
 
        
         
		i 8 i 
 'Zalm gefloten ,   en met Wijn  ingenomen ,  helpt  de  
 Waterzuchtige ;  opénd  de  verftoptheyd  dér  Nieren  ,  
 Blaas,  Leever en Milt.  Doed purgeeren;  en is goed  
 voor  de  overvloedige  ALaandftonden.  Breekt  de  
 Steen,  en doed veel Water  lojfen. 
 B r e m .  O l y f b o o m . 
 Ipfff ift,  De  Bloemen en  jonge  Takken gefloten  en  opgelegt, 
 laf caf- 9•  geneezen  de beeten Ave Slangen.  Met eenige vettigheyd  
 vermengd,  verzachten  de pijn der Kniën ,  verdrijven  
 de Gezwellen ,  en  *t Podagra.  De Öly,  waar in  dee-  
 zeBloemen geweykt  zijn,heeft dezelve kracht.  *tZap  
 der Bloemen  en Takken ,  op de Huyd geflreeken  ,  ’t  
 zij  alleen,  o f  met  O ly   gemengd,  doed  de  Luyzen  
 fterven.  *  ;  ^ 
 I vodonsus  De Oly uyt de Brem-raap ,  o f  ’t Aanwas ,  voorti. 
  ij. c.  i* komende uyt de Wortel,  getrokken, zuyverd het Vel,  
 en verdrijft alle Vlekken des Ligchaams. 
 De  Genista  T inctorum  ,  ö f   Verwers  Brem  ,  
 werd gebruykt  om  een  geele ver we te  geeven.  
 t .  De  Genista  Hispanica  ,  o f   Spaanfchc  Brem  ,  
 ma.4.c. 1 j8. welke’t regte Spartum  van D ioscorides is,inwen-  
 meden.  dig geb ruykt,  ontroerd het Ligchaam zeer ;  en  ont-  
 '  laft h e t ,  zoo wel  van boven als onder,  van  alle Slijm  
 MEpnet.  en sjuade Vochten.  Breekt o o k ,  volgens  ’tgetuygenis  
 Uib.ifol.  van  Mesu es ,  de  Steen  der Nieren  en Blaas.  Twee  
 mV1'  s yj  handen  vol  van  de  uyterfle punten der Takken ,  een  
 mimf.  'cm vinger lengte  afgefneeden  ,  in een Mortier gekneufd,  
 aj.  daar  op  drie  Kannen  Wijn gegoten  ,  dus  drie dagen  
 lang laten Haan  ;  daar na *s morgens ,  en  ’s avonds na  
 dep  eeten  ,  daar  van gedronken  ,  als men eerft  ’t Ligchaam  
 door  purgatien  heeft  gezuyverd  ,  geneeft  de  
 vuylé Polken. 
 A l  de  andere  foorten  van Brem komen met de  ge-  
 meenè bijna in alles overeen« 
 X X I   H O O F D S T U K . 
 O  L  Y  F  B  O  O  M. 
 Rerfchey-  E t   dien  ,  en  geenert  anderen  Naam, 
 de namen.  werd deeze vruchtbare,  noodwendige 
 en  Zeer  Se^e^ e  hl het Needer-  
 gcnoefnd.  In  ’t Hoogduytfch  
 O elbaum:  in  ’t Franfch O l iv ie r :  
 én in  het  Italiaanfch  O livo  Dome- 
 STI CO.  f 
 Drieder-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  géworden  
 Key  foor-  drie bijzondere  foorten;  teweeten :  I.  O lea sativa, 
   o f  tamme ,   anders  opregte  O lyfboom.  II.  
 Olea, Bohemica  ,  jo f Boheemsche  .Olyfboom.  
 III.  O lea sylvestris,  o f  O leaster',  'in onzeTaal  
 B   wilde  O lyfboom.  Niet  alle  zijn  ze  van  dezelve  
 Queekirtg  en  Waarneeming. 
 (Wit voor  Al  te zamen  échter beminnen ze een goede ,  zandi- 
 Krde  I  ^emeefie aarde,  met  een weynig tweejarige Paer-  
 Bgeeren.  en  een-jarige Hoenderdrek  genoegzaam  doormengd: 
   een warme,  opene,  v ry e,  luchtige,  wel ter  
 H   Zon geleegene plaats,  en matige vochtigheyd. 
 W Q  ten*  Bloeyen  dikmaal  in  ’t V o o r ja a r doch*geeven  geen  
 andere dan  kleyne Vruchten,  nauwlijks bekomende de  
 grootte van  een witte Erwete ;  wélke in onze Landen  
 de eerfie Zomer groen blijven;  maar teegéns de tweede  
 • >  zwart werden,  en  daar rta  van  zelfs tijdelijk neervallen. 
 l g nee-  jonnen  veel  koude  Hcrffi-reegencn,  Sneeuw,  R ijp ,  
 I   o f  fterke Vorft,  gantfehelijk niet  verdragen.  Moeten  
 derhalven  in  ’t begin van OSlober,  droog zijnde,  bin-  
 R   nens huys  gebragt,  op een  bequame luchtige plaats,  
 daar o f  de geheeleWinter door,  o f  alleen bij  vriezend  
 Weer werd gevuurd ,  gefield  ;  matig met lauw Ree-  
 gen-watèr onderhouden,  en niet Voor in  ’t begin ,  o f   
 ten  halven  van  A p r il,  .weer büyten in de  Zonneftra-  
 ien gezét;  ook  voor koude nagten,  hayrige  en  fchrale  
 B   winden,  een weynig gedekt Werden. 
 deeze Landen werden 2e alleen aangewonnen door 
 1 8 * 
 h^e bij  de wortel uytlopende jonge Jcheutjens ;  welke nings*  
 bij, langheyd  van  tijd  zelfs  wortelen  fchietcn  ,  doch wijze,  
 zulks bequamer  en  eerder doen  ,  wanneer  men haar,  
 mét de volle Maan  van Apr il, met  een Mes  voozichtig  
 ten  halven infnijd ,  op de wijze, der Angelieren  ;  dan  
 haar  bedekt  met  goede  zandige  aarde.  Twee  jaren  
 moeten  de  Wortelen  oud  zijn  geworden  ,  eer  men ze .  
 van  de oude  mag  afneem ëh  ,  en  in Potten verzetten  ;  
 vermits  de  jonge  wortelen,  voor  de  genoemde  tijd  
 noch  al te  teedcr,  niet geroerd willen  zijn tot, verplanting  
 ,  zonder groot gevaar van  te zullen  verderven. 
 D e   O lea  sylvestris ,  o f  wildb  O lyfboom , 'o/m svj.  
 heeft  bij  mij  noyt  meer  dan  tweemaal  gebloeyd ,  te vefiris.  
 weeten  ,  in  de  jaren  1 6 5 1 . ,   en  1 666.1  doch  geen  
 Vrucht  gegeeven,  gelijk  wel  de-  tamme  dikmaal  
 doed. 
 De  O lea  Bohemica,  o f   Boheemsche  O lyf-< öleaBo*  
 boom  ,  is veel harder van aart:  bemind een Zandige ,  ^mica.  
 goede  aarde,  alleen  voorzien  met  een  weynig  tweejarige  
 Paardemifl:  een  opene,  warme,  v r y e ,  weiter  
 Zon  geleegenè  plaats;  v e e l,  en ook  weynig Water« 
 Geeft in  deeze onzeGeweften noch Bloem noch Vrucht* 
 Kan  ,  buyten gefield ,  verdragen  miflige Lucht,  Ha-  
 gely  Rijp,  fierkeVorft,  en  alle, andere ongeleegenthee-  
 den  der Winter.  Verlieft  ook  zijqe  Bladeren  n ie t,  
 maar b lijft ,  gelijk de andere,  altijd  eeven  groen  ;  alhoewel  
 men  hem  veel witter en  ruyger ziet.  Ik  heb  
 deeze  fbort veele jaren  ’s Winters bin nens huys gehoud 
 en ,  om  te zien  ,  o f ’er  eenige  Bloemen  o f  Vruchten  
 van  zouden komen;  doch al mijne moeyte was  te vergeefs  
 :  moeft derhalven weer na buyten. 
 In  onze  Geweften  werden ze  aangewonnen op twee Aamvin-  
 bijzondere wijzen;  teweeten:,  ,  f  .  ning> 
 Eerfi,  door Z a a d ,  o f  Vruchten,  u yt  Boheemen en  eerft, door  
 andere Landen  herwaarts gezonden.  D it Zaad moet Zaad*  
 men  zayen  in  een P o t,  niet diep,  met  een volle Maan  
 van Ala er t,  April,  o f  May ;  warm g e z e t,  en  zom-  
 tijds met een weynig in  de Zon  lauw gemaakt  Reegen-  
 water begoten.  D é  opgekomene jonge Boomtjens moet  
 mén  ’s Winters binnens  huys bewaren, en met  een  matige  
 vochtigheyd onderhouden,  to t dat ze hebben bekomen  
 de dikte van een vinger*  Indien men  haar  eerder  
 wou buyten  zetten  ,  zoo  zouden ze door een  felle  
 Vorfi ligtelijk  ’t leeven verliezen. 
 Ten anderen ,  door hare  onderfte Tdkjens ,  VérmitS Ten ande*  
 Zé zelden  o f  noyt  uyt de grond  Loten  fchieten.  Bij  rcn >  doot  
 dezelve moét men  een Pot  ftellen  ,  haar ten halven  in- ^ ^ e° n~  
 fnijden  ,  o f  met de punt van  een M e s ,  twee ,o f  drie Takjens.  
 vingeren  hoog,  rondom  tot in  'tHout  gaat jens  boren;  
 dan dezelve  net  en  beqüaam  daar  in  leggen  :  o f  ook  
 neerwaarts  buygen,dePot aan den Boom vaft makende,  
 öm niet geroerd te mogen  worden  ,  maar dies .te.beeter  
 Wortelen  te können  fchieten.  Deeze Pot laat men,  
 beydé  *s Winters  en  ’s Zomers, aan den  Boom ftaan ,to t   
 Hat dé Takjens in  dezelve genoegzame Wortelen hebben  
 bekomen  :  welke  men  dan  affnijd  ,  en  noch een  jaar  
 o f  twee  in  dezelve  Pot  laat  blij ven  ,  op  een  warme  
 plaats,  daar ze ’t meefle deel des daags de Zon mag gebieten. 
 Deeze  vruchtbare  en  goedaardige  Boom  is  in vorige Ontzag^  
 Eeuwen  bij  de  oude Grieken  in  zulk  een  aan zien  en  
 hoogachting  geweeft,  dat niemand  ,  zonder  leevens Boorhen  
 verlies,-  dezelvé  fchendèn  o f   eenig  leed  toevoegen  bij de  
 mögt.  Ja,ook,men  hield voor ongeoorloft,  de Olijf- Oude.  
 boom zelfs tot heylige werken  te gebruyken.  - Elk Was  
 toegelaten,  ten  teeken  van bekomene Vreede,of wanneer  
 men Vreede,   o f  ook genade,  o f  iet anders f  öot-  
 moedelijk wóu verzoeken,  een Olijf-takjn de hand  te  
 mogen dragen.  Gelijk dan  ook  vijfhondérd dér vóór- Tot wat  
 naamfte Burgeren  van Zidon, doe de machtige Koning  
 A rtaxerxes van Pcrfien hare Stad had beleegerd, met  gebruykt,  
 Olijf-takken in hare handen  hem  te  gemoet gingen,  in &  
 alle  demoedigheyd ;hem  om  vreede  biddende ,  volgens  
 ’t verhaal  van Diodgrus Siculus, 
 M  1 
 Als