- |j||||g|
ken van verderving; inzonderheyd als z e , wanneer men men,
maar zachtjens daar aan trek t, terftond volgen. In
zulk een geleegentheyd neemt men de Bollen o p ;
men zuyverd haar van de verrotting, en men legt ze
in droog zand, tot datze de aarde weer bevolen zullen
worden.
Onder deeze foorten van Bloemen worden ook en- Enkele
kele een-verwigey zoo wel als bonte, gevonden, wel- eeJ1-ver-
ke alleenlijk in onze Geweften Zaad té voörfchijn
brengen; ecHter zelden volkomen rijp. Worden der-ning.
halven aangewonnen .en vermeenigvuldigd enkelijk door
hare aangewalTene jonge Bollet jens, welke men bij de
opneeming van de oude afdoed, en te zijner tijd weer
in de aarde legt.
Indien iemand ongeneegen was , de moeyte te doen, Andere,en
van de gemelde Zonnebad te laten maken; o f zoo veel bc3“amei
Bollet jens niet had, dat het zoo veel omflag waardig w,Jze
ware, kan de zelve met o f ftraks na volle Maan van
November o f Februarius zetten op een goede luchtige
plaats, o f Bedde; in een goede zandige, ook
met e en -o f twee-jarige Koeyemift; o f verteerde, uyt-
gedroogde Menfchendrek welgemeftte grond ( vermits
zé van naturen een vette aarde begeeren) buyten in
de opehe vrije L u c h t , een d u ym -o f twee vingeren
breedte diep. Hier ontrent moet men zich dragen na
tijds geleegentheyd, en wanneer meiTbeft -iïi de aarde
kan komen. Over de ingezettede heeft men flegts omdeBol-
vsufiroo te dekken, en daar over weer een Vlafihmat “ “ ,e
gebonden, om daar door a f te keeren ’t Sneeuw-wa-?
ter, ’tw e lk haar zeer hinderlijk is, en verderft: waar
teesens dc Vcrjt, hoe fterk die ook zijn mogt, i e Bollet
jens niet kan befchadigen. 1 O f óók, men behoeft
alleenlijk Run u yt de kuypen der Schoenmakers > ter
hoogte van twee o f drie vinger breedte, .daar over te
fmijten, wanneer ’t begind te vriezen ; en dan de zelve
dus ongerept te laten ftaan, tot in de Maert, wanneer
’t goed Weer begind te worden.
O p deeze wijze behandeld, zullen ze veel meerder, en veel
ook heerlijker en grooter Bloemen voortbrengen, als
de geene, welke in Potten , boute Vaatjens , -of ook te j oc(l |
zelfs in een Zonnebad, geplant z ijn ; en afzetters ge-dragen,
noeg bekomen : inzonderheyd als men de Rtm daar
op laat leggen tot dat ze uytgebloeyd hebben: vermits
de zelve de grond vochtig houd ; ’t welk deeze Ra-
nunculi, o f "Boterbloemen, zeer aangenaam is-. - - Want
bij een droog Voorjaar geeven ze weynige, en ook
kleyne Bloemen, Mogen derhalven wel in zoodanige
droóge tijden dagelijks met Water worden'begoten,
’t welk haar op geenerley wijze kan fchadelijk vallen.
Doch als de Run daar op blijft, kan de grond niet ligt
uytdroogen. t
D e R an uncu lu s arvensis e chtnatüs, ofJlee- Steekt«
bende Boterbloem , voortkomende op Grasachtige
plaatteen, blijft niet langer dan eene Zomer in t lee- voorIk0-
ven. G e e f t , op een bequame plaats gefield zijnde, mende op
en zomtijds met Wïter voorzien, in den Herfjl vol-
komen rijp Zaad -, ’t welk ieder Voorjaar, met een P
waffende Maan van Ma ert, weer op nieuws de aarde.
1 i - moet
moét aanbevolen zijn* Komt ook wel van zelfs genoeg
op door het uytgevallene Z a a d . Alleenlijk hier
door konnen ze aangew onnen en verm een ig vu ld ig d wórden.
- *
Atflndere* A l * 3nde1'e foorWn> R a n ü NCULUS AtJTuM-
foorten N A t is L u s i t a n ic o s , o f P ortng a lfch t M e yffi-B o ter-
™ Boter- b lo em , z o o w e l met een enkele als dubbele B lo e m :
bloemen. r o L io P l a n t a g in i s , o f m e t Bladeren v a n Weegbrees
D u l c i s T r a g i , o f sooete B oterbloem v a n H ie r o -
n vm u s T r a g u s : E u l bos i s , o f th tt een B olvtortel:
A p o n in u s ,Bi p o l iü s , o f Italiatm fche twee-o-gebla-
derde Boterbloem v a n de B erg A p e tm n t F I am m e ö s
« J O B ET M i fto « , o f grttote en k k y n e brandende Boterbloem
: N iv e u s A n O l ic u s , o f S n tm w -w itte E n -
gelfche Boterbloem : R a d ic e G r u m o s a fo l io r u »
T A , o f m et een knobbelige W ortel en B laderen v a n R apte
: L a n u g in o s u s a n Gu sT i f o l iu s ' g r u m o s a r a d
i c e , o f m e t een knobbelige W o rte l, en lange, fm a lle,
w olachtige B la d e re n : G lobo sus , m et c en fch o ö iie,
g e e le , ronde 'B loem : Se p t e n t r ió n a l ï s , o f B oter-
bloem u y t de N oorder-gcw eften; en dan noch veel meer
andere, blijvenlange jaren in *t leeven : geeven zelden
volkomen rijp Z a a d : verdragen, buyten ftaaiide , de
W inter-koude zonder fchade,; ook veele-vochtigheyd.
Beminnen een goede, gemeene, zandige aarde, met
_ twee-jarige Koeye- en Paerdemift genoegzaam door-
ntagTa* ™eng t: ° ° k een vrije, wélgeleegenè plaats. Verliezen
s W in ters haar L o o f: ’t welk in de M a e r t weer te voorschijn
komt. Worden alleenlijk aangewonnen en v er-
m eenigvuldigd dóór hare aangegroeyde W o rtelen : welke
men met een waflèndè Maan van M a e H o f A p r il van de
oude afneemt, en verplant.
fcheBoter- De K anunCulus A foninus BiFOLtus , o f Ita -
bloem vaiï ^,M nf c^ e Boterbloem v a n de B e rg A p e n n in , geeft uyt
de Berg een eevendraehtig-ïafige, dikke, bleek-bruyii-verwigc,
Apennin. van binnen w itte,'d é aarde doórlöjïendè, en met fter-
ke veescelen vóórziene W o rte l, èën éenige'} tamdljk-
Stéeh I Wéek-groêne, Zes vingeren bïeed hoog opfchietende
S t e e l op wiens bovenfte twee B la d e re n ,
met hare Steelen onder te zamen gevoegd , gelijklijk
voortkomen, zijnde ieder v ijf vingeren breedte hoog,
en^derzel en Zeeve\ v™g” en breedte lang, doch rondachtig van
vêr ge- : *n v>jf> doch meeft in zeeven, groote en bree-,
daante. de deelen gefneeden; boven , o f voor, op ’t breedfte;
en daar weer gedeeld in tweeen | dóch niet diep ;
voor wat ipits; Ook hier en gintfeh eên weynig g eta
n d : donker-groen van v erw è , dóch lichtelijk ver.
anderende in een bleeke plekkigheyd; en onder bleek:
in ’t midden voorzien met Zèeven fchöone, dikke A -
d e re n , in ieder deel met T a kken oplopende. Ruften
op teedère , ronde , bleek-groen-verwige , twee vin-
ger-leedert lange Steelt je n s: tuflehén wélke regt in het
middefi een kort S te e ltje , een eenige vipgér lang, op*
"P- fch iet: Waar op alleenlijk een dikachtige Knop ruft ,
onder breedft; boven ftomp-fpits toegaande. - Welke
Sl n, ^aar ' n ^et ^aat®e van uipril en begiii van May opend.
ocm' Dan word gezien een Bleek- o f geheel-witte B lo em ,
rüym een halve Schelling in 't ronde groot, oöRhol
gefield, gelijk een kleyn knopje: gemeenelijk beftaari-
de uyt zés rOndachtig-toegaande B la d eren ; - meeft al-
Zaad i ' “ 1 ,midden een deukje. O o k in ’t mid-
onze Lan- ^en ,voorz‘en met eenige langwerpige geelachtigé vee-
dtn,;. ' teelt jen s. Als^e eenige dagen hebben open geftaan,
vergaan ze in haar zelven, zonder in onze Landen eenig
Z a a d te geeven;
s £ w - ê D c R a n u n c u l u s n iv e u s A n g l i c u s , o f
witte Bo- È J tte blngeljche Boterbloem , verdeeld z ich u y t een
terbloem. b lee k -bm yn Veetcelw orteltje in veele T a k je n s, meer als
een vo e t h o o g te opfehietende. A an de zelve groeyen
tame lijk -gro o te , donker-groene, in v i j f en meerder dee-
bladcre ' en 6 e(" eedefle > zéer ^ er'c ên diep-geaderde, o o k aan
cn‘ J e randen genoegzaam getandde Bladeren. Ü y t de
p u n ten neemen veele Bloemen t ’ effens haren oorfpTong,
ontrent z o o g ro o t als een ftu y v e r ; . geheel d u b b e l;
I beftaande uyt veele voor rond-toegaande Éladertjens,
van een aangename aanfehouwing. Lang dueren z e , Bloemen,
doch vallen eyndehjk op de aarde neer, zonder in onze
vjeweften eenig Zaad na te laren.
De foorten dér B o t e r b l o e m e n met K n o bBe l ï - Boter-
on Wo^LLHN, konnen o ok, e.even gelijk de AJia- bloemen
tifche, wanneer hare Bladeren vergaan z ijn, öpeeno-
men , en in een yarflche, nieuwlijks-omgefmeetene, en Wortelen,
op de hier boven verhaalde wijze welgemeftte grónd,
ieder jaar, met een volle Maan van September o f Ofte»
fter, weer ingezet worden.
K R A C H T E N .
Zó ó wel i t Bladeren als Wortelen van Boter- Durantet
bloem, in t Latijn Ranunculus, zijn brandend^ hifi,riant.
van aart, en heet tot in den vierden gfaad; der-fr‘ 'P ' , ■
halven ondienftig, ja gevaarlijk, om inwendig gebruykt M l i 7n
te worden; want zouden de menfehen al lagchende doen sallufim,.
flerven. *
De gemelde Bladeren geftotèh , en dan gelegt op JfuhjM.
Klieren, Krepiweeren, Bloedvinnen, en allerley andere-H' ,b' c' 8‘
weeringen ,doen de zelve doorbreeken. Verteeren ook; f r i f ' l' ''
en neemen wech de Wratten.
H e t Zaad van Bloemen in Spijs ó f D rank ingenomen
, doed de V ro uw en veel Melk in .hare Borden
krijgen. .
C C C C X X V I H O O F D S T U K . KRUYSWORTEL.
■
Ie t alleen in het Needertandfch'dus, Namen,
maar o o k van veele K Ru 'YskR'u tD ;
en G r in d k r ü y d genoemd. W o r d
in het Latijn gchedten SèNè c i o , en
ERiGERulwrin tHoogduytJih O r e u t z—
w u r t z , C r e u t Sk r a u t , en B a l d -- -
g r e i s z : i n ' t Franfch Sèn e s so n , o f D u Sene zo ns
in 't ïtaliaanfch Sl n e t io , C a r d o n c é l l O) S p e l u c -
c io s a , en Se n e t io n e .
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden vier Vier bit-
bijzondere foorten; namentlijk: zondere
I . Se n e c io v u lg a r is m a jo r , o f gemeen groot foortca‘
Kruyskruyd. II. V u lg a r is m i n o r , o f kleyn gemeen
Rruyskruyd. III. Se n e c io m a jo r t o m e n t o s a , o f
groot Kruyskruyd met rriyge , wollige Bladeren. IV .
Sen e c io f lo r e o d o r a t o , o f Kruyskruyd met een
riekende Bloem. A l te zamen zijn zé van de Zelve Bou-
wing en Waarneeming.
Zij beminnen allerley fïag van grond, ’t zij ge- Grond,
meftte o f öngemeftte. Hebben zoo lie f een openè,
vrije, luchtige, warme , of wel ter Zon geleégehe,
als een vochtige , donkere o f fchaduwachtige plaatsa
Konnen Veel Water verdragen , en vergehoegen zich
ook met Weynig.
Blijyen niet langer dan eene Zomer in ’t leeven. Zaad,
Geeven teêgens de Winter volkomen rijp Za ad , en
verfterven daar meê. Moeten derhalven met een waf»
fende Maan van Maert o f April in ieder Foor jaar weer
op nieuws, niet diep, worden gezayd. Komen o ok,
door de geheele Zomer, van zelfs genoeg voort van ’t
uytgevallene. Doch deeze, welke daq. geen Zaad bekomen
, konnen in de Winter ónbefchadigd overblijven;
en geraken in ’t tweede jaar tot hare volkomentheydi
Alleenlijk hier door konnen ze aangewonnen en vermee- Aanwin-
nigyuldigd worden. ning.
K R A C H T E N .
KRuyswortel, in het Latijn Senecio , o f Erigerum, X l jn_
heeft een gemengde kracht ; zijnde niet alleen e.f.
ver