
 
        
         
		6 i p   B e s c h r y v in g   d e r   K r u y d e n  , B o l l e n   e n   B l o em e n  , III B o e k   ,  6 10 
 MATORI,  o f   Gods  Genade  met een  uyt den wit en pur.  
 purachtige groote "Bloem,  I I.  Flo re  albo  minore,  
 o f   Gods  Genade  met  een witte  kleyne  Bloem.  III.  
 G r atio la  flore  lu t e o ,  o f   Gods  Genade  met  een  
 'geelt  Bloem.  Alle  zijn  ze  van  de  zelve.  Botswing  en  
 Waarneming.  .  , 
 Grond.  Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige,  doch  
 van  naturen  een  vochtige  grond  :  een  opene,  luch-  
 t ig e ,  welgeleegene  plaats,  en  veel  Water.  Bloeyen  
 lang ,  doch  geeven  in  deeze  Geweften.  noyt  volkomen  
 Zaad.  Zijn  langléevende  van Iaart.  Verdragen  
 allerley ongeleegcntheeden  der Winter.  Konnen  in  on-  
 Asnwin-  ze  Landen  niet  vermeenigvuldigd worden,  als door hare  
 ning.  Z L  Schentjens,  welke men,  met  een waffende Maan  
 in A p r il,  van de  oude afneemt,  en  verplant. 
 K  R. A C H T E N . 
 Banbims  Ods  Genade  ,.  o f   Gratiola ,  is  verwarmende, 
 hifi. Plaat.  I   - y  verdrogende,  verdunnende,  openende en fchey-  
 tom.io lib.  V _ J   dendz  van  aart;  ie e r  bitter van.fmaak,  enpur-  
 c’ ^ ‘  geerende van natuur. 
 In  Wijn  o f  Bier  gezoden  ,  en  daar  van  een  Roer  
 mertje met Zuyker,  Carieel,  en Anijszaad  gedronken;  
 o f   een  halve,  een  geheele,  ten  hoogften  twee Drachmen  
 ( na  geleegentneyd  en  krachten  van  de  Lijder )  
 van  het  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  .( doch  eerft  
 Matth. 1.5.  in  Melk  o f  Edik  geweykt  zijnde)  met eenig Nat  in-  
 c.ió.  gegeeven,  jaagt  uyt  alle  taye  ,  /lijmerige  en  galachtige  
 .  Dod.l.  11.  vochtigheeden,  zoo  wel  vanboven als  yan onder.  Is  j  
 ctmerar.  g°ed voor de  Heupenpijn  ,  in  het  Latijn  
 l.4. c  ,24.  tica;  ook  voor alle Koortsen.  Opend  de verftoptheyd  
 der Leever en M i l t -,  zuy verd ook de zelve.  Dood  de  
 Wormen,  en  neemt  wech  alle  inwendige verrotting  en  
 ontfieekino.  Drijft  de  Waterzuchtige  het  Water  af.  
 Gqneeft  de  Spaanfihe  Polken,  en  de  Melaatsheid.  
 Verjaagt de Pcjl,  en de  hïtzige Koort zen.  Is  zeer goed  
 teegens vergif.  ..  , 
 Neem  van  deeze  Bladeren,  en  Rozijnen,  van  elk  
 hifi. Plaat,  een  lood.  De  Bladeren  van Soldanella,  en Anyszaad,  
 fol.  s 19.  van  ieder  twee  Drachmen.  Kook  het  te  zameri  in 
 een  pintje  *   .Wijn wel  gemeeten,  tot dat meer als de 
 helft  verzoden  is.  Giet  het  dan  door  een  Z e e f,  o f   
 Doek.  Hier van,  noch lauw  zijnde, I gedronken  ,  is  
 niet  alleen'  zeer  goed  teegens; al  de  boven  verhaalde  
 ongeleégentheeden,  maar  verfterkt  ook  de  Leever  eh  
 Aïilt,  '  . 
 Lufit. I   3.  Het  uytgeparfite  Zap  deezer  Plant,  in  de  Zon  
 enarr. 78.  dik  geworden  ,  en  met  nieuw  Wafch  en  Kozen-öly  
 vermengt;  dan  op Wonden, Zceren en .alle Zweeren gedaan  
 ,  geneeft  de  zelve.  -   "  | 
 Eeven dit vermag ook ’t  Poeder der Bladeren;  of  de  
 zelve, gèftoten,  en daar op gelegr.  . 
 LoleLU  Het  ExtraSl  hier  van-gemaakt met Brandewijn,  is  
 fol. 421.  ook zeer goed  teegens de  Waterzucht. 
 C G X L V n i   H;  O   O   F  D   S  T   U   K. 
 PORCELLEIN. SMAfd  een wel-bekend  Gewas-,-  in-het Nee-  
 agÊkderlandfch' dus  genoemd:  in  het  La-  
 jgljgg tijn  geheeten  Portulaca  ;  in  het  WljÈ^Blêogcliijifch  Pgrtulac  ,  of  ook  
 IB y |H fymisch  burgel  in het Franfch  
 E Ë S pourpier  ,  of  Porceline  :  in  het  
 Italiaanfcio  -Portulaca ,  of ook Porcellana. 
 Vier on  Hier  yan  2‘in  mii  B   karen  aart *>e'5en<^ vier on^er_  
 derfchey-  fchcydene lootten;  teweeten: 
 dencfoor-  I.  Po rtulaca  MAJOR  sa t iv a ,  o f  groote  tamme  
 Porcellein.  I I.  Major  lu.tea ,  o f  groote  Pohcellein  
 met fchoone  geele  Bladeren  ÏU . M ino r  sylvestris,  
 *  Vtrtthfche maat  (o f era Greutinier Oort) 
 o f   klejne  wilde Porcellein.  IV . Portu laca  jE thio-  
 pica  flore  luteo  magno  ,  o f  Porcellein  uyt  ey£.  
 thiopien,  ó f  Moorenland,  met een aardigegeele Bloem,  
 hebbende de grootte van  een halve Schelling  in  t  ronde  
 ;•  beftajnde  uyt  v ijf regt-opftaande  dikke  Bladert,  
 jent,, gelijk de Blocmvan Alantswortel.  Niet  alle zijnze  
 van eeven  de zelve  Bouwing  en Waarnecming. 
 Echter beminnen ze al  te  zamen  een goede,  gemee* Grond,  
 h e ,  zandige aarde,  tamelijk-wel. voorzien  met  twee*  
 jarigePaerdemift  :  een  opene,  luchtige,  warme  plaats,  
 en  veel Water.  Bhjven  niet meer dan  eene Zomer in ’t  
 leeven.  Geeven  in  den  Herfft rijp  Zaad,  en worden  
 dan  door een  kleyne Rijp  van  hare  vermaaklijke  groente  
 beroofd.  Moeten  derhalvèn  in  ieder  Zoorjaar  
 op  nieuws  door  haar  Zaad,  niet  diep  in  de aarde  gelest  
 ,  weer aangewonnen  ;  o f  ook het  neergevallene Aanwin»  
 Zaad, ter plaats daar ze  liaan,  flaat dikmaal  van  zelfs ge- ninS-  
 noeg op.  Alleen  door  dit -middel  konnen ze  vcrmec-  
 xigvuldigd worden. 
 De  Portulaca  zE thiopica ,  of.net  Mooren- Móoren-  
 landfch Porcellein  , ’ heeft  fchoone  Bladeren-,  achter aan landfcK  I  
 hare  Steel  twee  vingeren  breed,  ook  een  weymg  als  
 uytgehold,  en  voor fpits toegaande ,  op  de  wijze  van  BlaJ »   
 feen  Slangertöng;>  doch langwerpiger;  dik van  aart;  aaft  
 beyde de zijden van  hare  ronde,, bleek-groene,  en  ta-  
 melijk-dikk'e?  Steelen  boven  malkandèr  onordentelijk  
 voortkomende;  donker-gróen,  ó.ok blinkend  van. ver*  
 we 5  en met geen  zichtbare Aderen,  doch onder  in  het  
 midden, met een  ifogge voorzien.  Is veel teèderder \an  
 aart  dan  de andere;fodrten.f  '  -;t' 
 Bemind  een-  gantfeh warme en  wel  ter Zon  géleege-  ron *  
 ne  plaats,  voor  alle  koude genoeg b e fchu t:  een wel-  
 bereydde aarde,beftaandeuyt t\vee deekn  goede grond, 
 I twee deelen  grof zand;  twee  deelen  twee-jarige Paerde^  
 mift,  en  een  deel Mol der. verrotte Boombladeren ,,wel 
 door een1 gemengt;. en  dan matige voebtigheyd-.  ; ■  •  •  | 
 Moet met  een  waflende  Maan  yan. April  tW Vbor- ^ ^   
 iaar  in  een P o t ,  jiiet  di.ep  ,  hol en  luchtig gezayd,  en  
 van  het opkomende niet  meer dan  een o f  t w planten  
 daar  ingelaten  -worden,  jj  O ok mag:irieh zé niet reppen,  
 o f  opneëmen  óm te  verplakten  :  zouden  anders  te  zeer  
 hier  door  verachteren,  en  liet  Zaad niet wel zijne reg-» Zaadknop.  
 te rijpheyd  konnen bekomen  :  ’t welk  befloten  legt in  
 eën groene,  blijkende,  ronde,  dikke Knop,  zoo groot  
 als  een  groote  Ka rs ..  Waar  pp;de  Bloem  z it,  hoven  
 in  ’t  ronde  zeer  aardig  als-een  Kroon.  De  verwe  der  
 zelve  is  hoog  en  fchoon  geel.:  Beftaat  uyt  zeer tee=.  
 dere,  finalle,  een  vingerbreed lange  ,  en  digt^aan. malkander  
 gefielde  Bladertjens ',  ;van  gedaante en  fchikkmg  
 eeven  als men  in  die van  het Helemum,  o f  Alantswor-  
 tel  ziet.  Teegens  de  Winter  word  het  Zaad gemec-  aa  *  
 neiijk  rijp,  inzonderheyd  pp  de  gehoorde  w.ijzR-ini|gt  
 genomen  ,  en-,  v.oor  te  .veel  W a te t   zorgvuldig  ge*  
 wagt  zijnde.  Na  de, rijpheyd  des  Zaads  vergaat  ue  
 Plant. 
 K R A C H   T  E  N. 
 POrceBeini  o f  Portulaca,  inzonderheyd 
 me,  is  vocht  in  den  tweeden,  en  koud  in den  
 derden  graad  ;  ook  .daar  b ij'  eenige.  zouiigheyi 
 hebbende.  ,  .  ■  .  ,  r ..  diofcd^' 
 Rauw  in  een Salade,  o f  gezoden m;andere fpjjzen ge- ( U   
 bruykt,  verkoeld  ,  en  verbeeterd  een  hitzwe Maat i  jUbh  
 verwekt  eetenslufl  ,. doch geeft weynig yoedzel aan. hej  
 Ligchaam.  Dood  de  Wormen  der  k ind e renltopt  
 Buyk-  en  roode Loop i-o ok   alle  Zlotden der  f f lW F . '  
 neemt  wech  de  pijn  der  Blaas  en  Nieren-,  defgelyf  6.  ,u  
 de  inwendige hitte des  Gedarmts.  Is gpe.d,yoqr  Koert .  M   
 zioe en  ontflookene Menfchen  -,  voor  de  vallende Z t e t j   
 de  Takken,  o f  Speenen aan’t  fondament,  dezwecnnr  
 gen  des  Monds -,  en  voor de geene  die  Bloed  optnerpe  ■ 
 Lefcht  de  Derft-,  en  verkoeld  het Bloed.  . 
 D e   Bladeren  alleen,  gekneufd  ,  o f