
 
        
         
		4° 5 B e r n a g ie ,  O s se ton g .  S lan g enh o ofd . 40 6 
 G eta' 
 ïondcrlinghcyd 
 t ig ;  ook  met  veele  kleyne  purpure  rnpjens,  en  een  
 veelvoudige,  witte,  regt-uytftaande hayrige ruygheyd  
 voorzien. 
 :  Aan  deeze  Steden  kcynen  Bladeren  v o o r t,  nu  uyt 
 'g  de  eene,  dan  u y t  de  andere  zijde  boven  malkander.  
 j j e 0nderfte zijn  gemeendijk  de  grootfte  ;  een  kleyne  
 vinger,  wat  meer  o f  min  lang,  onder  en  boven  van  
 een gelijke vinger  breedte;  doch  voor toegaande in  een  
 ftompe  rondigheyd 1  dikachtig  van  aart,  bleek-,  en  
 ook.  wit-groen  van  v erwe;  boven,  zoo  wel  in  het  
 midden  als .aan  de  randen,  aardig  vercieyd  met  veele  
 groote  en  kleyne  wit-verwige  Hoogten*  ,  als  kleyne  
 Wratten-,  waar uyt  een meenigte van bleeke,  hayrach-  
 tige,  fcharpe  D-oorntjens  voortfchieten.  Gelijk nu deeze  
 Bladeren  boven Heuveltje»* hebben,  zoo hebben ze  
 z t ' ook onder Punt jens.  Ruften  op geene Steelt jens,  maar  
 komen  voort digt  aan  de Steel,  de  zelve gelijk  als omhelzende. 
   Iri  het  midden  zijn  ze  voorzien  met  een  
 regt door- en  diep-ingaande fmalle A d e r ,  waar uyt ee-  
 nige  andere,  zoo wel  van  onder o p,  als  boven  van-ter  
 zijden,  echter  altijd  opwaarts  gekeerd,  voortvloeyen.  
 Weynig,  o f  niet blinken ze.  In  de Mond geknauwd  
 wordende,  bevind  men ze  w e e k ,  en  zonder  eenige  
 fmaak.' 
 Bloem-  U y t   de  boyenfte  punten fpruyten verfcheydene b ij'  
 loopje!»  malkander  gevoegde donkerzbruyne,  o f  purpure'langwerpige  
 Knopjens^beftaande  uyt  v ijf   ruyge  Bladert-  
 jens;  uyt welke in het midden  de Bloemt jent voortkomen, 
   gefteld op de wijze van Buglojfum,  otOfentong;  
 doch  niet  zoo  groot ,  zoo  rond ,  noch  zoo  vlak  opdoemen. 
   ftaande;  maar  in  de gedaante van een Roemer,  inwen-  
 dig hol, bovenbreeder,en  onderfmkller:  beftaande uyt  
 vijf digt  aan  malkander gevoegde, , en  boven rondach- 1  
 tig  toelopende  Binderijen* ,  na  de  gelijkenis  van  een  
 Hert.  Lieflijk  v in  reuk ,;zijp ze ;  w i t ,  met  fchóone  
 purpure jl'reepen  en  plegen  begaafd  op  leder  Blaadje, 
 regt  boven,  Ook onder in  de grond in  het midden:  in  
 welker inwendige grond v ijf  witte  nopje***  worden  gezien. 
   Als  ze  agt  o f   tien  dagen  open  geftaan  hebi  
 ben,  vallenze op de  aarde neer,  en laten het gemèldde  
 Zaad  achter. 
 jproote  en  Ue  BoRRAGO  SEMPER  VIRENS  MAJOR  ET MINOR,  
 I & o t   f  &l°0t*  en  groen-blijvende  Bernagie,  zijn 
 [blijkende'be.yde  beSaafd  met  kleyne,  zeer  fchoone,  blauwe  
 I Bernagie.  V1jr-gebladerde ,  ook voor rond en niet  fpits toegaande  
 Bloemen ,  ruftende  op  veel  korter  Steeltjens  als die van  
 de gemeene  "Bernagie.  Deeze  foorten  zijn uyt eygéner  
 Mrt  zeer  fterk  ,  en  lang-leevende.  Konnen  de "  felle  
 Winter-koude  uytftaan.  Bloeyen  dopr  de  meefte  tijd  
 van  de  Zomer.  Geeven  ook  dikmaal  volkomen  rijp  
 Zaad-,  inzonderheyd  bij  warme  en  drooge.tijden  :  
 eevenwel  op  verre, na  zoo  overvloedig niet’,  als  al  dé  
 andere. 
 Krijgen  Bladeren,  veel  donkerder  groen  ,  als  die  
 yan  de  gemeene';  ook  niet  zoo  hayrig,  o f   fcharp  •  
 inzonderheyd niet de  kleyne;  welke  veel kleyner;  ook  
 voor met zoo breed-puntig;  en achter  na  de  Steel toe  
 °P  het  breedfte  z ijn ;  voor  eyhdigende  in  een  fpits 
 Jnmg.  1  ^ ° ^ en  niet  alleen  vermeerderd  dbor  haar  Zaad;, 
 I   j u   mcn  met  een  w a and e   Maan  van  April  o f   
 aert niet boven een ftroobreedte diep de aarde  beveeld;  
 maar  ook  dpor  hare aangegroeyde  jonge  Looten,  noyt  
 ‘ 3  j Cn  verbezende:  die men  op  de genoemde  
 ,  •  f 0 me* de bcmeldde Maan  van de oude ameemt  eh verplant. 
 [het  bij-'0  »  ° f   groote  altijd groen-blïjvende  Ber- 
 K   tef tCr J  k!'i;gt  uyt  een  zwart-verwige,  dikachtige  Wbr-  
 BUdr  0on:donkei'-groene  en  een  weynig  blinkende  
 gedaante die van de gemeene  Bcrnarie niet  
 Bilden»  eer  p?   j  doch  wel  zoo  breed;  veel langwerpi-  
 1  n‘  doch w  v° 01  gehi.eenelijk  fpitzer: flegt en  niet gefronft,  
 nie  ^ ta c h t ig   gefteld;  ook  alleen met een wey-  
 rP?§heyd  voorzien ;  en  veel  dunner van aa rt; 
 Pideren, 
 ■ Aanwin. 
 daarenboven aan  hare  efFene,  doch  ruygachtige en  aan-  
 genaam-groene  Steden  (niet boven  anderhalve o f  twee  
 voeten  hoog  opfehietende)  gemeenelijk  opwaarts  gekeerd  
 ftaande.  Aan  welke  Steden  groeyen  vceLkley-  
 ner  Bladeren  ,  ruftende óp  geen  Steeltjens,  maar hare  
 jSV**/  ten  hal ven  gelijk  als. omhelzende  ;  ook  aldaar  
 breed,  platachrig,  k o r t,  wel voorzien met een  punt,  
 en  diep geaderd.  Tufichen welke voortfpruyten  korte  Bloem»  
 Steelt jens;  waar op  zeer fchoone,  donkerblauwe  Bloe-  
 rnen  te  voorfchijn  komen ;  wel  zoo groot  als die  van  
 het  Buglojfum  , r o f   OJfentong,  doch  korter  ingedrongen, 
   ook platter,  en  ronder;  beftaande uyt v i j f  digt  te  
 ^amen  geftelde  Bladertjens,  en  van  binnen  houdende  Zaad.  
 een  kleyne,  witte,  vijf-hoekige hoogte.  Als ze eenige  
 weymge dagen hebben  opengeftaan  ,  vallenze  a f ;   nalatende  
 in  een ruyg vijf>-b laderigHuysjeeen  zwart, kort  
 en  dik Zaadje,  dat van  de gemeene  Bernagie  niet  zeer 
 ongelijk, 
 D e   Minor  
 gie,  heeft  opk <  
 efFene,  flegte  ; 
 o f  kleyne  altijd gr oen-blijvende Berna-  Kleyne  ia  
 n  kleyne ,  zwart-verwige Veezelivortd\  Iiet bij~  
 w  .  zwart-groene  Bladeren,  ruftende  op Z0Rdcr*  
 teedere  cn  tamelijkdange  Steelt jens.  Zijn  een  hancU  
 breed  l a n g een' kleyne vingerbreed:  achter rondach-  
 I  doch  voor  in  een'kort'fpits  punt  uytlopende  :  
 zacht  en  niet  fcharp  in  het  aanraken  :  onder  bleek-  
 groen-verwig;  en  daar,  niét  boven,  een  weynig  
 blinkende.  Wat-  bitter  en  onaangenaam  van  fmaak. Bladerea.'  
 Nauwelijks  meer  als  een  goede  halve  voet  wafleri ze  
 om  hoog.  ' 
 k r a c h t e n . 
 BErnagie,   o f   Borrago,  is  warm  en  vocht  in  den Ott.Brun-  
 eerften.  graad.  ■  .  , r  '  felft simpt 
 •f)e  Blkderen,  in Wijn gelegt,  o f  de  zelve  i n f o o . ’ *’  
 Wijn  gezoden  ,  en  daar  van gedronken ,  v eroorzaakt!)^. /. 4.  
 goed  Bloed  :  jnaakt  een. vrolijk^ Hert  :  verdrijft  dc ^ - il8-  
 vwart-gallige  vochten;  en  is goed teegens de KoortZen. 
 Keven  de. zelve  kracht  hebben  de .Bloemen,  gebruykt  
 in  een  Salade,  ,  J 
 ' -Het  Zap  dér Bladeren én Bloemen met Zuyker ver- Platear.  
 mengd,  neemt wech de duyz.ding des Hoofds,  en  ftrijdl,L Herb‘  *  
 1 IV.tèegéiis .41(5. vergift  \  _  ca^ ‘  r 
 .D e  Bladeren,  gekookt  in Honig-water',  verzachten Med.simp,  
 dëjcnraalhéyd van de~Keel,  en  der Borft.  Neérnen 'óok:  6-  
 wech  de Hoejh  i   ~  r   q   q   -  :  7  -  - '  Mtiuslu 
 Het  gediftijleerde  Water.hier  fyan  word. gepreezen  ^   
 teegens  den [brand  en  de  hèete gezwellen  der  Oogen  ,  
 zóo  wel  van  binnen  ingenomen,  als  van  buyt'en opj  
 K)e  Gonzérf  van  de  Bloemen,  en  de  Syroop  uyt JEmil.Ma«  
 hét  Zap  der  Bladeren  gemaakt,  verquikt  het  H e r t,  cer- W-  
 en  neemt  de  Hert klopping  wech.  Is goed  teegens de  c  i0*  
 Geelzucht:  verfrifcht  de  eeheugenis,  en  verfterkt  de  
 HerJJenen.  _  -  .  :  ' 
 X C I I   H O O F D S T U K . 
 O S S E T O N G 
 ^enoemd  in  bet  Neederlandfch, Namen;  
 ^  \  in  ’ t  Latijn  geheeten  B u g lo s - 
 y  sum  ,  o f   B u g l o s s a   .*  in  het  Hoog- 
 | i^ ^ ^ ^ A i L a n g u e   d e   B ëuf  ,   o fB u G L o s s E ;   
 en  in  het Italiaanfch B u g u l o s a . 
 Hier van  zijn  mij  in  haren  aart  be- vier  bijleend  
 geworden  vier onderfcheydene foorten;  als:  zonderc 
 I .   B u g l o s s u m   v u l g a r e   w a ju s   ,  o f   gemeeneioorten* 
 groote  OJfetong.  II.  V ulgare  m in u s ,  of kleyne  gemeene  
 OJfetong.  III.  Sy l v e s t r e   ,  o f  Wilde  OJfetong. 
 IV .  B u g l o s s u m   E c h io id e s   ,   o f   OJfetong  met  een  
 gedaante  van  Echiftm  ,  in  het  Neederlandfch  gezege  
 C c   z   Slangen