
 
        
         
		jo ?   B e s c h e y v in g   d e r .  K r u y d e n , B o l l e n   e n   B l o e m e n , IIIB o e k ,  504 
 RU LEO  ,  of, Spaanfche  Winde  met  een fchoone  blauwe  
 Bloem,  ook  geheeten  flos  Pr in c ie is ,  o f  P ringen-  
 bloem  ,  om  dat ze  beftaat  u yt  blauw  en w i t ,  gelijk  
 het  Leverey  der  Princen  van  Oranje  en  Naffauw  is. 
 IV .  F lore  d ilu t o   cceRULEo  ,  o f   met  een  bleeks  
 blauwe  Bloem.  V .   F lore  albo  ,  o f  met  een  witte  
 Van wel-  Bloem,  V I .  I ndicus  hederas  folio  flore  pur -  
 ke hier  pur eo ,  o f  Indiaanfche  Winde  met een purpure  Bloem,  
 elfderley  en  bladeren  op  de  wijze  van  K lim ,  o f   Veil:  en  
 Tooro^  F lore  albo  ,  o f  met  een  witte  Bloem,  V IL   T ri-  
 fteld.&  ph y l lu s   I n d ic u s ,  o f  Indiaanfche Winde,  met  drie-  
 hoekige  Bladeren,  V I I I .  E legans  t en uifo lius , o f   
 aardige Winde, metz.eer  teedereBladeren, anders I ndicu 
 s  pennatus  van  de  hoog-geleerde  Heer  F abius  
 C olomna  genoemd;  o f  Indiaanfche Winde,  met  teedere, 
   aardige  Bladeren,  als veederen der  Vogelen',  van  
 veele  ook  geheeten  Q u am o c l it .  IX .  A l th ^eje  
 •folio ,  o f  Winde ,  met *B lader en  van u4lthaa,  anders  
 witte Malve,  X. M inor  p en t a ph y l l eu s ,  o f  kleyne  
 Winde,  met  Bladeren van Vijfvingerkruyd.  X I .C on- 
 VOLVULUS  NON  CONVOLVULUS  ANGUSTIFOLIUS ARGENTEUS  
 ,  o f   Winde  ,  eygentlijk„ geen  Winde ,  met  
 fmalle  lange  Bladeren  van  een  Zilverachtige ,  ruyge ,  
 blinkende  couleur;  en  dan  noch  meer  andere.  Niet  
 alle  zijn ze  van  eeven  de  zelve  Bouw'mg  en  Waarneming. 
 Gemeene  Het  C onvolvulus  MAJOR  VULGARIS  FLORE  
 groote  a l b o ,  o f  gemeene ,  groote  witte  Winde,  en.CoN-  
 Weyne re-VOLVULUS  VULGARIS  MINOR  PURPUREUS,  o f  kjey-  
 meene S  ne gemeene Winde  met  een  purpure Bloem,  zijn  beyde  
 Winde j  het grootfte onkruyd en het  meefte  verderf eens Hofs,  
 fteC o?°0t'  ^et we*k men er&ens zou mog en vinden.  Zij  beminnen  
 kruyd en  aUerley  flag  van  grond,  inzonderheyd  die  met  Zand  
 verderf  vermengd is.  Geeven  ieder jaar Bloemen,  en ook dik-  
 eens Hofs. maaj ,  bij  goede  tijden  ,  volkomen  Zaad :  het  welk  
 met een wanende Maan in  het  Voorjaar  word  gezayd.  
 Hier  door  konnen ze  overvloedig  vermeenigvuldigd.  
 worden;  doch noch  veel  beeter  door  hare  aangewaf-  i  
 fene  Wortelen.  Verdragen  fterke  koude  en  alle andere  
 ongeleegentheeden  der  Winter.  Laten  tijdelijjk  haar  
 L o o f vallen,  doch  fchieten  haaftig weer uyt. 
 Hoe  de  W il  iemand  zijnen  H o f  van.  deeze  twee  fchadelij-  
 zelve  daar ke  en  alles  verdervende  Gewajfen  zuyveren,  en  de  
 vantezuy- weer-voortkoming met  kleyne moeyte verhinderen, die  
 veren.  plukke  tot in  den grond hare omlopende Scheuten u y t ,  
 zoo  dikmaal  als ze  weer  uytfchieten,  en  zich  vertöo-  
 nen,  t ’elkens  met  een  afgaande Maan;  zoo zullen  hare  
 Wortelen  met’er  tijd  verminderen »  vergaan  ,  en  
 gantfehelijk verderven.  Want het meenigmaal a f bree-  
 ken kan  hare natuur niet verdragen,  als  die  té zeer hier  
 door  word  gekrenkt. 
 Spaanfche  Het  C onvolvulus  H ispanicus  ,  o f   Spaanfche  
 Winde  Winde,  zoo  met  een  hoog-blauwe  :  bleekblauwe,  als  
 met  Blo c- geheel  witte  Bloem,  krijgt uyt  een  teeder,  k o r t,  in  
 verfehey-  de  gt°nd uyt den  geelen wit-verwig  ,  doch eeven bo-  
 dene ver-  ven  de  zelve bruyn-rood  zijnde  Worteltje  in  het  eerft  
 wen.  twee kleyne,  een Hert gelijkende,  en  regt  teegens malkander  
 overftaande  Bladert jens  :  uyt  welker  midden  
 drie,  vier,  o f  v ijf Steden voortfehieten,  ohderbruyn-  
 achtig, '  maar na boven  bleek-gfoen  ;  doch  van  onder  
 na  de grond gekeerd  veel bleeker;  rond;  hierengintfeh  
 Gedaante  met  eenige  bleek-ruyge  hayrtjens  voorzien;  een,  ander  
 Blade- derhalf, 'twee ,  o f  meerder  voeten  lang;  uyt .eygener  
 rca*  aart  zich  op  de aarde veripreydende;  ook weynig,  o f   
 niet,zich omdrayende: aan welke veele aardigeBladert-  
 ~ jens  groeyen;  ruyg;  de  onderfte  de  langfte en grootfte  
 ;  ten  hal ven  na beneederi  fmft;  aldaar nauwlijks.de.  
 kléynfte vinger ,  doch na boven  toe een duym,  min o f   
 meerder,  breed,  en ontrent geheel rond.:  de bovenfte  
 de kleynfte; ontrent onder en boven eeven  breed;  doch  
 voor  niet  zoo rond ,  maar  ftompachtig-fpitzer  toelopende: 
   van welke zommige een vinger lang,  en  eenige  
 veel korter zijn;  op  geene  bijzondere Steden ruftende;  
 maar aan dc yoomaamfte Steel vaft gehegt,  en de zelve 
 gelijk als omvattende:  aan de randen  fle g t;  zacht in  ’t  
 aanraken  ,  met  een  bevallijke  donkere  groenheyd  bekleed. 
   Als  men ze  in  de  Mond  knauwd,  hebben  ze  
 geen  zonderlinge fmaak;  doch achter op de Tong vallenze  
 een weynig fteekende,  en de Keel wat benauwende. 
   In  het  midden  zijn  ze  vercierd  met  een  regt-  
 doorgaande  Ader ,  o f  Rugge ,  waar  uyt  voortkomen  
 veel andere kleyner,  wat om  hoog gefteld;  van boven  
 inwaarts,  doch  van  onder  uytwaarts  gekeerd,  aan  
 de  randen  uytlopende.  Tuflchen  welke  boven  malkander  
 ,  nu  uyt  de  eene,  dan  u yt  de  andere  zijde,  
 veele korte Steelt jens, boven met een vijf-bladerig ruyg  
 Knopje  voorzien,  te voorfchijn worden gebragt.  Waar.Gelfolte  
 uyt fchoone ronde Bloemen  groeyen,  op  de  wijze  van  enyerwe  
 andere  Winde.  Deeze  z ijn ,  gelijk  alreeds  gezegt  is , derBloe:  
 gantfeh  w i t ,  bleek-blauw  ,  o f   donker-blauw,  en  in men‘  
 de  grond  zuyver  wit.  Dagelijks vernieuwen ze  zich;  
 want duuren  in haar openftaan niet langer als eenen dag. 
 Daar na vergaande,'  laten ze achter ronde,  harde,  ruyge  
 ,   bóven  met  een  fpits  puntje  voorziene  Knopjens,  
 van  binnen  gevuld  met. vier,  drie  ,  o f  ook wel  een,  
 halfrond-driehoekige, en  (rijp zijnde^ bieek-bruyn-ver-  
 wige Zaadjens.  . 
 Deeze  foorten,  gelijk  ook  hét  C onvolvulus  In-  
 Dicus,  o f   Indiaanfche  Winde  (met  ahhafe verfehey- (jeezer c  I  
 ,  dentheyd  zoo  in  Bloemen  als  Bladeren,  alreeds aange-foort be-  j  
 weezen  )  als  van  eenerley  natuur  met  de andere ,  be-rami'’  
 minnen  al  te zamen  een geiiieene',  goede,  zandige aarde  
 ,  met  twee-jarige,  kleyn-gewreevene  Paerdemift  
 doormengt:  een  vrije,  warme,  .wel.ter Zon geleegene  
 plaats,  en  matige  voehtigheyd.  . Geev,en  niet  alleen,  
 meeft  de  geheele  Zomer  d oo r ,  vermaaklijk-fchoone  
 Bloemen,  maar ook in  den Herffi  volkomen rijp Zaad,  
 doch  daar  mee  vergaan ze.  .Worden  dèfhalven  ieder Aanwin-  j  
 voorjaar,  met een waffende Maan  van Maert o f  April, ning*  
 weer  op  nieuws,  niet  diep,  maar  hol  en luchtig gezayd. 
   Deezer wijs kan men  haar eeuwigdurend maken. 
 Het  C onvolvulus  ALtHiEiE  fo l io ,  o f  Winde winde]  
 met  Bladeren  van  witte  Malve;  en  het  CoNVOLVU-mctBla(lc'  !  
 Lus  minor  pentaph yllus  ,  o f  kleyne Winde,  metwjtte  
 Bladeren  van  Vijfvingerkruyd,  altijd. groen-blijvende, Malve,  
 fchieten  beyde',  uyt  eygener  aart,  niet hoog. op.  De ^  ■ 
 eerfie foort krijgt  Bladeren,  .ruftende op  tamelijk-lange ^  ^   
 Steelt jens,  nu uyt de eene,  dan uyt de andere zijde van vinger-  
 hare  ruygachtige  Steel  boven  malkander  voortkomen-kruyd.  
 de  :  die  van  de  witte  Malve,  o f  Betoniè  (gelijk  alreeds  
 gezegt 'is;)v niet  zeer  ongelijk  in  gedaante;  voor  
 •  niet  fpits ,•  maar  ftomp  toegaande.  '  Zijn  een  ,  anderhalve, 
   ook  twee  vinger-leeden  lang  ;  een  ,  wat .meer  
 o f  minder,  breed;  voorzien met veele  fterke Aderen,  
 voortkomende uyt eene  in  *t midden  :  ruygachtig  van  
 aart;  bleek-groen  van  v erwe ,  en  een  kleyn  weynig  
 getand.  Daar na hooger  uytwaflende ,  ziet  men haar Befchrij-  
 meer,  en  eyndelijk  geheel  ingefneedeh,  gelijk  de  bo-  
 venfte  Bladeren  van  A lc ea ,  o f  .Sigmaartskruyd.  T u f -^ g   
 fchen  welke  voortkomen  de  Bloemen ,  zijnde  groot, foorten.  
 rpnd,  bleek-paarfch-verwig,  en  ruftende op Steelt jens,  
 die  een geheele  vinger  lang  zijn;  welke zich  dan  eerft  
 drayen  om  een  Stok, .gelijk de  andere.  De  tweede,  
 o f   kleyner foor t,  groeyd  op  de  zelve  wijze,  van  een-  
 veel  aangenamer  aanfcliouwipg  :  doch  dë  eerft-voort-  
 komende  noch  niet  ingefneedene  Bladert jens  zijn  niet  
 zoo  langwerpig,  maar  rondom  een  weynig,  digt  bij  
 malkander,  bevallijk  getand,  en gelijk als  drie-hoekig  
 gefteld;  waar  van  het  middelfte,   o f   voorfte,  alleen  
 fpits. is.  .  /  .  ,  ï-/i  <  w0f 
 Deeze foorten vergaan niet zoo  haaft  als  de  vonge^^'genaarde  
 maar  zijn  uyt  eygener aart Jang-leevender.  Beminnen ^  bemio*  
 een  goede,  zandige  grond,  met-een  weynig  twee-nen.  ,  
 jarige Paardemiftdoörmengd:  een warme,  vrije,  wel-  
 geleegene  plaats,  en.niet te  veel  voehtigheyd.  Bloeyen  
 jaarlijks  :  doch- geeven  zelden  ,  ten  zij met zeer heete  
 Zomers,  eenig  rijp  Zaad  in  deeze  koude  Geweften. 
 Zijn  teeder  van  aart.  Konnen  geenszins  veel  Herffi- H°c  
 reegenen,