
 
        
         
		flSMH 9 9 A m b r o s i a .  D i l l e .  A n g e l i c a . 
 rheuz.e  vochtigheeden  op  eenige deelen  des Ligchaams,  
 bij wijze van Cataplaftna da'ar op  gelegt. 
 Cmntrtr.  In   Wijn .gezoden,  verdrijft  alle gezwellen - aan  den  
 Jials.  Met liet  daar lïyt géparftte  Zap de  Oogen geWaf-  
 fen,  verjaagd en  verteerd deloopende vochtigheid,  en het  
 tranen der-zelve. 
 3S<9 
 X L I V   H O O F D S T U K . 
 L E. 
 • Enoegaan  ieder  bekend,   word  in ‘’ t  
 gs*  Neederlandftch  alléén  rhèt deezen  naam ;  
 ■  genoemd.  In  het  Datijn  geheeten  
 Aneth^-m : in het Haogdkjtfch'Dil l :  
 i het Franfch A net ; , eh  in  het  Ira~ 
 '■  liaanfch  Aneto.  •  ;  
 llVatvoor  Deeze Plant heeft liever een  gemeene,.  zandige,  ge-  
 I  een aarde  mefl.jea  als een  ongemeftte grond.  Bemind  een  opene,  
 |zij bemm-  |(iChtige,  wel ter Zon  geleegenè .plaats,  en  Veel'  
 I  Reegén.  Word niet bóven  de vijfmaanden oud.  Gééft 
 in dt  Zomer volkomen Zaad,  en  vergaat  daar na lang-  
 zamelijk  ipet’er tijd. t  • • o  1 
 IAanwin-  Moet  rterhalven  iri  iéder  vbvrjaar,   met  een  waf-.  
 laiDg.  fende  Maan  yan  Maert  o f  Apr ils   weer  op  nieuws  
 gezayd z ijn:  o f  flaat. ook wel  .van  zdfs  u yt  net  neer-i  
 gevallene  Zaad  overvldedig  o p ,  gélijk  men  jaarlijks  
 genoeg  verneemd. 
 K   R  A C H   T E N . 
 |caUn.  lib.  Ille  is;  verwarmende  en  verdrogende  in  den p»c. simp. I  J  tweeden graad.  Moet niet te veel gebruykt, of  
 /  gegeeten  worden.  In W ijn  gezoden,  en daar 
 van gedronken,  doed gemakkelijk wateren.  Verdrijft  
 de Bmkftkirimping:- vermeerderd het Zog  in der Vrouwen  
 Borften;.  belet het  opwerpen van  de Maag;  verwekt*?/^.; 
   zuyverd de Moeder,  en verhinderd de op-  
 fttjging der zelve..  -  • j 
 In  Water  gekookt,  en  Bads-wijze daar in gezeetén  
 heeft de  zélve werking»; 
 Het Zaad gedroogd,  en gepulverizeert, verdrijft de  
 Hiki:  ; Gelegt  op de  gezwellen  der hey melijke Leeden;  
 ook  pp  alle  vochtige z.eerèn,  geneéft de zelve.: 
 De  Bloemen  in  O ly   gekookt  .  en  daar  mee  de  
 Slaap  des  Hoofds  beftreeken,  doed  de Hoofdgijn verhiofc. 
 l.1 
 Hin. Lio,  1. iS. 
 ïjipulejM,  
 l-Heri.  cap. 
 HH De  O l y ,   daar  Dille  in  gezoden. i&  ge weeft,.  is  
 zeer  verzachtende  en  verteerende*  , Doed  wel ruften;  
 en  brengd  alle  rauwe  vochttgheyd.  tot  eenvolkomefie  
 rijghèjd. 
 X L V   H O O F   D   S  T U   K. 
 A N G E L I C   A. 
 \ S  een  welriekende  en  zeer  heylzame  
 v Plant,  W o rd ,  zoo  wel  in  Het  JVee~  
 - derlandfch  als in  het Latijn,  met gee-  
 \  nen anderen  naam  genoemd ;  ook Zóó  
 ÿ in  ,’t  Italiaanfch.  In  \   Hoogduylfch 
 _   --------- -  A n g ê l ic   ,  B rustwurt z  ,  en  oök 
 H e y l ig e n   G e i s t -w u r t z e l   :  in, hét  Franfch  A ng 
 é l iq u e .  1 ...  -.JJ.  .  |j  |   ;  ^   •.  •/, 
 Mefh  ^ er  van  zijn  mij  in  haren.aart  bekend  geworden  
 [dene  gr,  on£krfcheydene  ,   en  geen  onaangename  foorten ;  
 [foorten.  namentfijk  :  .* 
 I.  A ngei.ica.  major  s a t iv a ,  o£ groote  tamme  
 ftng™ca.  $  I I.  Sylvestris  major  o f  groote  -wilde  
 ■ ft^lica.  III.  Sy l v e str is   m ino r ,  o f   kleyn  wilde  
 ■ Zngeltca.  IV .  A q^ a t i  ga  ,  o f  Wdter-rangelica,  om  
 «at  inëfi  haar  ontrent  3e  Wateren'ziet ‘ voortkomen. 
 V .  T e n u if o l ia  ,  ö f  Angelica met teederder en ftnalUr  
 Bladeren,  ajs eene  der  alreeds .genoemde  foort en.  VI»  
 A n g e l ig a   A m e r ic a n a   B a c C'Ip e r a   ,  o f  Ameri-  
 caanfche  Angelica  met  brujmraode  Bezeren ,  Druyft-  
 wijze  bij malkander hangende :  welke, eerft groen ;  daar  
 na  bruyn-rood;  en  eyndelijk 9,  uytdrogende ,  'EWart  
 worden.  De  grootte  is  als  die.van  de  kleyne Corin^ 
 Jen.  In dé  zélve vind men het Zaad.  Niet alle Zijn ze  
 van  de zelve Bouwing en Waamëeming. 
 -  Zij  bèmiiihen  een  goede,  gemeene,   zandige,  wel- wat voor  
 gemeftte aarde  :  een  öpene.,  luchtige,  vrije.;  wel  rer een aarde  
 [Zon  geleegéne..plaats;,  en  veel. Water-;  inzonderh'eyd zli  bemIa'  
 de,  A n g e l ic a   a q u a t ic a ,  o f  Water-angelica.  DQfys:^0"-  
 -zjdying  voortgekomen  zijnde ;  hlrreyan zie  in  ;de tweede  
 Zomer,  en-geevèh  volkomen  rijp Zaad in den Herffts  
 doch  daar  mee  verfterVen ze.  Konnen fterkeLóüdei  
 en  alle  andere  ongele^entheeden  .des  geheèlen  Winters  
 zonder  merkelijke  fchade  uytftaan.  Eevenwel  is  
 de  ANGELiCA;-TENUiFeE(iA s >o f  ftmal-gebladerde Angelica  
 ,  wat  tfeederder  ah  ■ de'~a4ndéré  ;  Z:öo  dat ze  dikmaal  
 door  geen  al  te  fellp  JTorftfyo.n  het  keven word  
 beroofd.  . 
 I De  Bladeren  van  déeze  foórt  zijn  ih. het gehéél niét  Bladeren  
 meer  als  een . hand  lang en brepd;  doch  iederydeel  dér der fmal-  
 zelve  ter nauwer  nood  de  kleynfte  vinger  breed,  een geb^ader“  
 Ed  van  een  vïngef,  wat  meer  o f  min,  lang;  echter  nSC’  
 „van  verwe-,  ..ftefting  en  gedaante  die  van  de  tamme  
 Angelica met ongelijk;  hoe>vd. aap  hare, randen  rondom  
 niet  zoo  g r o f ,   maaryzeer  teeder  en  iub tyl inge-  
 fnejden  ;  óók.  yan, 'een  zeer^bevallige  aanfeliouwing. 
 XJyt  wiens  bihnenfte Hert voortkomt een  ronde Steel,  
 u yt  eygenef  aart  niet  hooger  als  t y e e ,voeten  op-  
 Tcnietende., 
 De  A ï^q e l ic a   A mERIGAn a . bacgifera^,  fo f Anr Angelica  
 gélicamet'Bezdmuyt Amerita,  -heeft groote,énrinee»ig-. 
 Vuldige  Bladeren,  niet  'zoo  digt:. ,  gelijk  de  andere ,  AmcdS.'  
 aan hare’,  ronde., ,een; weyqig xpyge  boven aan de eeöe  
 na  de. Zon  gekeerde  zijde;  doch onder geheel Gafta-  
 nieh  bruyne,  o f   bruyn-roóde ^  gladde  en  blinkende  
 Steden  ;  maar hol  en doorluchtig  gefteïd  ;  pcij-teeder  •  .■  
 en  dun  , .  doch  hardachtig  van  natuur  ;  -weynig  yan  
 reuk  ;  onder  meer  ruygaehtig  als  boven  ;  met  eén  .  
 regt-doorlopende  Ader  in  het midden  voorzien;  waar  
 u yt véél andere, genoegzaam  zichtbare  ,  en piet veel in  
 grootte verrchillende,  ter zijden  üytiopende^ voortkomen. 
   Zijn  yercierdmêt een aangename  zoo wel don- Gedaante  
 kere alsbleeke  groenheyd;  ook met zeer net.en kleyn- der Bla-  
 gétandde  randen.  Ieder Blaft ruft op een Steeltje,   bijr- deren*  
 zonder  gefteïd  in  drieën,,  oök  wel in,vijven en méér,  
 teegens  malkander  over  zittende >, „waar yan  het  mid-  •  
 delfte het groötfte is; aan de éene  zijde gemeenelijk wat  
 rónder  als  aan  de  andere;  en voor  in  een  fpits,.-  zoité*  
 tijds  een  weynig  kromachtig  geboogen  punt eyndi-  
 geride. 
 Deeze  foort  geeft  zoo  wel  ter  zijden  als  uyt  dé Der  BIoe*  
 bpvenfte  punten  der  Takjéns  veele  bij  malkander  ge- men' 
 . voegde  kleyne  groene  Knop jent y. welke  de  een  na de  
 ander opengaande,  kleyne ,   bléek-witte en  Stafs-wijze  
 geftelde  Bloemtjens  vertoohen  doch  zonder  eenige  
 reuk.  -Beftaan  uyt y i jf  hol-geftelde,  zeer lichtelijk na  
 beneeden  omflaande ,  ook  fpits  en  niet  rond toegaande  
 Bladert jens, (  gelijk  in d e   È iGu uR d er voorgaande  
 drukken  qualijk  geteekend is^  :  hebben ook inwendig  
 v ijf kleyne w itte Draadjens, -op welke v i j f  kleyne rondde  
 knop jens  m-ö'eyen  :  die-meCer  tijd  verg^aiïdéj  hét  
 gemerdde 0 aadn& laten.  Zie de bij  gaande. F i g u u r ,   -  -  
 éygehtlijk na het leeyen geteekend;  -  ,  ,  ; 
 De  Wortel-Ys, „uytwendig van  een bleeke^yerwe;  in- Wortd*  
 wéndig  w i t ,  in  veele tamÜijk dikke zijd'e-takften Zich  
 verdeelende;  weynig  van  reuk ;  ook ,  in  de  Mond  
 geknauwd  wordende,  niet  fterk  van  fmaak;  inwendig  
 eevenwel  met  een  hout achtig  Bit  ,  o f   M a rg ,.  
 voorzien.  ■ 
 Deeze.  nu  befchreevene  A n g e l i c a   A m e r ic a n a   venhevd. 
 ,  x j