Bloemen
xoader
Zaad.
Aanwinning*
LX X V I I I . H O O F D S T U K .
p e s t i l e n t i e *
w o r t e l .
Eeft in het Ncedcrlandfch niet alleen
deeze naam, maar ook dien van grootc
H o e f b l a d e r e n , en D o k k e b l a d e -
r e n . Word in het Latijn geheeten
P e t a s i t e s , o f P e s t i l e n t ia l i s r a d
i x : in *t Hoogduytfch P e s t i l e n t z -
w u r t z : in het Italiaanfch P e t a s i t e . Zulk een
benoeming is deeze PUnt toegevoegd, om dat men
ze zeer goed heeft bevonden teegens d e . Poft, en
hitsige Koortsen; gelijk hier na verder zal aangewee-
zen worden. . .
Zij bemind een gemeene, zandige, zoo wel on-
gemeftte als gemeftte, doch van naturen liever een
vochtige als drooge grond: een opene, vrije, luchtige,
wel ter Zon geleegene plaats, en veel Reegen.
Blijft lange jaren in het leeven. Kan fterke Worft,
en alle andere ongeleegentheeden des tijds uytftaan.
Geeft vroeg in het Voorjaar hare Bloemen , zonder ee-
nig Loof, en zij vergaan zonder Zaad na te laten. Dan
komen .hare Bladeren voor den d a g , in het ronde
veel grooter als een Hoed. Waarom zij ook heeft
bekomen de naam van P e t a s i t e s , na het Grickfchc
•woord ritStr©..
Zij word enkelijk alleen, doch overvloedig genoeg,
aangewonnen door hare de grond geweldig doorlopende
jonge Scheuten: welke men, zoo wel in het
■ Voorjaar , als in de Z om e r , mag opneemen > en ver«
planten.
K R A C H T E N .
c h a r i s M o n s p e l ie n s iu m , o f Baccharis , maffende
ontrent Montpellier in Vrankrijkj beyde van de zelve
Bomving en iVaarneeming,
Zij beminnen een gemeene, goede, zandige aarde, Grond,
met een weynig een-jarige Paerdemift vermengd: een
opene, luchtige, vrije, warme, wel ter Zon geleegene
plaats, en weynig vochtigheyd. Konnen tamelijk
wel uytftaan de Vorjl en andere ongeleegentheeden
der Winter; doch lichtelijk worden ze doorvee-
le koude Reegenen verdorven, en gantfchelijk om ’t
leeven gebragt.
De tweede Zomer bloeyenze. Geeven, bij goede
jaren , gemeenlijk altijd volkomen rijp Zaad, en verfloven
aan, vermits ze uyt eygener aart niet ouder kon-
neh worden.
Moeten derhalven, t’elkens om ’t tweede jaar in de Aanwïii.
voortijd, met een waffende Maan van H f ril weer in de "'°s-
aarde, niet diep, gezayd zijn. Hierdoor alleen konnen
ze aangewonnen en vermenigvuldigd worden.
K R A C H T E N .
■ D J— \ H Bladeren van ’Baccharis hebben een te zamen- r- trekkende kracht. -
In Wijn gezoden, en daar van gedronken,
openen ze de zweet-gaten ; doen gemakkelijk Wateren
, en verwekken de Maandjlonden der Vrouws-per-
foonen.
D e zélve Bladeren, op het Hoofd gelegt, neemc-n ü'of.li,
wech de Hoofdfijn, en de hitzigheyd der Oogen. Hee-‘,fl'
len de gezwollene Borfton dér kraam-vrouwen, en het
Jprïagend Vuur. De Wortel in Wijn gezoden, is zeer
goed voor een ■ verouderden Hoeft ; voor de geene, die
inwendig gefcheurd, o f van een hoogte afgevallen zijn,
en zich verseerd hebben : voor de beeten van: giftige
Dieren, Do ed o o k ophouden d cBityljoop, en alle kloetende
Catarrhen, o f Zinhjngen,
Biereer. T ' \ I 1 Bladeren vaa Petajïtes, o f Peftilcntiewortel,
i j c . t o i . I lo o k het Poeder der zelve., gelegt op v u y le ,
ig lo . 1.7. - L y wettende, o f kankerige Geswellen, Wonden, en
' ' J' lopende Gaten, geneezen de zelve.
In Wijn gezoden, defgelijks de Wortel, o f i e Schel
yan de Wortel (welke het befte en krachtigfte van allen
i s , droog en warm in den tweeden graad) gepul-
tmic. l .i. verifeert; dan een Drachma daar van met Wijn in-
I . 197. gegeeven, is zeer goed teegens allerley vergif, de Pejl;
Camerar. en anJere eehreeken , welke door zweet en geholpen
i > c' s' moeten worden. Want dit middel verwekt het zweet,
en drijft alle quaadaardigheyd van het Hert. Doed
ook de Maemdftonden voortkomen; wel Water loffen :
dood de Wormen: neemt wech de Bujkjrtmpmg, ook 't
Colijkj en de opfiijging der Moeder.
Taierrum. De Schors der zelve , tweemaal vierentwintig' uren
J. 1. c.30. lang in Edik g ew ey kt: daar na daar in gedaan een
weynig Theriac ,en Zap van Wijn ru y t; dan gedronken
, is ook zeer goed teegens allerley pejlilentiale
Ziekten•
i)oJ. I. io. De zelve Wortel verdrijft en geneeft ook de Schurftf.
zo. hejd der Poerden ; neemt van haar wech de Kortademigheid
, en dood de Wormen.
LX X IX H O O F D S T U K .
B A C C H A R I S .
onze Geweften vreemd van natu-
ren , word mijns weetens, bij geene
E g g e Volkeren anders als dus genoemd.
Twee ver- E | f f l& Hier van zijn mij in haren aart befcheydcne
kend geworden twee verfcheydene foor-
I. Baccharis yera dio^coridis , of oprechte
LX X X H O O F D S T U K .
BALSSEMAPPEL.
S U s in het Neederlandfch, van zom- Verfchef-
mige ook , met een geringe verande-^“1®^
ring, B a l sAam - , en B a lsamapphl,
genoemd. In het Latijn B alsamin
a , CUCUMERINA , M oMORDICA,
én C h a r a n t ia : in het Hoogdttjtfch
B a l s a m a p f f e l : in het Franfch M e r v e il l e ; en in
het Italiaanfch V i t i c e l l a , B a l s a m in a , o f ook
P om o D i G ie r u s a l em m e $ zoo veel als, Zppelvan
Jerüfdlem. vier <w;
Hier van zijn mij in hareri aart bekend geworden wet
onderfcheydene foorten, als: > denefwr-
I . B a l s a m in a m a s , o f Baljfemappel mannetje- ten.
I I. B a l s a m in a focmina f l o r e a l b o , o f Baljfemappel
wijfje met een witte 'Bloem. III. B a l sam in a
pceMiNA f l o r e p u r p u r e o , ö f Baljfemappel wijfje
met een purpure Bloem. IV . B a l s a m in a fcemina
f l o r e r u b r o , o f Baljfemappel wijfje met een roo-
de Bloem. Alle zijn ze van de zelve Bouw ’mg en Waarne
em ing. a Je Grond.
Zij beminnen eên goede, gemeene, zandige aai« 1 pliatJ,
met een-jarige Paerdemift, een weynig een-jarige Hoen-
derdrek, en het M ol der verrotte Boom-bladeren door-
1 mengd : een opene, luchtige , warme, vrije, we ter
Zon geleegene plaats, en tamelijk veel Water. Blijven
' piet meer dan eene Zomer in ’t leeven. . Ba]/fctn*
Het B a l s a m in a mas , o f Baljfemappel mannetje, ^ 1
geeft\vel in onze Geweften Bloemen en Vruchten, va^
een zeer fchoone aanfehouwing,- doch geen volkome
rijp Zaad, dan bij hecte Zomers en goede jaren. ^