
 
        
         
		0  ft ober  uyt  de  aarde  genomen,  in o een  Kelder  voor  
 de‘ Vorjl  bewaard;  en  eenige  ,  om  Zaad  te winnen  ,  
 in  de  Maert  met  een  volle  Maan  weer  ingezet  zijn  ;  
 Bloeytijd.  want dan  zullen z eal s  zijnde  de tweede Zomer,  bloe-  
 Zaad,  yen;  doch,  volkomen  Z a a d gegeeven hebbende,  vergaar!. 
   Worden  ieder  jaar  met  een  afgaande Maertfche  
 Maan  op  nieuws  in  de gemeldde grond,  wel diep om-  
 gefmeeten,  hol  en  luchtig,  gezayd;  want dan worden  
 de  Wortelen  veel  dikker en  grooter,  als  o f  men  zulks  
 deed  met  een  wallende Maan;  in welk geval zij  kleyn  
 blijven  ,  maar groote Bladeren  krijgen.  Worden ook  
 groot  en  fterk als men  dikmaal het  L o o f afbreekt. 
 Hoe men  W il  iemand  deeze  Peen  vroeg  in  ’t  Voorjaar heb-  
 ze vroeg  ben ,  die  zaayze  met een afgaande Maan  in  Augufius:  
 kan heb-  jate  aj  ]iet  daar  tuflchen  opflaande  Gras  en  onkruyd  
 cn*  ftaan  ,  en  bedekke ze  in  de  Winter  met  ftroo,  voor 
 de  felle  Vorjl. 
 Vierder-  Boven  de voorgemeldde foorten  zijn mij  noch ande-  
 ley  re in haren  aart,bekend,  welke ook  de naam van D a u -  
 cus  voeren;  niet om  harer Wortelen  wil,.  maar  om  dat  
 onder  de  zelve eenige overeenkoming  der  Bladeren met  
 deeze gezien word;  -als: 
 andere  I.  D a u CÜS  CRETICUS  LATIFOLIUS  ,  o f  Daucus 
 foorten.  van  Candien  met  breede  Bladeren.  I I.  C r e t icu s   te-  
 nu ifol ius  ,  o f  Daucus  van  Candien  met  kjeyne  tee-  
 '  dere  Bladeren ,  boven  de andere van  een  fchoone,  be-  
 vallijke  aanfchouwing.  I I I .  D aucus  selinoidês  
 o f  Daucus  met  Bladeren,  die  van  de  Peeterzelie  niet  
 ongelijk.  IV .  D aucus  libanotis  ,  o f   Daucus  van  
 den  berg Libanon.  Alle  zijn ze van eeven de zelve Bou-  
 :wing en Waarneeming. 
 Grond.  Zij  beminnen  een  goede,  geraeene,  zandige  aarde,  
 met  twee-jarige  Paard emift en  het Mol uyt van  binnen  
 verdorvene  Boomen  matig  dbormengt:  een  luchtige ,.  
 warme,  wel ter Zon geleegene plaats,  en matige voch-  
 Aart.  tigheyd.  Blijven  niet langer dan twee,  drie,  o f  zom-  
 tijds  ook  wel  vier jaren  in  ’t  leeven.  Zijn  teeder  van  
 natuur.  Konnen  gantfchelijk  geen  koude Herfjl-reege-  
 nen3  Sneeuw  o f   Vorjl  verdragen.  Moeten  derhalven,  
 in  een  Pot  gezet zijnde,  in  ’t  laatft  van  September  o f   
 begin  van  Oftober,  na dat de tijd  zich  aanfteld ,  bin-  
 nens  huys  worden  gebragt,  op  een bequame  plaats,  
 daar ze  door de Venfteren Luchtten  Zon konnen genieten  
 ,  zoo lang de Vorjl valk buyten  zulks  niet  komt  te  
 Hoe ze  beletten.  Gedurende  de  Winter  moet  men  ze  voor-  
 waarge-  zien  met  alleen  een weynig lauwgemaakt Reegenwater,  
 moeien  van  on^er  van  b o v en ;  ja  zeer  weynig,  vermits ze  
 worden,  door  alleen  iets  te veel fchielijk aan  hare  teedere Wortelen  
 verderven.  In  tijd  van  Vorjl,  moet  men ze verre  
 van  den  Oven  ftellen;  inzonderheyd  het  D aucus  
 creticus  van  bèyderley  foorten;  welke,  weegens  
 hare  teederheyd ,  zeer  weynige  warmte  des vuurs kan  
 verdragen.  Niet voor  ’t  laatfte van  Maert,  o f  ’t  begin  
 van .April)  na geleegentheyd  des  tijd,  mag men ze  
 weer buyten  zetten, met een aangename Lucht en Ree-  
 gen.  Maar dan  ook moet men  haar wel wachten en dekken  
 voor koude nachten,  Sneeuwachtige vochtigheyd, en  
 hayrige  Winden. 
 Aanwin-  Zij  bloeyen  in  de  tweede  Zomer.  Geeven  in  dee-  
 ning.  ze  koude  Geweften  zelden  ,  ten  zij  bij  een  warme  
 en  drooge'  Jaarstijd ,r  volkomen  Z a ad ;  *t  welk met  
 een  wallende  Maan  van  April,  niet boven  een  ftroo-  
 breed  diep .,  hol  en  luchtig  in  een  Pot  word gezayd.  
 Hier door  konnen ze  alleenlijk aangewonnen en  vermee-  
 nigvuldigd  worden. 
 K R A C H T E N . 
 Dod. I. aa.  1   \ h   Bladeren van  Peen,  o f  Daucus Sativus,  an-  
 c.8.  I   1 dersgeelc  Wortelen,  gefloten,  en  met  Honig  
 —*   vermengt, zuy veren  allerley Zweeringenen Wonden. 
   Worden ook wel in Warmmoes  ( Moes van  groene  
 kruyden)  gedaan.  Zijn  een  behagelijke  fpijs Voor  
 Schildpadden  en Conynen. 
 D e  Wortelen,  zoo van  de geele als roode,  welke ook Galt  
 Caroten worden  genoemd  ( eevenwel  niet  de  Beetwor- W ÊM   
 telen,   van  welke het volgende HoofdfiukjiA handelen)  6*  
 zijn warm  en vochtig in  den  eerften  graad.  Matig,  enZ)'.fl/c'  
 ook  niet  te  dikmaal  tot  fpijs  gebruykt,  zijn ze a a n e e - 3  
 naam  voor de  Maag  ;  geeven  tamelijk Voedzel;  ver-  
 ' warmen de inwendige deelenverwekken  lujl tot de Bij.  
 flaap;  doen gemakkelijk water  lojfen,  en der  Vrouwen  
 Maandjlonden voortkomen. 
 Het  Zaad deezer geele-  en  roode  Peen,  o f  Wortelen ;] Camtrn'  
 is warm  en droog in  den tweeden  graad.  Drijft het wa- ^3-góo.' :  
 ter der Blaas voort,  en  is goed voor ’t  Colijk. 
 Het  Zaad  en  de  Wortel  van  wilde Peen,  o f  Daucus  
 Sylvejlris,  is  ook  warm  en  droog  in  den  tweeden  
 graad;  openende,  dun makende,  en  te zamentrek-  
 kende van  aart. 
 De Wortelen  gezoden  ,  doen-  het  Graveel  en  Water -fctiitsiA  
 lojfen.  Drijven  de  do ode  én  leevènde Vrucht  a f :  dies5trw*f.  1  
 de  zwangere  Vrouwen  zich  daar  voor  te  wachtenLj}& li\  
 hebben- 
 Het Zaad gefloten-,  tot een  Poeder gemaakt, én metp^-c- 38.'  
 Wijn  ingedronken,  hééft de zelve werking.  V e r w e k t |   
 daarenboven  der  Vrouwen  Maandjlonden  :  verzacht/»/.*!  |   
 een  verouderden  Hoefii  weerftaat  allerley  vergif:  ver-^/15,  
 drijft  het  Colijkj>  de Buykfrimpig,  én  het Graveeli  ;  
 goed  teegens  de  beeten  der giftige  Dieren  ;  de Waterzucht  
 ;  de Lendenpijn;  de  ópjlijging der Moeder.  Doet,  
 dikmaal gebruykt wordende, de 'Vrouwen  lichtelijkjont-  
 fangen.  Scheyd  ook  de  koude  Gezwellen,  daar  op  
 gelegt  zijnde» 
 D e  Wortelen van Daucus Creticus *  o f  Peen van Car-Lo^'^ji  
 dia,  gefloten,  en  een Drachma daar van met Wijn in- 882^*  i  
 genomen,  zijn  goed  teegens  allé vergif,  de  GeelzuchtyTrqusl,i\  
 ’t  Graveel,  en  voor  de  geerié,  die  door een  val zichc'  I  
 verzeert,  ja eenige déden  dés  Ligchaams zeer gekneufd,  
 ö£ inwendig gequetjl hebben,  Telkens  een  Scrupeldm  
 van  met  Meede  gebruykt.  'Openen  de  verftoptheyd  
 van  de  Leever,  A ïilt  en Nieren..  Jagen  ook  uyt  nee  
 Ligchaam  ajlerley quade vochtigheeden.  Deeze Peen van  
 Candien  worden gehouden voor de befte van allen. 
 anderlijk«  
 foorten. | 
 C X C   H O O F D S T U K . 
 BEETWORTEL. 
 I jm i e t  alleen  in  't Neederlandfch. dus, maar Namen.  
 g|£  o o k  van  veele genoemd  ro od e   B eet, 
 $ w o rd   in  ’t   Latijn geheeteh  B è ta   ru-  
 bra  :  in  ’ t  Hoogduytfch R o t e r  M an-  
 i  g o l d   :  in  het  Franjch  B ete  rouge:  
 in het  Italiaanfch  B i e t a ,  o f  Bietola  
 N ero. 
 Hier van  zijn mij  in  haren aart bekend twee verander- Twee  
 lijke  foorten;  namentlijk: 
 I.  Bèta  r ad ic e   rub icu nd a,  o f  Bloed-roode Beetwortel. 
   I I.  B èta  r ad ic e   p al lid o   rubescente,  
 o f   Beet  met  bleek^roode Wortelen;  van  zommige  ook  
 C arooten  genoemd.  Beyde  zijn ze  van  de  zelve  
 Queekjng en Waarneeming. 
 Zij  beminnen  veel  meer  een  kley ige,  varfch-om-Grond,  
 gefmeetene,  en  met  twee-jarige  Koeyemift  wel  voorziene, 
   als  een  zandige  grond;  een  opene,  luchtige»  
 vrije plaats,  en  tamelijk veel  vochtigheyd.  Verdragen Hoe  
 ongeerne fterke Vorjl,  en andere ongeleegentheeden der  |  
 Winter.  Worden derhalven  (meteen  volie  Maan  1° kan be- 1 
 O ft ober,  uyt  de aarde genomen,  en van hare Bladeren waren*  
 ontbloot  zijnde)  in  een kelder,  droog Zand, ofTurf-  
 mul bewaard,  om ter fpijs,  en  in plaats van  een Salade  
 te gebruyken.  Dus gehandeld,  konnen ze door de ge-  
 heele Winter goed blijven. 
 Als men  zommige van  deeze  met  een  volle Maan m Aanwin’  
 Maert  weer  in  de  aarde  fteld,  zoo zullen ze Bloemen, nlV   
 ook volkomen rijp Zaad geeven,  en  daar  mee verftcrven. 
   Hierom' moeten Z f ,  met  een  afgaande  Maart-  
 jche Maan  ,  weer-op  nieuws,  niet  diep,,  maar hol en,  
 luchtig ,  worden gezayd.'  Om,  het  :Zqad.  dies te  eerder  
 te doen  opkomen,  kan;  men  het  eenige  uuren  in  
 Water  laten weyken,  eer  men  ’t aan  de aarde  beveeld..  
 poor  deeze  zaying  konnen ze  alleenlijk vermeenigvul-  
 digd worden. 
 I r   a c h   t  e  n . 
 Tf  \ É   Wortel  deezer  roode  Beet  ,  o  £  Bèta  radice  
 (>•  I  . §  rubrd,  is  k o u d   en  .vo cht   in  den  eerften  graad  ;  
 daarbeneevens  e e v e nw e l, :   d o o r   een  bijzondere  
 Salpeterige aa rt,  v erteerende,  a fdro g ende,  en  een w e y nig'te  
 zamentrékkende. 
 '•  Gezoden  zijnde,  word ze  gehouden voor een goede  
 Salade).; en van  elk gebruykt  met  Peeper,  O l y ,   en E -   
 dik.  Wdnt  deeze  Wortelen; zijn  matig goed en  aangenaam  
 yo o r   de Ma a g.,  Verwekken de eetens-lujl;  geeven' 
   tamelijk  Voedzel;  doen  geweldig  Wateren,  en  
 zijn  dienftig  voor  de  geene  die  van  het  Graveel  
 worden  geplaagd. 
 De zoWp Wortel gekookt met  Linzen,  en  *lzoo  ge-  
 geeten, Verftoppen  ’-t Ligchaam. 
 ^  Het Zap uyt deeze /Torv^/ geparft^  is  goed voor  dé  
 ,  beeten van Slangen,  Adderen,  en anderegiftige Dieren,  
 daar,opgedaan  zijnde.  Met  Wijn  gedronken,  geneeft  
 t  de  geelzucht,  en  ,doed gemakjelijk.wateren.  In  de  
 Oogen gedaan,  verdrijft  de  fmerten,  het gezuys en  ge-  
 ruyfch der zélve.  Met eeven dit N a t de  Huyd beftree-  
 keuy  neemt’er de jeukerigheyd van wech. 
 De Wortel tot Afch gebrand;  dan met Zout  en Ho-  
 nig  gemengt,  en  gemaakt  tot  een  Suppojito.rium voor  
 jonge Kinderen,  dood en jaagd de Wormen uyt. 
 Hweevei 
 Kinderlijke 
 C X C I   H   O   O   F,  D   S  T   U   K. 
 P A S T INAKEN. 
 En  Vrucht ,  van  e lk   zoo.  zeer  g e lie 
 fd   ,   als  we l  bekend.  Word  in  -t  
 Neederlandfch  niet  alleen  d u s ,   maar  
 o o k   wel  PlNXTERNAKE,  én  TAMME  
 M o r e n   ,  o f   zeer  g ew o o n lijk   w i t t 
 e   W o r t e l   g e n o em t :  in  ’t   Latijn  
 Pa stin a c a   l a t i f o l i a   :  in,  ’t   Hoogduytfch  M o r en ,  
 pok WELScH-en  G a r t e n - p a s t in a c k ,   anders W e l -   
 sche  , R u b e n   :  in  liet  Franfch  Pa n e t z   ,   P a s t in a -   
 Des,  en  C h e r v y  :  in  ’ t  Italiaanfch  Pa s t in a c h e .  \ 
 Hier van  zijn mij  in  harén aart bekend twee verander-  
 kjkefoorten-;- te weeten: 
 I.  Pa s t in a g a   s a t i v a ,   o f   tamme  Pajlinake.  II.  
 Pa s t in a c a   s y l v e s t r i s   ,   o f  wilde  Pajlinake.  Beyde  
 Zijtfze  van  de  zelve ‘ Bouwing  en  Waarneeming;  doch  
 de  lamme  overtreft de wilde zeer vérre iri deugden,  
 ïd'  ^^yd-pheminnen ze eendiep-omgegrayene,  zoow e l  
 n,zandige,  fteenige,  als k ley ige,  doch  genoegzaam  ge-  
 weftte aarde:,  een  vrije,  wel-geleegene plaats,  en  tame-  
 hjk.yeel vochtigheyd:  doch geerne hébben ze een dro-  
 gen  Herffl..  Konnen  al vrij wel de  Winter-konde verdragen: 
   worden echter gemeenelijk door de Zelve voos,  
 on onaangenaam  van  fmaak,  behalven  in  zandi-  
 gc  aarde, r  Bloeyen  in  de  tweede  Zomer,  geeven  vol-  
 komen rijp Zaad,  en  verfterven  daar mee. 
 Met een afgaande Maan  in  de Maert worden ze weer  
 op nieuws  gezayd ,,  niet  diep  ,  maar  hol  en  luchtig ;  
 y aPt dan krijgt men ze dik en groot,  inzonderheyd  als  
 pien het .Loof nu  en  dan  een  weynig  a f breekt.  Maar  
 ^  ien de zaying gefchied met een  waiflcnde Maan,  zoo  
 Vermeerderen ze  wel  zeer  aan  hare  Bladeren,  doch  de  
 (  fcelfs blijven  kleyn  en dun. 
 .  ,  |^ en  iemand, begeerig  i s ,   deeze  Vrucht  vroeg  te  
 e  enj  diezaye  ’t   Zaad met  een  afgaande  Maan  in 
 Angußu s ,  op* een goede warme plaats,  na  dat  hij  het Wortelen  
 altijd  eerft  vierentwintig  uuren  lang  in  Water  heeft-vrocS  kan  
 laten  weyken ;  zoo zal hij  zijn  verlangen vervuld  zien. bckomc,V  
 Om ze  ook. in  de Winter  ter  fpijs  te  konnen  gebruyken, 
   moet men ze,met een  volle Maan  van Oftober uyt  
 de.  aarde  opgraven,  en  in een kelder leggen;  o f  ook in  
 droog  Z a n d ,  o f  TurfmuI,  om  haar  voor de Vorfi  te  
 :  bewaren ,  na  dat  men  eerft al hare Bladeren heeft afge-  
 fheeden.  Dus  blijven ze  goed,  ja  worden  hoe  langer  
 hoe drooger en  zpeter. 
 K R A C H T E N . 
 DE   W irtei van  Pafiinake,  o f  Paßinaca,  is warm Aart.  
 en droog in den  eerften graad,  doch niet zonder  
 eenige Windigheyd. 
 Gezoden  ,  'en  óp  allerley  manieren  gegeeteh,  o f   in Ruellius  
 Meel gewenteld,  en  in  éen pan met Boter gebraden,  i s 3  ^41* 
 .  een  aangename, wel-voedende,  en  zeer  gezonde  fpijs f ' f c‘  
 voor  ieder;  ook  zeer  dienftig  vo o rd  t  Maag,  Blaas,  ^ 
 Nieren,  Longe,  en Borfl,  Opend het Ligchaam:  drijft  
 het  Water  van  de  Blaas  v o o r t:  is  goed voor  zwaarmoedige  
 Lieden  :  voor  de  geene  die  haar  verrekt,  o f   
 van  binnen verzeerd  hebben.  Verwekt  luß  tot *t Echte  
 werk.  verzacht de Nieren-pijn:  neemt wech de Winden  
 en  krimping des Buyks. >  Weerftaat ook  ’t vergif.  , 
 Dikmaal  gegeeten,  maakt  de  Vrouwen  vruchtbaar, Galen.  UB.  
 en:  doed,  dat  hare  Stonden  op  de  rechte  tijd  voort- simFMe4’  
 komen. 
 De Bladeren gefloten, en met Honig vermengt, zuy-  17» 
 veren  en  geneezen  vervuylde Wonden,  en  voöfteétende  
 zweeringen,  daar  op gelegt  zijnde. 
 Het Zaad,  zo ow e l  van  deeze als van  dt; wilde  Pa- Zverroes  
 fiinake, is warm  en droog in  den tweeden  graad.  D r ijftlt”' Sim^  
 u y t alle winden,  en het water der Blaas.  .Verwekt ook C‘  
 der Vrouwen Maandfionden, 
 .  Zes  oneen  -yan  ’t  Water,  uyt  deeze geheele Plant DoJon.  in  
 gediftilleert,  en; daar  van  ’s  morgens en  ’s avonds  een "mm  
 Roemertje gedronken ,  is goed voor . de Beroerdheid,  en c‘  I0‘  
 de-geraakte Leeden.  Doed  ook  gemakkelijk watereti,  
 en  yerfterkt  de  Bijßapens-luß. 
 .  ' De  Bladeren yan  de  wilde  Pafiinake,  o f  Paßinaca Cameraf.  
 Sylvefiris,   in Wijn  gezoden,  en -daar- van  gedronken-,  3J.  
 o f  een  Drachma  -van  het  geftqtene  Zaad  met  Wijn  
 •ingenomen,  maakt krachteloos alle vergif',  geneeft pok  
 de  beeten  der giftige  Dieren:  is  goed voor de Waterzuchtige, 
   en  voor de  opfiijging van de Moeder. 
 C X C I I   H   O   O   F  D   S  T   U   K. 
 H O N D S T A N D . 
 a S  een  fchoon  en  zeer bevallijk,  dochNamea»  
 kleyn  Gewas.  Word dus  in het  Neederlandfch  
 geheeten :  in.’t Latijn den* 
 C a n is ,  Sa t yr ium  E rythronium, 
 en  PsEUDOHERMODACTYLUS :  in het 
 ______  Hoogduytfch  Hundszahn;  en in het 
 Italiaanfch  D ente  C an in o . 
 Hier van  zijn mij  in  haren  aart en natuur bekend drie Drie  on-  
 onderfcheydene  foorten;  als:  derfchey- 
 I.  D ens  C anis  flore  purpureo  ,  o f   Honds- ° ° r"  
 tand  met  een  purpure  Bloem.  I I.  Flore  carneo ,  
 o f   met  een  lijjverwige  Bloem.  III.  F lore  albo-,  
 o f  met een witte Bloem.  Alle zijn ze  van  de zelve Bou-  
 wing en Waarneeming. 
 Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zeer  zandige,Grond,  
 doch  weynig  o f  geen  gemeftte  aarde  :  een  opene,, 
 luchtige plaats;  en matige vochtigheyd.  Konnen  tame-  
 lijk wel de koude der ^Vflttruytftaan..  CJeéyen  in Maert  
 Bloemen;  en  in  de  Zomer volkomen  rijp  Z a a d ,  bij g0j .  cn  
 zommige drooge tijden. 
 Hare  Bol,  welke  een  Hondstand  zeer  gelijk  is,hocdaar:  
 M m  neemt