7 5 3 B e s c h r y v i n g d e r K r u y d e n , B o l e e n e n B l o e m e n , I I ï B o e k , 75:4
mcr allenxen verdorrende. In September nam ik de
Wortel weer o p , en verzette z e ; het welk ik door
ervarentheyd heb bevonden.de bequaanrite tijd te
zijn. .
k r a c h t e n .
Krachten T ~ '\ E Bladeren deezer Plant , en de Schors d a
deczer I WWortel, een weynig gekneuft, en op de bie-
Plaat, X — ' un der Slangen, adderen, Scorpioncn , en an-
derer giftige Dieren gelegt, trekken zeer krachtig het
vergif u yt. Staan ook het inwendige g if teegeii, in
Wijn gek oo kt, en zoogebruykt. Bewaren al de m-
wendige deelen des Ligcnaams voor zulk een ongelee-
gentheyd, inzonderheyd’t Hert, zo o dat het daar van
geenzins kan befchadigd worden.
en ge- Van de zelve Wijn ’s morgens nuchteren 't vier-
bruyklin dedeel van een pintje gedronken, o f ook van het
deGenees- Water ^ daar c(ecze Bladeren , o f de Wortel alleen,
ko“ft' een kleyn ha lf uur in gezoden z ijn , is zeer goed
voor de P e j l, qmde Lucht , en allerley hitsige
Koortsen. _ ,
D it alles vermag defgelijks de Wortel, gedroogd,
en daar van een Drachma ’s morgens met goede Fran-
fche Wijn en een weynig Theriac ingenomen.
C C C X X X I H O O F D S T U K .
M A R U M.
S En kleyne, doch welriekende Plant,
mijns weetens tot noch toe in gee-
nc taal met een andere naam, ge-
Hier van zijn mij in haren aart
twee onderfcheydene' foorten bekend;
dene lbor- te weecen .
I . M'arüm verum. o f C ommune H ispanicum.
opregte, o f gemeene Spaanfche Marum, I I. M a-
r um C r e t icum . arborescemj, o f boomachtig Metrum
van Candien, ' t welk van breedfer en grooter
Bladeren, is. Beyde zijnze van de zelve Bottwing en
Waarneeming*
Grond. Zij: beminnen, u y t een natuurlijke eygenfchap, een
goede, gemeene, zandige aarde, met een weynig tweejarige
kleyn-gewreevene Paerdemift en het M o l van
verrotte Boombladeren voorzien : een warme, vrije,
wel ter Zon geleegene plaats, voor alle koude winden
befchut; en weynig Water.
Hoe waar Konnen geenzins eenige koude nagten, Herffireege-
te nee- nên, Sneeuw, Hagel, o f Vorfi verdragen. Moeten
Inen• derhalven, in Potten geze t, in ’t laatfle van September
ware om harer veelheyd wil. Alleenlijk hier door kan
men ze aanwinnen en vermeenigvuldigen*
Het Marum C reticum arborescens , ofBoomach-
boomachtig Marum van Candia, g e e ft, mijns M g n H g jN
tens, in deeze Landen noyt eenige Bloem. Word (jja> aa-
echter aangewonnen door hare afgefneedene Takjens; \
welke men met een waflehde Maan in -April o ï A u -
gufius in. Potten fleekt; op een - fchaduwachrige plaats,
en zomtijds met Reegenwater een weynig begiet: waar t
op ze Wortelen krijgen.
“ Het Marum verum, o f opregte Marum, in dee-Opregte
ze Neederlandfche Geweflen een aardige en teedere Marum.
Plant, van een ieder zeer bemind, weegens de aangename
o f begin van Ottober binnens huys op een luchtige
plaats, waar in niet gevuurd word, gefield; met flegts
een weynig lauwgemaakt Reegenwater een- o f tweemaal,
gedurende de geheele Winter, van boven be-
fprengt; in ’t begin van A p r il, met een aangename
Lucht enReegen, weer buyten gebragt; maar ook dan
noch voor koude nagten en hayrige Winden wel en voorzichtig
gedekt zijn.
Teederen , Zï) vallen van naturen teeder van aart. Vergaan
aarc. niet haalt; maar blijven eenige jaren in ’t leeyen. Het
M arum verum , o f opregte Marum, geeft ieder jaar
Bloemen (welke men tijdelijk moet affhijden, o f anders
zou de Plant in groot gevaar van te verderven
flaan ; kan ook in' deeze Geweflen bezwaarlijk in de
Winter bij 5t leeven behouden worden), doch noyt bij
ons eenig rijp Zaad*
Aanwin- Als men het zelve bekomt, uyt warmer Landen
ning. overgezonden, moet men- ’t met een wallende Maan
van April o f May in Potten zayem Opgekomen zijnd
e , mag men de jonge Planten niet verzetten» ten
geur, groeyd van naturen Struvelachtig. Kan
o o k , met langheyd van tijd, opgequeekt worden tot een
teeder Boomt j e , een voet o f anderhalf h o o g , en een
kleyne vinger dik.
Krijgt u y t een veelvoudige, bleek-bruyne, flerk Wortel:
geurige , en, in de Mond geknauwd wordende, mét
eenige bitterheyd vermengde Wortel, een houtachtige
fubfiantie, grauw van verwe: u y t welke groeyen vee-
le teedere, u y t den. groenen witachtige Takjens, eenTakjcm.
halve hand, o f wat meerder lang. Aan de zelve fpruy-
ten veele Bladertjens, die van de Thymus latifolius,
o f breed-bladerige Thymiaen, in Helling, gedaante, en
grootte, niet zeer ongelijk; te weeten, een flroobrèed, Bladeren:
wat meer o f minder, lang, achter aan de Steel op het
breèdfle, ook aldaar zomtijds gelijk als twee-hoekig I
gefield; voor in een flomp punt eyndigende,’ en twee
en twee op dunne Steelt jens rullende, altijd regt teegen
over malkander aan de Steel zittende; hol en luchtig de
eene.boven de andere : boven na de Zon gekeerd groen,
en blinkend, doch onder witachtig? zacht in ’ t aanraken
, van een: aangename reuk, en krachtige g eu r ;
in de Mond geknauwd, bitter van fmaak. In ’t midden
ziet men een regt-doorgaande Ruggetje o f Ader;
waar uyt eenige weynige andere ter zijden voort-
vloeyen ; doch alleen van onder, niet van boven,
zichtbaar. I
D e Bloemt jens komen voort u yt zeer wollige, vijf- m m I
puntige', en u yt den groenen-roflche Huys jens, op
de bovenfte punten , o f Hertfcheuten der Takjens,
ayrs-wijze boven malkander, op de manier van Hyf-
fopus, o f Tfop, gefield; purpur-verwig; van een aangename
reuk; beflaande uyt twee Bladertjens, in de
gedaante van zen geopende Leeuwen-mond. Alsze eeni-
ge dagen open geflaan hebben, vergaan ze in haar zel-
ven, en vallen eyndelijk ter aarden neer, zonder in onze
Geweflen eenig Zaad na te laten.
K R A C H T E N .
M A rum , een zeer aardige welriekendePlant, Aart, w I
is fcharp en bitter van fmaak ; verwarmende en Se ruy I
een weynig te zamentrekkende van aart. Door
hare lieflijke geur verflerktze de Herjfenen; neemt de
Hoofdpijn wech ,, en doed Niéten* I
Groen, o f droog, gefloten, en - op de voort eetendè.j)iofc.l- }•!
Zweeringen, ook andere koude Gezswelleq gelegt, doedM?' I
de zelve verminderen. ; ^ 1
In Wijn gezoden, en daar^van^s morgens nuchteren ^
een Roemertje gedronken, verflerkf het Hert; ver-
1 warmt de Maag; jaagd uyt de Winden; opend de
verjloptheyd der Leever: flrijd te^en het vergif; verwekt
der Vfouwen Maandjlonden: is ook-zeer dien-
flig voor de Geel- en Waterzuchtige^
CCCXXXII