43 B e s c h r y v i n g v a n d e
grooter Takken , doch geene Bloesem , en ook in de
Vruchten geen volkomen rijp Z a a d , voor dat ze oud
zijn geworden. Zijn zeer hard van aart, zoo dat ze felle
ko u d e , en alle ongeleegentheeden des tijds konnen
.verdragen»
Aanwin- Deeze altijd groen blijvende Boomen konnen in
n*n£* deeze Landen aangewonnen o f vermeenigvuldigd werden
op twee verfcneyde wijzen. Eerji door haar Zaad',
ten anderen door afgefneedene Takken* öp de volgende
manier. « • - ;
Eerftewij- Zoo veel aangaat de eerjle wijz.e; mem Zaad, het
ze, door welk een, twee o f drie Jaren oud i s : zaay het in de
haar Zaad. gedagte aarde , elke Korl bijzonder, ten minften een
voet van malkander, -ftraks na de volle Maan in de
Maand Maert o f A f ril. Als deeze Korlen zijn opgekomen,
moet men ze in dezelve plaats onverroerd drie
Jaren lang laten ftaan : neem ze daar na öp , en ver- ;
plant z e , met een afgaande Maan 'm Apr il, in dè voor-
heenen gemelde grond, ten minften twintig voeten de ,
cehe van de andere. Aan de dikfte Wortelen moet
men ze een weynig belhoeyen; maar op geenerley wijs
aan de T akken , wijl ze. zulks niet konnen verdragen:
Deeze want de natuur deezer fchoone Boomen is zoodanig, j
Boomen 'd a t z e , hare onmagt o f zwakheyd gevoelende , *t zij
haar"zel ^aD datze herzet o f niet verzet zijn , haar welven beven.
' fhoejen, door ’t verfterven harer onderfte Takken, op
dat de bovenfte, door ’t genot van dies te meer voed-
zèl, zoo veel te krachtiger mogten opfchieten.
Ti:d der Dóch indien ’t gebeuren mogt, dat eevenwel in óen i
S n o e y in g verzette o f niet verzette Boom de Snocying moeft gé-
en hoe dit fchieden , zoo fou men dan de Takken moeten afnee- |
men in ’t alderlaatfte van de afgaande Maan , niet digt
aan de Stam , maar een goede handbreed van dezelve ;
a f ; zoo dat de Stompen , o f ’t overgelatene van de !
groene, afgenomene Takken , rondom de Stam blij- !
ven ftaan : welke dan, door de uytvloeying der
Hars, o f des Peks* binnen de tijd van een Jaar gantfch
verfterven : dan konnen ze ligtelijk afgefneedcn werden
tot aan den Boom z elfs, zonder eenig gevaar van de
Stam.
Gevaar Indien nu iemand de Takken tot aan de Stam Zelfs
trent°a” wou afneemen,die zou na een korte tijd bevinden, dat
door de uytloping der Harszige o f Pekkige vochtig-
. h e y d , veroorzaakt dóór de affnijding , de Boom was
gebragt in een groot gevaar van te zullen verderven :
want o f .hij ,al fchoon niet langzamelij k t’eenemaal qua-
me te verfterven ,* evenwel zal hij zoodanig verzwakken
, dat hij ter nauwer nood in de tijd van vier Jaren
(ja zomtijds wel nimmermeer) weer zal konnen geraken
tot zijne vorige kracht en welftand.
Tweede Ten anderen gefchied de aanwinning. deezer Boo-
wijze van men door hare Takken, óp deeze wijze,
ning, door Snij alleenlijk a f de een-jarige Scheuten, o f Loten,
een jarige met* één volle Maan in de Maert. Zëtzè zoo diep in !
Loten. de aarde, datze niet hóöger,als een halve vinger leng- i
te,bóven dezelve komen uyt te fteeken ; op een fcha-
- duwachtige plaats , daar de Zon maar een weynig
. fchijnd : begiet ze dikmaal met Water, zoo zullen ze
na een korte tijd van zelfs Wortelen vatten. Als ze drie
Jaren geftaan hebben, verplant men ze met een waflen-
• de Maan in Moert o f A p r il, o f men laat ze ftaan op
dezelve plaats., ontrent twintig voeten de eene van de
andere.
Mecnig- * Als deeze groot geworden zijn , en eenige Jaren
vuldige en lang geftaan hebben , fchieten ze hare meenigvuldige
vnjd uyt- Wortelen- zoo wijd u y t , dat ze tien en meer voeteii in
Wortelen6 * r°nde al ’t voedzel uyt de aarde na zich trekken ;
waar door alles, wat daar ontrent gezayd o f geplant is,
vergaan moet: dienen derhalven gezet te worden op
zoodanige plaatzen, daar ze andere Vruchten niet fcha-
.dclijk konnen z ijn ..
Hoog- De zeer aangename groenheyd deezer Bqpmen van
achting allerley foorten pleeg in vorige Eeuwen zonderling
hoog geacht te werden: 2ulker wijs,dat men ook van
B oomen, I Boek, 44
dezelve maakte de Kroonen , waar mee men gewoon bij deóude
was in de Stad Corinthen te bekronen de O ver win- ^ df nen-
naars, die in de Jfthmifche Speelen, welke gemeenelijk /. “['prob?j,
eenmaal in ieder Jaar wierden gehouden, de zeege had- Bion. de
den behaald. O o k hebben voortijds de Grieken de tfh.Orat.
Tempel van Neptunm rondom kroons-wijs met deeze 9FaMranj ib
Boomen beplant en befchaduwd; gelijk Plu t aRChus, i .& i .
D iO N , C leMBNS A lEXANDRINUS , L aCTANTIÜS , Glem.
Strabö en andere getuygen; alles ter eeren van haren
Afgod Neptunm , aan wienze deeze Boomen hadden j e f al,p.tl.
toegeheyligd. Zoo dat ook daar na al de Beeften, na cap. 21.
’t verhaal van Longus , welke den Heydenfchen A f - 1| | | g
god Pan zouden geoffert werden, eerft met een Kroon strabolib.'
van deeze Takken gekroond, en dus na de offer-plaats 8.
geleyd wierden ; gelijk men heedenfdaags bij ons de
boven maten vette en wel-gemeftte OJfen ( anderwee-
gen ook Kalveren ) met Palm, o f Bofchboom, befto-
ken , onder ’t geluyd van Trommelen , om van elk
gezien te werden , door de Stad om , en vervolgens
ter Slagtbank voerd.
Bij de Stad Êphez>en was ook voortijds een H o l , Zeldzaam
beplant met Pijnboomen. Derwaarts wierden gevoerd |||||
de Vrouwsperfoonen, aan welker Maagdom men twij- g g g.*
felde: indien ze dezelve zuyver bewaard hadden , zoo CaUimach.
hoorde men door ’t Bofch een zeer aangename ftem ,
o f lieflijke Muz,ijkj> en de Deuren des Hols floten zich
van zelfs weer toe : indien niet, zoo bleeven ze ongefloten
ftaan, en men wierd een zeer droeviggeluydt
gewaar.
Eene deezer Boomen , gegroeyd in ’t Landfchap Strabo. lib.
Troyen , bij de Rivier Heptdporm had vóórtijds de ‘3*
dikte van drieëntwintig voeten in den omvang ; en alleen
de Stam de hoogte van zevenenzeftig , behalven
zijne hooge T op , welke zich boven uytbreydde in
drie: deelen:, -volgens ’t berigt van Strabo.
K R A C H T E N .
A L deeze lborten van Boomen, weynig in hare Horat. lib.
Krachten verfchillende , geeven een zeer aange- Carm *•
name en verfiiflchende geur van z ic h ; waarom
ze ook de geene , welke onder hare fchaduw ruften,
geizond en dienftig zijn.
De Bladeren, geftoten, en op varjfche Wonden, o f Bladeren,
andere Befchadigingen, g elegt, neemen wech de hit- TraS
Zjigheyd en brand der zelve. - In Azijn alzoo gezoden, ca? '7<S*
en de Tanden warm daar mee gewaffehen, verzacht de
finerten der zelve. Een hand vol van de uyterfte Toppen
met hare Bladeren genomen , gekneufd , o f ge-
k e r ft, in een kan Wijn , o f B ie r , tot op de helft
gekookt, en daar van een half Pintje’s morgens,*s middags
en ’s avonds gedronken , geneeft de Scheurbuykl,
en verdrijft de pijn om 7 Hert.
.D e Schors, o f Boft (delgelijks ook de Schel van de Schors.'
Vrucht z e lfs ) , is verdrogende en te zamen-trekkende ^todc- *• !>
van aart. Geftoten, op ’t vuur gele gt,en de rook van CQe^Jr\
onder ontfangen , verdrijft de opßijging der Moeder, hiß. Plant.
Gepulverizeert, heeld de verzeerde plaatzen des Lig-
chaams , daar ’t Vel afgeftoten is , wanneer ’t daar op ' l7‘
gelegt werd. Met andere dingen vermengd , geneeft pfin. /. 23.
Wonden en allerley Zeerigheyd. Met Wijn gek o o k t, cap. 8.
en ingenomen , ftilt de Buykloop , ; en Buykjtrimping :
drijft ook ’t Water voort.
De groene Pijn-appelen , noch niet hard geworden, Fijn-
o f ook de jonge Bladeren , in Water gediftillert, en ’t aPF^eQ
Aangezjigt daar mee gewallchen , verdrijft de daar in z
zijnde Rimpelen. Een Linnen doek daar in nat gemaakt,
en op der Vrouwen Borflen gelegt, maakt dezelve ftijf, Lonic.lib.il
hard en kleyn : ook de Vrouwelijkheyd eng: waarcaP’ 44-
toe eevenwel ’t uytgeparftte Zap der Vruchten bequa-
mer werd gehouden.
Twee oneen; van dit Water , als verftoppende Gediftil-
van aart, met Roqzen-zuyker voor den eeten ge-leertWa^
dronken, is goed teegens ’t Rood Meli^oen , Buyk- ter*
4j Penne-, Pek-, of Pynboom. Pruymboom.
loop, en de Zinkingen, o f ’t neerfchieten der Ca-
tarrhgn. X V I I H O O F D S T U K .
4 6
PRUYMBOOM. |
!^ ^ ^M ^ |^ j^ E n en met dien naam in 7 Needer- Vcrfchey-
landfeh wel bekenden Boom , werd de namen.
9 H >c Latijn geheeten Prunus : in 't
HoogduytsPflaumen-baum , Q uEt -
scHEN-, o f W etschen-baum : in
’t Franfch Prunier , Prunelier ,
en Davoines : in ’t Jtaliaanjch Pruno.
Hier van worden zeer veele aangenaam-verfchillende Veelerley
lborten , en fmakelijke Vruditen gevonden, welker Soorten,
hamen wij hier, kortheyds-halven , niet vermelden:
alleenlijk zullen w i j , om des gemeenen voordeels w il,
in acht neemen hare Queeking en verzorging in ’r algemeen
, vermits ze doch al te zamen van dezelve aart
zijn.
Van naturen beminnen ze een gemeene, luchtige, Waamee-
zandige, en ongemeftte aarde : een opene vrye lu ch t, m‘ng <iee-
en veel Water. W il iemand haar verplanten in een
kleyige grond f zoo moet hij de kley , drie voeten in
t rond, wel met zand en goede aarde doormengen:
daar na haar in dezelve zetten, met een afneemende
Maan van Februarius o f M a er t, als de Baft vaft om
de Stam z i t , op zulk een wijze, dat geen holligheyd
onder de Wortel blijve. Dien geheelen Zomer, en
ook eenige daar op volgende Jaren , moet men ze dikmaal
met Water begieten, en haar voor alle vettigheyd
zorgvuldig bewaren , wijl ze dezelve gantfchlijk niet
verdragen konnen : ook werden de Vruchten zelfs hier
door veel flechter, en vallen ligtelijk, als een ontijdige
geboorte, voor den tijd af. Geduldelijk konnen
• ze langdurige ftrenge koude, en alle ongeleegentheeden
des geheelen Winters uytftaan. Geeven gemeenelijk
in den aanvang van A p r il, o f ook wel wat later,
hare Bloemen : wafïen haaftlijk o p , en werden zeer Aanwin-
vermeenigvuldigd; ’t welk gevoeglijk gefchied op de ning.
drie volgende wijzen.
E er ft, door middel van Enten en Zuygen op haars Eerftewi:
gelijke, voortgekomen van een K o r l, o f van een joh- ze, door
ge bij de Wortel uytgefchoote Spruyt; ’t welk men, Enting, of
als van eenerley natuur zijnde, alderbeft heeft bevonden, Z'uyglnS*
inzonderheyd wanneer zulks gefchied in ’t midden van
de Maand Maert, met een walfende Maan, als de ge-
voeglijkfte en bequaamfte tijd tot dit werk.
- Ten anderen kan de aanwinning deezer Boomen zon- Tweed©
der groote moeyte gefchieden door ’t Zayen o f fteeken
der Steenen} o f Korlen, op deeze wijze.
Pluk met uw hand a f de befte en fchoonfte Pruy- door’t
men , van zulk een foort als gij begeerd, wanneer ze zay$n»
een bequame, matige rijpheyd hebben bekomen, on- ’
trent ‘t vierde deel eener uur voor volle Maan: leg ze ncai
dan neer op een drooge plaats , tot dat de Maan weer
.vol is : neem vervolgens de Steenen daar u y t , laat ze
wat wind-droog werden , en bewaar ze zorgvuldiglijk
tot op de naaft-komende^/^r^: fteekze dan een kleyn
lid eener vinger diep in de aarde, welke zandig, luchtig
, en geenzins vet zijn mo et, een dag o f meer na
volle Maan. Als ze öpgekomen zijn , moet mèn2e
niet roeren, rpaar drie volle Jaren agter een op dezelve en hoe
plaats laten ftaan : daar na neemt men ze uyt de aarde men daar
op , en men fnijd a f de geheelè regt-neerfchietende ■
Hert-wortel, tot aan de bovenfte zijde-wortelen to e : delen,
doch over de afgefneede plaats doed men een weynig
Wafch , o f andere Pleifter, op dat ’t Zap , waar in de
geheele welvaart des Booms beftaat, niet wech vloeye.
Voorts plant men ze met een afgaande Maan in Maert
op zulk een plaats als men w i l : doch men moet 2e rijkelijk
met water begieten; zoo zalmen beeter Vruchten
hebben van deeze, als van die door manier van Enten
zijn aangewonnen.
Ten derden worden deeze Boomen vermeerderd Derde wij-
door de konft van Inocnleeren; ’t welk gevoeglijk ge-
fchied