rijk. I I I . D ö rycnium D iqscoridis , . o f Doryc-
mum, van D ioscorides befchreeven. Niet alle zijn
ze van eeven de zelve Bouwing. en H'aarneeming.
Wat voor Eevenwel beminnen ze al te zamen een goede , ge-
cen aarde meene, zandige aarde, met een weynig twee-jarige
zij bemin- paardemift, een-jarige Hoenderdrek, en kleyngemaakte
Veen-grond genoegzaam doórmengt: een warme, vrije,
wel ter Zon geleegene plaats , en matige vochtigheyd.
Konnen geenzins verdragen veel koude Herffl-reegenen,
neevelige Lucht, offterke Fbrfl. Moeten, derhalven,
in Potten gezet zijnde, in ’t begin van Ottober binnen
gebragt, en op een goede luchtige plaats gefield worden,
Hoe waar daar in niet als bij vriezend Weer word gevuurd. Ge-
te nee- durende de Winter mag men ze maar met flegts een
mcn* weynig lauwgemaakt Reegenwater van boven begieten;
en niet voor in 5t begin, o f ten halven van Apr il, met
een zoete Lucht en Reegen weer buyten ftellen; echter
haar noch wel wagten 'voor Sneeuw, koude nagten,
en hayrige Winden. Gemeenelijk bloeyen z>e ieder Zomer
9aoch geeven in deeze Landen noyt eenig Zaad.
Aanwin- Worden eevenwel, doch zoberlijk , vermeenigvul-
onze Lan ^oor hare ^yt de Wortel voortkomende jonge,
den. rijsachtigë Scheut jens, welke men, met 'een 'waffende
Maan' van Apr il, op de wijze der Angelieren, ten halven
infnijd, met aarde overdekt, en Wortelen gefcho-
ten hebbende, van de oudeafneemt en verplant. Doch
eer dit gefchied , moeten de gemeldde Wortelen, wee- ;
gens hare teederheyd, ten minften twee jaren oud
zijn.
Doryc- Het D oRy cnïum D io sco ridis , o f Dörycnium
niumvan van Diofcorides befchreeven, is eene der fchoonfte Ge-
des° COn" waJTen s welke ik ’ oyt op aarden- heb gezien j. in alle
deelen w i t , en blinkende als Zilver. Het groeyd.in
deeze Geweften zelden meer als een Maatvoet hoog.
Wortel. De Wortel is bruynachtig van verwe;. d ik, k o rt, en
in weynige, ofgantfch geên deelen gefcheyden : uyt
welke zelden meer- als eene ronde en regt-opfehietende
Steel voortkomt, doch daar na zich in meerder verdeeld
: waar aan de Bladeren , veelvoudig en digt op
Bladeren, malkander zittende, opwaarts gekeerd Haan. Zijn in
gedaante die van den Olijfboom, ook zelfs in grootte,
niet ongelijk; doch alle niet zoo breed; noch ook regt
teegens -over malkander aan hare Steelt jens gefteld; aan
welke ze alderfmalft, ru yg , . dikachtig, en van ónder
met een regt-doorgaahde Ader voorzien zijn , waar uyt
voortvloeyen eenige weynige kleyne , alleen zichtbaar
in de grootfte Bladeren.
Bloemen. De Bloemen vergelijken zich niet qualijk, in grootte,
gedaante, en v erw e , met die1 van de kleyne gemeene
Winde, doch zijn welzoo bleek. Komen voort uyt het
bovenfte Hert der Tak jens, u yt veele digt bij malkander
gevoegde, langwerpige, enruy ge , gelijk de Bladeren,
doch niet zoo zeer als Zilver blinkende Knop jens,
rondom bezet met kleyne Bladert jens ; zoo dat ze
fchijnen als uyt de zelve uyt te Telneten, en’erop te
ruften. Gemeenelijk blijven ze niet meer als drie dagen
goed: daar na krimpen ze in haar zelven o p; en
vergaan , zonder in deeze koude Geweften eenig Zaad
na' te laten.
Hoe waar Ongeerne verdraagd dit Gewas eenige vettigheyd;
te nee- moet derhal ven alleenlijk hebben een goede ,% zandige
racn* aarde, met een weynig Mol der verrotte Boombladeren
dóormengt. Blijft eenige jaren in het leeven.
Kan op geenserley wijze te veel vochtigheyd verdra-
. g en , 'wijl de Wor,tel daar dóór lichtelijk aangeftoken
word, en dan verrot. Bloeyd (voortgekomen zijnde
u yt Zaad, uyt warme Landen overgezonden) in het
Aanwin- tweede jaar. D it Zaad moet met een waffende Maan
ning. van April o f May in een P ot, niet boven een ftroo-
breedte diep ,' gêzayd, en op een heete plaats gefteld
worden. Alleenlijk hier door kan men ze vermeenigvul-
digen. Deeze zeer fchoone Plant fchiet wel gedurig (vermitsze
Struvellig groeyd) jonde Scheutjens-uyt de Worte
l, maar kan’er noyt door aangequeekt worden.
K R A C H T E N .
HE t Dorycnium van Diofcorides befchreeven, en £>/o/c,/,
ter dier oorzaak Dörycnium Diofcoridis genoemd,
. gelijk alreeds hier boven gèzegt is , is koud en
vochtig in den derden graad.
• In Wijn gezoden, en daar van een weynig gedron- Galen.U
ken, o f een. Scrupel van het Poeder der gedroogde Bla- s,oiyuùt
|deren meó Wijn ingenomen, doed den menfeh (lapen. ö'
Maar te veel daar van gebruykt, brengt hem om ’t leeven.
Moet derhalven voorzichtig gebeezigt worden.
C C H O O F D S T U K .
D R A G O N .
Y elk zoo zeer bekend, als, om haar Niir.cn.
aangename geur en treflijke hoedanig-
heyd, in een goede Salade bemind,
heeft in ’t Necderlandfch geenen anderen
l l j l naam. Word in het Latijn geheeten
D r a cu n cu lu s hortensis, o f ook
D raco her ba : in ’t Hoogduytfch D raguïJe : in ’t
Franfch, eeven gelijk in ’t Necderlandfch, D r ag o n :
in het Italiaanfch D ragoncello , o f D ragone.,.
Deeze Plant bemind een goede, gemeene, Zandige,Grond
wel-omgefmeetene, en vet-gerneftte grond: een luchtige,,
vrije, genoeg ter. Z on geleegene plaats,, en veel
Water. .Word .uyt eygener aart. z^er oud. Verdraagd al-
lerley ongeleegentheeden der Winter. Geeft in deeze Landen
ter nauwer nood Bloemen; maar noch veel mindér
eenig volkomen Zaad.
. Word 'derhalven .alleenlijk aangewonnen door hare Aanwin»
aangew.affene jonge 'Looteq ; welke m en , Wortelen ge- n‘n2'
kreegen hebbende , met een waffende Maan in Maert,
van de oude afneemt, en verplant. Ingeftoken zonder
Wortel, komen ze noyt voort. Moeten ook ieder
vier jaren opgenomen, ep-met nieuwe Mift voorzien
worden ; anders verminderen ze v en vérfterven
met’ er tijd gantfehelijk.
K R A C H T E N .
D ragon, o f Dracunculus Hor tenfis, is droog in den 'Dumt-
eerften, en warm in ’t begin van den derden ƒ/S ffl
graad; ook doqrfhijdende, verdeelende, vertee-
rende., yerweekende, en openende van aart.
Zij word gehouden zeer gezond te zijn voor oude.
en ook voor koude naturen; doch jónge en hitzige Lieden
moeten ze matig gebruyken ; want zij maakt dun
Bloefi, en ontfteekt de Leever.
. In een Salade gegeeten , is ze zeer aangenaam, en RuiSim
matigd de koudheyd der zelve. Alleen gebruykt
doed ze het water der Blaas affehietén ; verteerd de jjjitjil.
fpijs; maakt luft tot het Tchte-werkj verquikt het 14. cty'P
Hert; verfterkt de.Maag, en het Hoofd : verteerd,
maakt dun, en jaagt u yt de fijmerige vochtigheyd van
het zelve. De Bladeren, . in de Mond geknauwd wordende,
hebben een diergelijke werlfing.
Eeven deeze Bladeren in Wijn gezoden , en daar lobiU•
van gedronken, . o f het gediftilleerde Water van deMj^.,
zelve ’s morgens nuchteren g eb ruykt, verteerd alle/
rauwe en taye vochten : is goéd voor de Pefi,. want
het doed znveeten, 'als men zich daar op laat toedekken.
De Tanden daar mee gewaffehen, verdrijft de Tandpijn.
Jaagt ook uyt de Winden. Opend de verftopt-
heyd der inwendige deelen, en verwekt der Vrouwen
Maandflonden;
C C I