T ha p s i a . T ha l T ü l v.
mogen opgenomen worden, en' dan weer voorzien
van een varifche grond , zoo als hier boven is aan*-
geweezen.
h r°?M De T hapsia major LATiroLIA, of‘groote hreed-
derigë a’ Thapfi* , krijgt Uyt een ontrent een duym dik-
‘TBapfia. k e , in veele Takken verdeelde» witte Wortel, ook bo-
Wortel, ven, gelijk de voorgaande, fle g t, met gantfeh geen
hajrigc ruygheyd, als wel de andere, voorzien; gom- I
achtig, en in de Mond geknauwd wordende, zeerfterk
en ^ bitter van fmaak, verfcheydene Bladeren > op de
wijze der andere ioorten boven de aarde gefield ; ruftende
op dikke, ronde, en met een ’witte 'wolligheyd
Geftalte bekleedde Steden. Zijn ruym een voet lang; onder
ren. * met ^are Vleugelen alderbreedft , en v o o r , allenxen
fmaller wordende, fpits-toegaande;'^(f/»^» in on telbare
deelen, een kleyne vinger breed , o f ook wel
meerder, gemeenelijk na boven zich tèegens malkander
ombuygende. De verwe is boven donker-groen, een
weynig blinkende; onder bleek-wit, en ruyg. Aan
al de voorfte punten der ingekerfde deelen liaan kleyne
harde Doorntjens. Inwendig in al de grootfle deelen
ziet men een bleek-verwige regt-doorgaande A d e r ,
waar u y t ontelbare andere kleyner voortvloeyen. W ijders
zijn de gemelde Bladeren wat dikachtig van aart;
bitter en onlieflijk van fmaak.
Steel. | Tufïchen welke in *t midden, als uyt het inwen-
dige Hert, gemeenelijk een eenige Steel voortkomt ; in
deeze onze Geweften opfehietende gewoonelijk ter hoogte
van anderhalve v o e t , wat meer o f minder; zijnde
Bloem- rond, en u y t den groenen bleek-yerwig. Op wiens
tros. bovenfte punt te voorfchijn word gebragt een eenige,
rond-gellelde, u yt den geelen wit-verwige 'Bloemtros,
gelijk men ook in de andere foorten ziet. , Zij komt
voort in de Maand vaij juniu s . Eyndelijk vergaat ze
in haar zelven , en word gevolgd van een ovaals-wijze
^aad. rond platachtig Z a a d , dat van de Ferttla niet’ zeer
óngelijk.
k r a c h t e n .
Galm. 1. 6. T ^ v E Wortel van Thapfia, inzonderheyd de Schel,
simp. I J o f Bajl der zelve, is heet in den derden graad,
en vochtig van aart.
Sbfc. l. 4. Een Drachma van de gedroogde Schors deezer Wor-
m m Ul met wat Zuyker en Géngehar, -of met'het Zaad
fol.pƒ4. Dille (maar gantfchüjlc niet voor zich zelven alleen)
in Wijn ingenomen , fttrgccrt h e f Ligchaam ;
uytjagende alle galachtige, ook taye, grove , en koude
vochten. Zuyverd de Maag en Borfl van allerley ver-
floptheyd .* verbeeterd de Kortademheyd; verdrijft het
Colijk_, de Kramp, de Zijdepijx; de fmerten der Ge-
wrïgten, en het fpannen der Zeenuwen.
Durant. De Wortelgedroogt, gefloten, m e tO ly vermengt;
hifi riant, en dan gelegt op de quade Schurftheyd des Hoofds, ge-
riinA 13.nee^ Ze^ve* Doed ook het uyt gevallene hayr weer
c.io. * groeyen. D e zelve vermengt met Wierook en Wafch,
verdrijft de blauw-gejlootene , o f gevallene plekken
op de huyd , en doed het geronnene Bloed zich
fcheyden.
Het uytgevloeyde Zap der Wortelen met Honig
gemengd, neemt wech alle fproetelen en 'vlekten des
Aangeztichts.
Ternel. 1, 6. ’t Zelve Zap gemengt met geftotene Zwavel, fcheyd
totd' a^e koude en. harde Gezwellen, daarop gelegt zijnde.
Doch men moet het niet langer als twee uuren tijds
daar op laten blijven.
t C t S. u $>04
C C C C & L lX h o o f d s t u k . TH ALICTRUM.
het Neederlandfch niet alleen dus, Nariert.
R habarg er genoemd. Word in ’t
Latijn ook T hai.iCtk u m geheeten:
,n ’r HoogduytfihW ie senraute ; in ’t
ItaUaanfch. V rrdemarcö, en THAtif-TRó.
Hier van zijn mij in haren aart bekend geworden ró/f Vijf
onderlcheydene foorten; als: J Acrlchcy-
I . T h a i i c t d m MAJUS w u l g a r e f ió r è a l e o 1 f “ cliaN
o f gemeen groot ThaliClrum met een mille Bloem. II
H i s p a n ic u m m a ju s e l o r e l ü t e o , o f groote
Spaattjche Thai,dram met een-geele Bloem. I I I . T haa
l i c t r u m m e d iu m i o f middelbare Thai,drum. I V . '
Pr a Te n s r e l o r e , v i r id i , o f ThaliHrum , voortho.
mende op Grasvelden, met een groene Bloem. V . T il» :
l i c t u m MINIMUM C o r d i , o falderkleynfte ThaliWrum
van V a l e r iu s C o r d u s . Allé zijn ze van eeven de
zelve ^ Bowwing en TVaarneeming.
Zij beminnen.een goede, gemeene,'zandige, wel-Örond.
gemejfte grond. Hebben immers zoo lief een opene
luchtige, v rije , wel ter Zon geleegene, als een fcha- ,
duwschtige plaats; en wiUeq veel Water.
Blijven lange jaren in-tleeven. Tlleteyenie&tr Zo-Moeri™
mery en geeven, bij goedé droogc tijden , volkomen ,
njp Zaad. Konnen fterke koude , en alle andere dn- Zaad.
geleegeqthèeden der Winter, zonder fchade uytftaan.
_ Worden op tweederley wijs aangewonnen en vermee- Vcrmeo-
nigvuldigd. Eerft, door haar Zaad, 't welk met een “ jgraldl-
wanende Maan van October word gezayd in een Pot
binnens huys gezet ( wijl het tamelijk lang in de aarl
de blijft, eer men !t ziet opkomen); ó f in Maert op een
fchaduwachtige plaats; ontrent een halve vingerbreedte
diep m de aarde gelegt. Daar n a , door hare bij dë
Wortel uytlopende jonge Schets,jent; ’ welke men met
de genoemde Maan in ztpr.l van de onde afneëmt,
en verplant.
K R A C H T E N.
T Hahclrum, dus in ft Latijn en Necderlandfch be- Aart:
kend, is warm en droog;in den eerifen graad.
De Bladeren geRoten , o f het uytgeparflte Di»/e- ;
Zap der zelve; ó f ook wel het daar van gediftilleer-c' sS'
de W a te r ,' ’t.z ij métDoekjens', ‘ t z i j alleen, gedaan
op wonden, oude iceeren en zweeringen , geneëzcn en
verdrijyen de zelve.
Wortelen, ' o f anders ook de Bladeren, in Wijn DoJ. Lp
gezoden, en daar van ’s morgens nuchteren een R o e - c' 3‘
mer gedronken, ontroerd het Ligchaam, en verwekt
Stoelgang,
C C C C L H O O F D S T U K .
t u l p .
J lE e z e , in hare veelvoudige fchoonheyd Namen.
Y J der veranderlijke en bezienswaardige
h V couleuren alle andere verre overtref,
f fende 7Sol-plant word in ’t Needer-
^landfih genoemd T ul p ó f T u l p e :
'in 'c Latijn, Franfih en ItaUaanfch
T u l i p a : in *r Hoogduytfch T hum-
p a l , o f T u l p a n t , na het Griekfche woord D u t -
Pa n t , o f T u l i p a n Z-, beteekenende een Mutsje, o f
Hoedje. De voornaamfte onder de geleerde houden ‘Aanmer-
het daar v o o r , dat het Woord T u l i p a is een Sla-
voonjeh woord , bedtiydende een Ttsrkfche Hoed, o f S
L U 3 Hoofd- ■