
 
        
         
		6 t t   Z e e p o r c e llew -  H ondjesdraf.  S childdracende H edysarum.  Ó2 2 
 Ciarftenmeel  ?;«»• « f Garftenmeel  vveerrmmpennagrld  ,.   e»nn . op  de  Wonde» gelegt,  n  »  -   . 
 jj.  neemt’erdeïwtofwijTvan wech,  en doed dat'hr’ r Zuur  niet roeflaat.  Gelegt op de roode Qogcn, ’t uv/r Puur,  
 fomf earntd, eeren  dVee rbhiiattned   dveadne wn edcehs. Ligchaaflis,  drijft’er dé  
 firn.  l*°-  Dc zelve Bladeren gefloten,  en met Zout óf Honig  
 (^.eodem. vermengd ,  zijn  zeer  dienftig  teegens  het  Podagra,  
 bvrearznadc hvtaenn  ded e  “verharde  Zeenttwen;  verminderen  de  Poos. 
 Het uytgeparftte Zap der Bladerenloof het gediftil-  
 leerde water van de zelve,  hebben de zelve kracht. 
 .  CCXLIX  HOOFDS TUK. ZEEPORCELLEIN. % Et  deeze  naam  in het  Neederlandftch  
 mg .  bekend,  word in  het  Latijn gehee-  
 ,  ten  PoRTULACA  MARINA ,  of H a -  
 l im u  s  i  in  -het  Hoogduytjch  IMe e r -  
 ,  p o r t u l a c   5  en  in  het  Itaüaanfch 
 ■ Booraach-  I tig Zee-  
 | porcellein. 
 Pingf* 
 U. | , 
 p*(/oa, in 
 derHlijikeer   yloano ttzeijnn,  malisj : in haren  aart  bekend  drie veranL 
 .  H a l im u s ' a r b o r e s c e n s   ,  o £, Bitomachtig  Zee-  
 porcêllpin.  II.  V ö l g a r i s   l a t i f ó l iu s   ,  o f  gemeene  
 breed-bladerige  Zeeporcellein.  III.  A n g u s t i f o l iu s ,  'of fmal-gebladerde Zeeporcellein.  Niet alle zijn ze van  
 eeven de zelve Bomving en Waarneeming. 
 Echter beminnen ze  al te zanten, een goede,  gemee-  
 ne,  zandige,  en  matig gemeftte' grond;  een  wel  ter  
 -Zon  geleegene  plaats,  en  niet  te  veel  vochtigheyd.  
 Konnen  reedelijk  koude  en  andere  ongeleegentheeden  
 der  Winter  uytftaan.  Geeven  zelden ,  o f.n o y t,in   
 deeze Geweften eeni'g Zaad.  Worden echter genoegzaam  
 aangewonnen  en  vermteenigvuldigd door hare  op  
 de aarde leggende W e  Scheutjens: 'welke gemeenelijk,  
 met  een  weynig  aarde  bedekt  zijnde,  Wortel vatten.  
 Mgeento emeenn v, oellne  Mvearpalna nint. April worden ze’van de oude afHet  
 H a l im u s   a r b o r e s c e n s ,  of Boomachtig Zeeporcellein, 
   is  teederder  van aart.  Vrieftook;  buyteh  
 traande,  in de Winter lichtelijk dood.  Moet derhal-  
 ven,  met  een  Aprilfche  wallende  Maan in  een  Pot  
 gezet  zijnde ,  teegens  de  Winter  binnens  huys  ge-  
 bragt,  met  lauwgemaakt  Reegenwater  onderhouden,  
 fetne ldn iewt ovrdoeonr.  in  het  begin  van April weer buyten ge-  
 Blijft-,  gelijk  de  andere  foorten ,  ook  altijd  groen.  
 Geeft  nimmermeer Zaad.  Word eevenwel aangewonnen  
 en -vermeenipjuldtgd,  niet alleen  door hare  bij  de  
 Wortel uytwaflende  en  van  zelfs  Wortelen  fchietende  
 jonge Looten,  maar  ook  dpor  afgefneedene  Takjens ,  wetke  men  met  een  volle Maan van April in een Poré  
 een  kleyne vinger lengte  fteekt;  in een donkere plaats  
 bewaard,  en  gedurende de tijd van zés of zeeven wee-  
 «boneg zzaoammt ijds  met Water  begiet,  zoo  krijgen ze ge  Wortelen.  6 
 K R A C H T E N . 
 Zeeporcellein ,  of Halimus ,  
 warm  van  
 aart  ,  doch  met  eenige  
 niengd. 
 windigheyd  verfluykte  
 De  Bladeren  rauw  in  een  Salade  gegeeten  ;  ook  
 gezoden j  of in  Edik  gelegt,  gelijk  de  Agurken  en  
 '. ^PPere»  zijn  aangenaam en JiefFelijk van fmaak.  Verwarmen  
 ook ,  en  verfterken.de  Maag.  Verwekken  
 doen  gemakkelijk  Mater  Jofen;  verdrijvèn  
 f f )  krimping en andere fmert en des  liuyks. 
 ^ ez t ;.odgegeeten' geneezenze 
 De  Bladeren gekneufd,  en gelegt op Wonden,  vermatig  
 Lo^en,  en de Schmfthcyd,  bcydc  van  heeften A M .  
 en  menjehen,  heden en verdrijven de zelve.  Met Zee-1 17-e. n  
 mei  gekookt,  en  zoo  warm  gedaan  op het Podagra ,  
 veroorzaakt door koude, verzacht zeer de fmerten.  Ï R 
 Een Drachrna van het  Poeder der gedroogde Worte-  ai’.  
 WfflttWijo  of Honig-water  ingenomen ,  dóed  veel  1  
 Melb. in der Vrouwen  Borften  komen.  Verzacht  de S" m’ ‘‘  
 rboinmnmene ling en pijn des Lijft.  Geneeft de geene die van  gefcheurt3  oïgeejuetfl zijn. 
 WiEjne ng eDdrraocnhkrenna,  vWane hrkett  hZeat azedl vgee.pulvcrifeert,  en met  
 ccl  H o o f d s t u k . H O N D J E S D R A F. Y  veele wel bekend,  en  dus genoemt Namen,  
 ggb m ,hrt  Neederlandftch,  in  het  Latijn  ■  , 
 §  geheeten  H e d e r a   T e r r e s t r i s ,   o f   
 %  C o r o n a   t er r a s   :  in het Hoogdttytfch  
 G ü n d e l r a b e n .  o f   G r u n d r e b e n j   
 *n  h et  Ita lia a n fch   H e d e r a   t e r - 
 RESTRE. 
 Deeze  Plant  bemind  een  gemeene,  flegte,  ook Grond,  een  welgemeftte  grond : ’ liever  een  donkere  of fcha-  
 duwachtige,  als een vrije, welgeleegene plaats;  en veel  
 Water.  Blijft  eenige jaren in  ’t Ieeven.  Bloeyd vroeg  
 m  t: Voorjaar-,  en  geeft  rijp  Zaad.  Verdraagd fterke  
 koude,  en andere ongeleegentheeden der Winter.  Laat  
 noyt al de "Bladeren vallen.  Word aangewonnen, niet Aanwip  
 alleen door haar Zaad,  ’t welk met een waflende Maan nin£*  
 van Maert of'April,  niet  diep,  in  dé  aarde  moet ge-  
 legt  Zijn ;  maar  ook door hare voortkruypende en van  
 zelfs  Wortelen  krijgende  Scheut jens ■.  die  men zoo wel  
 miné dne e Zn ovmereprl,a naltse nin.  de Maert o f de Herfft, mag opnee-  
 k r a c h t e n . 
 H Ondjesdraf,  of  Hedera  terreftris,  is  heet  en Aart en  
 droog van aart,  zeer bitter van fmaak.  -  grta-uyk.  
 In Wijn gezoden,  en daar van eèn Roemertje Blaft. l. *.  
 gedronken,  of een halve  Drachrna,  of geheel Scrupel c- ,x6-  
 van  het  Pulver  der gedroogde Bladeren,  eenme dagen Gn"   *■ *'  
 achter  malkander  met  Wijn  gebruykt,  verdrijft  de  
 Geelzucht:  opend de  verftoptheyd van Leever en Milt.  337. 
 Helpt  de  geene,  die  van  de Heupenpijn worden  ge-  
 plaagd.  Drijft  af  het  Graveel,  de  Maandftonden ;  
 alk  vergif,  als 'men’er  op  zweet;  en doed wel  Water 
 kinHge, t dhoicerh  vnaine tg zeodoif tkilrlaeecrhdtieg W. ater heeft de zelve werDit  
 zelve  Kruyd  met.  wat  Diptamnus,  Betonie., Burmm  Gulde-roede,  Pyrola,  en Wortelen van Mee  in  Wijn bift.TLmt.  
 gezoden,  dan  daar  van  een Roemertje vol’s m o rg e n s 111'  
 en 's avonds (warm gemaakt,  en met Zuyker of Roo-  
 zen-honig verzoet zijnde) gedronken,  geneeft zeer wel  
 alle inwendige quetz,uren en wonden.  Is ook zeer dienftig  
 teegens het Podagra,  en de Steen der Hier en. 
 Het  uytgeparftte  Zap op de Wennen en Wratten ge- M, „ h , ,  ■  
 legt,  doed ze verdwijnen,  en afv'allen.  Is daarenboven r. i)S.  ’ ’  goed teegens de Tandpijn.  Met roeft van Koper vermengd, 
   geneeft de holle viortettende zaeren,  navoeren ,  en gaten,  daar op gelekt. 
 Het zelve Zap met Rijs  gekookt,  en  met  doyeren  
 van Eyeren vermengt;  dan zoo gegeeten,  verfterkt de  
 ■ Maag;  flopt ook de Buyk- en roode Loop. 
 De  Bladeren in Wijn gezoden,  en daar mee gewaf» Trams 1%,  fchen  ,  ook  gegorgeld  ,  'geneeft  de gezwellen  derf.8^  
 fo e i i  van de Mondt  van de heymlijke  Leeden :  en  de  
 Schttrftheyd. 
 CCLI