
 
        
         
		34* P e e t e r z e l i e . 
 Kroonen  De  Peterzelie  wierd in  oude tijden van  de  oude  
 van pee-  Grieken niet alleen gehouden voor een Teeken van over-  j  
 terzelie,  winning^  maar  ook  vlogtenze Kroonen van dit  Gewas, 
 :  tij ^ e°u" waar mee ze pleegen  te Kroonen de Overwinners, welke  
 j  jjen;  voor de Zeege hadden bekomen  in  de Strijd van  I sthmus, 
 >  welke,  die  ieder  jaar  binnen  de  Stad  C orinthen  gefchied-  
 j  iitdan. de  ter eereiï van N eptu nu s.  Waar van men  kan  na-  
 [  2 j2 *»z*en  L u CIANUS ,  PaüSANIAS  ,  Pl INIUS ,  A rtEMI-  
 I  jirc.lib'ü’ d o rus,  T er tu llian u s   ,  P lu t a r c h u s ,  en  meer  
 K  flin.üb^  andere oude voorname Schrijvers» 
 I  jrtlm.i'f.  »Niet alleen  de nu gemeldde Overwinners,  maar ook  
 I  f.7.  de Graven  der dappere Helden,  zag men doe met.Kr 00- 
 I  Tertull^ de nen van  p eeterz>elie  vercierd.  Waarom  dan  de  Solda-  
 I  Cyfo™nh.  ten  van  T imoleon,  uyc  haar  Leeger  ten  ft rij de  ge-  I  symp.  gaan  zijnde,  niet  begeerden  tot het- gevegt  te treeden,  |  
 I   prei). I. ĥ  vermits  haar  eenige  Muyl-ezelen bejegenden,  geladen  
 Yia-s- 
 I  ïrob.y 
 met  Peeterzelie;  want  dit  hielden ze  een  quaad; v,oor-  
 teeken  te zijn,  en bleeven verbaaft  ftaan.-  .T imoleon  
 bemerkte  wel  haaft,  waar  ’t  haperde.  Om  haar van  
 deeze  inbeelding te  verloflen,  van  wanhoop  te bevrijden  
 ,  zeyde  hij  tot haar,  na dat hij  haar de gemeldde  
 meenigte  van  Peeterzelie had  getoond  :  Zie  daar,  gij  
 ftrijdbare Mannen,  twijffel nu niet aan de Zeege,  welke  
 gij  heeden  zult  bevegten;  wijl  de  Qverivinnings-  
 I   niolsic.  kroonen  u  van  zelfs  worden  toegebragt.  Daar  mee  •  
 I   lib:  x6'  trok  hij  v o o r t ,  op de vijanden  aan  ;  en  zijne  Solda-  
 I   ten  ,  die de Peeterzelie  voor  Graf-kroonen  hadden  genomen  
 j  nu mdagtig ,  dat. men  ook.de  Overwinners  
 daar  mee  kroonde,  veranderden zoodanig van gemoed,  
 datze  niet  anders begeerden dan te  vegten;  en  dus ook  
 de viBorie behielden: .  waar toe niet weynig hielp  ,  dat  
 • T imoleon  eerft van deeze  Peeterzelie zich een Kroon  
 op zijn Hoofd  ftelde.;  het  welk  de  Bevelhebbers,  en  
 zelfs het gemeene Krijgsvolk terftond navolgde. 
 8 ;  K R A C H T E N . 
 I Jli». B.  "TV Heterzelie  is  warm  en  droog in  den  eerden  graad:  
 H | S |   j fT   in  fpijzen  g eb ruykt,  ieder, zeer  aangenaam  , • en  
 t e iu zB S Ï j  gez° nd-  Drijfd wech,  en  opend  allerley inwen-  
 tMilsmf. dige.  •verftoppingen.:  verwekt  eetensrluft •.  vermeerderd  
 B W B i 4? begeerte tot het  echte werktm^x. cos goeden Adem-,  
 x l a f . i . j   zeer g ° ed  teegeps het "Graveel-,  inzonderheyd'alsmen  
 I  de  'Bladeren, hakt,  een geheele nagt in W ijn  laat wèyken, 
   en  die  ’s  morgens  nuchteren  drinkt.  De,  zelve  
 Bladeren, met hetkruym van Wittebrood  tot een  plaa-  
 fter gemaakt;  o f  met  Boter: in  een Pan gebraden  ,  en  
 200  opgelegt,'  verdrijft  dehardigheydwia  der  vrou-  
 ITm  l  u *   veroorzaakt  door; he t kient eren  van  de 
 L T » . '1'  tttH  Droogd  o o k o p  he tZ o g fte r  Kraamvrouwen: 
 I   neemt  wech  allerley  z.cerieheyd-.’ge.txtjj.do gezwollene  
 I  node O ogen,  en  yerzacht de brand van de Maag. 
 I bÜ M   biet Zap  met  een  weynig Edik en  Zout  vermengd, 
 (   '  '  verlicht de  in  arbeyd zittende  Vrouwen.  Met Wijn in 
 de Osje* gedruppeld  ,  neemt wech der zelver fmerten.  
 Met  W ijn  ingedronken.,  verdrijft  het  Colijk,  en  de  
 pij.n  der  Lendenen. 
 „  De  Wortelen,  gezoden  ,  zijn  de  Maar aangenaam. 
 I'  Openen  de  verftoptheyd van  de Leetier ,  luieren  ,  en  
 andere inwendige deelen.  Doen ook de Steen,  en  het  
 Water doffen.  Weerftaan  allerley vergif. 
 Het  Z a ad ,  zijnde  warm  en  droog  in  den tweeden  
 graad,  znyverd de Leever  en  Galblaas.  Daar van ge-  
 L   .  ,  f n ’  eer  “ oh begeeft om  in  een  Gezelfchap  te  
 I Tem.'li ‘   |  verhinderd de dronken-wording.  Neemt wech 
 l«MSo” ',„ e„ me!iten der  Lendenen  en  Blaas.  Jaagd  de  Winden  
 J   ■  Is  &oed  yoor  de  Waterzuchtige  ;  teegens  het  
 I  W e n   de  heten  der  Slangen.  Drijft  uyt  de  Nam  
 de  doode Vrucht.  Verwekt ook der Vrouwen  
 Maandflonden. 
 d i f h ^ s J   Cn  alle  zeereu en  rutvemen" 
   d Het Eh P É   daar  het  Zaadin  gezoden  i ! ,  
 r l Z e n ‘H  het T  V3n I W v e r d r i j f t   aUe blauw-  
 vJBgene plekken op het Ligchaam. 
 A p OCYNUM.   5 a tf 
 ■   Voorts’héeft.dit Zaad  teegens  al  dé  genoemde ge-  
 breeken  dê zelve kracht en werking, welke wij  hier van  
 de  Bladeren en Wortelen hebben aanpeweezen* 
 L V Ï I I   H O O F D S T U K . 
 A  P O  C  Y  N U M. 
 -ïet  alleen  dus genoemd,  na het Griek? Namen;  
 fch e   woord  a ’<&o/kuvov,   maar .ook  van  
 vèele  PiRiPLoCA  ,  o f  Beïdelsar  ;  
 van  de  Italianen Apocino. 
 Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart be-Vier  bij. 
 .— ......— ^  kend  geworden  vier  bijzondere  lb o r -zoni*crc 
 tén  ,-namëntJiik  foorten. 
 A pocynum  repens  eolio  oblongo  ,  o f  
 kruypende  Hpocynum  met  lange  Bladeren.  II.  A pocynum  
 SYRIACUM  LAT1F0LIUM  FLORE  GLOMERO-  
 s o ,.o f  Apocynum uyt Syrien,  met een in het  ronde  bij  
 malkander,  gevoegde  Bloem.  II I .  A pocynum  A me-  
 ricanuM' asclepiadeum  , .  of;  Americaanfche  Apocynum  
 met  een  gedaante  van Zwaluw.e-wortel,  en roo*  * 
 de ,  veele  bij., malkander  in  het ronde flaande  Bloemen. 
 IV .  ApootKUM  V ikginiajjom. ,  oi  Apocjnttm  uyt  
 Virgini.cn .aldaar  W isauke  ge heef en.  . AI  te  zamen  
 zijn  ze  .van  ontrent  de  zelve  ■_ Botswing  en  Waarneem 
 -  Zij  beminnen  een  goede,  bequame,  Zandige aarde, wat  voor  
 met  een-jarige  Paerde-,  en  een  goed  deel  .twee-jarige een aarde  
 Koeyemift  wel  voorzien  :  eén  bpene,  luchtige, vrije,  zi)  bcr“i“ r  
 en  genoeg ter  Zon geleegene  plaats,  ook tamelijk  veel n“ ‘  
 Reegen.:  Blijveh  lapge  jaren  in  het  leeven.  Konnen  
 ook  vriji,wet verdragen  Sneeuw ,  R i jp ,   fterke  Verft  , 
 en  meer. andere .o.ngeleegentheedèn  desgantfchenB^»-  
 te rs ..  Echter.  Hoepen z e .  niet  alle,  noch  geeven  alle  
 volkomen  rijp  Z a a d . 
 ■  .Het  A pö c tn um   repens  fo lio   o b lo n g o ,.  o f Kruypcod  
 krujpend  lang-gebladerd  adpocjnum  ,  brengt  in  deeze Iang-ge-  
 Geweftén  noyt  eenige  'B lo em, :   veel  min  Z a a d ,   t e ^ " “1  
 voorfchijn.  .  ,  ’   * Z ? '   ’ 
 Het  A poc ynum  Syr ia cum   ,  o f   jip o c jn um   uyt Apocy-  
 Syrien  ,  een  fterk  en  beziens-waardig  Gewas,  heeft  in  nam  uyt  
 al  zijne  deelen  inwendig  zulk  een  overvloedig M e ll^   s ' rlen-  
 w it  Z a p ,  dat het. zelve:,: wanneer  men’er in Ihijd,  o f   
 een  ftuk ,  o f  geheel  Blad van  zijne, Steel afbreekt, met  
 geheele: druppelen  langs  de Steel,  tot op  de: aarde neer-  
 r r e^' - ,   H.e t ,i s \^om  inwéndig/te  gebruyken  ,  zeer Doodelijfc  
 lchadehjk,  ja doodekjk van aart;  zwaar van  reuk,  vet Z»P-,  i  •  
 en  kleefachtig.  Heeft eén  bleek-witte lange Wortel, zeer  
 wijd  de .aarde  doorlopende,,  ontrent  een  duym o f  vin-  '  
 ger  dik.  U y t  welke opfehieten  verfcheydene Steilcn, Wortel,  
 drie  en  vier voeten  h o o g ,  ook meerder.  Elk.det-zel-  
 ve  ftaat  alleen,  zonder.eenige  zijde-takjens  te krijgen.  Steden.  
 Zijn  een vinger dik;  niet geheel,  maar vierkantig-rond. 
 In  het  midden  van  alle;  tfieE  de  zijden  hebben ze  een  
 inwendige ftreep ,  o f  inwaarts-gaande. holligheyd-,  doch  
 niet  diep:  uytwendig  blinkend?,  met  een aangename  
 bleeke groenheyd;  en  inwendig u y t  den groenen bleek-  
 wit  van  verwe;  ook  v o o s ,  en.zich  e en ,weynig  hol  
 vertonende, 
 .  Aan  deeze Stielen ziet men voortkómenfehoone Blo- Gedaante  
 deren,  ruftende  op  korte  Steelt je n t ,  aan  béyde de z ij -dcr BWe'   
 den der  Steel,  regt teegens over den  anderen;  hol  c n rcn'  
 luchtig boven'malkander gefteld.  Zijn een hand,  wat  
 meer  o f  min,  lang en breed,  doch  achter aan de Steel  
 op  het  breedfte,  en  voqf  eyndigende in een  rondach-  
 tig-ftomp p u n t:  dik en  zacht van aart,  rondom  voorzien  
 met  een geelachtige  rand;  donker-groeri  van verwe  
 ,  vermengd met  eenige  geelachtigheyd  ;  doch onder  
 gantfeh  bleek,  en daar bekleed met  een kórte wol-  
 ligheyd.  In  het  midden  ziet  men  e en-gróote,  regt-  
 I  doorlopende  tamelijk-breede  ^ td e r ,  o f   Ru-jye,  b o v en  ' 
 1  uyt  den  groenen  bleek-wit,  en  een  weynig rosachtig