
 
        
         
		Wanneer  Zij  krijgen  hare  lieflijkheyd  en  aangename  zoetig-  .  
 beft.  heyd  teegens  de  Winter,  wanneer  het  koud  w o rd ; 
 want  de  vochtigheyd  verlaat dan de Bladeren‘,  en  begeeft  
 zich  na de Wortel. 
 Hoe in  de  Het  befte  Zaad word gewonnen van de aldergroot-  
 Winter  te ftc,  en van de geene die verplant  zijn  geworden.  Her  
 bewaren:  men  >t  zejve> 2ay j  s  moet  men  *t drie dagen  te  vooren  
 in  Soetemelk.hten weyken;  want  dan word de  Frucht,  
 o f  Knol,  dies te beeter.  Met  een volle Maan  van November  
 moet  men ze  uyt de aarde opneemen,  en  (om  
 de geheele Winter door te konnen  'gebruyken )  in  een  
 kelder leggen,  om  voor de  Vbrft bewaard  te  zijn.  Dus  
 blijven ze dies  te langer  goed. 
 en weer in  Ook  moet  men  de  geene ,  van  welke  men  Zaad  
 te zetten,  meent  te  winnen,  met'een  volle  Maan  van  Maert  
 weermin  de aarde zetten;  in  zulk een grond)  als hierboven  
 aangeweezen  is.  ' 
 Wilde  De  N a pu s   s y l v e s t r is *  o f   R a p ü M  s y lVes^r e ,  
 Raapzaad  wilde Knol,  is gantfch  riièt  dienftig  om  ter  fpijze  gé**  
 Raapoly.  bruykt  te  worden.  Word  derhalven  met  de  gemelde  
 Maertfche  Maan  gezayd  ,  enkelijk  om  haar  
 Zaads w il,  genoemd  Raapzaad;  waar  van  de  Raap-  
 'ply,  word  gemaakt  ;  en  waar  toe  zij  ■  genoeg  be-  
 'quaam  is.  . . . 
 K R A C H T E N . 
 Camerar.  Apen,  Knollen,  o f  in  ’t Latijn Rapa,  zijn vocht 
 l . i   c.i2.  in den  eerften graad,  en  droog in  den  tweeden; 
 ^  ook afvagende van  aart. 
 Lujit.l.i.  O p  allerley  wijzen,  gekookt,  o f  gezoden,  zijn ze  
 aangenaam  voor  de  Maag.  Geeven  aan  *t  Ligchaam  
 simp.Med.  een matig  en  goed  Voedzel.  Vermeerderen  het  Zog  
 in  der Wouwen Borften:. defgelijks het Zaad.  Verwekken  
 goed Bloed,  en een  helder Gedicht.  Zijn  goed voor  
 de  Borft,  de Keel,  en teegens  den  Hoeft.  Verzachten  
 alle inwendige deelen  des Ligchaams;  maar veroorzaken  
 ook Winden. 
 Tuchf.hift.  De  jonge Bladeren van  Knollen,  o f  Rapen^  in Wijn  
 p/.t. 77.  gekookt,  en'  zoo  gegeeten,  pok  van  deeze W ijn   gedronken  
 ,  drijft  het  Water  uyt  de  Blaas v oo rt,  ,en  is  
 dienftig  voor  de  geene  die  van  het  Graveel  géqueld  
 worden. 
 Dtofc.l.  i.  De  Rapen  zelfs ,  gezoden  of,gebraden  zijnde;  dan  
 gelegt  op  verkeerde,  ver&worene,  o f   verkonde  Kakhielen, 
   brengen  de  zelve weer  te regt.'  Gebraden,*en  
 •héét  gedaan  op  de  qualijk^geheelde  Zeer en ;  de  al  te  
 haaft toelopende vüyle Wonden,  en  op ene gaten ,  openen  
 de zelve weer.- 
 ^ en  halve Drach ma Knol- o f  Raapzaad,  met  Wijn  
 fol '$26.n *  ar,der  Nat  ingenomen,  doed de Makelen  en  Kin-  
 derpokjens  uytflaan.  T  Zelve  Zaad isr droog en warm  
 .  van  aait;  ook  afvagende  door  zijne  bitterheyd,  openende, 
   verteerende,  en verweekende. 
 Tragusl.z.  Met  Meede  gebruykt,  doed  veel  goeds  dén  gee- 
 -  *•  nen,  die  vergif  in  ’t  Ligchaam  heeft  gekreegén.  De  
 O ly  van Rapen,  rauw,  o f  ongezoden  zijnde,  de  kinderen  
 ’s morgéns nuchteren  ingegeeven,  dood en jaagt  
 u y t de Wormen. 
 c e c c v i r   h o o f d s t u k . 
 Z O N N E D A UW. 
 Namen,en  kleyn,  aardig,  en wonderlijk Geoorfprong  
 | | | l| •  was,  hebbende in  de Zomer,  bij  het 
 zonderHn- « r a   aMerhelderfte  en  heetfte Weer op den 
 ge zeld-  wgH  dag , de meefte Dauw o f  vochtigheyd 
 zaamheyd.  op  hare  Bladeren  ,  zop  dat ze  daar 
 ^   ~1  van  blinkendè worden  gezien; en heeft 
 ter  dier  oorzaak in  het Neederlandfch dien  naam bekomen. 
   Word  in  ’t  Latijn  geheefen-  R ossolis ,  R o -   
 r e l l a  ,  en  D ro s ium   r e c e n t io r u m :  inhetZföogduytfch  
 So n n e n t a w ,  .ook Sin d a u w  :  in  ’t  Italiaanfth  
 R u g ia d a   d e l   S o l e . 
 Hier van  zijn mij  in haren  aart  bekend geworden drie Drie  onveranderlijke  
 foorten;  te weeten:  derfchey- 
 I .   R o s so l is   fo l io   o b l o n g o ,  o f  Zonnedauw mét  ten* ^°0r*  
 een  langwerpig  Blad.  I I.  F o l io   l o n g i s s ïm o   ,  o f   
 met een geheel  lang Blad.  III.  R o s so l is   f o l io   r o -   
 t u n d o   ,  o f   Zonnedauw  met  een  gantfch  rond  Blad. 
 Alle  zijn ze  van  eeven-  de  zelve  Bouwing  en  Waar-  
 neeming. 
 Zij  beminfien  uyt  eygener aart  een  gemeene,  zan- Grond,  
 d ig e ,  zoo  wel  met  twee-jarige Paerdemift  voorziene,  
 als ongemeftte,  doch luchtige en  vochtige grond:  een  
 opene,  v r ije ,  wel  ter  Zon  geleegene  plaats,  genoegzaam  
 van  alle onkruyd gezuyverd; en veel Water.  Blijven  
 gemeenelijk  drie  jaren,  en  niet  langer,  in  *t  lee-  \  
 ven.  Verdragen  geduldig  felle  alle'andere Za4<1* 
 ongeleegentheeden  der  Winter.  Geeven  in  den Hefjft  
 volkomen  rijp  Zaad:  ’t welk met een waflende Maan’  
 van April, in een P o t,  niet diep,  hol  en luchtig gezayd,  
 pok  van  een gedurige vochtigheyd  verzorgt moet zijn* •Aanwin-  
 Alleenlijk hier door konnen ze aangewonnen en  vermee- nin2*  
 nigvuldigd worden. 
 Alsjnen  deeze Planten uyt het wilde haleïl,  en eerft Hoe wilde  
 in  de  Hoven  opepueeken  w il,  zoo  moet  men  de  zelve ^anKn  
 ■ uytfteeken  met  een  ronde  klomp  aarde  daar  aan  zit--™* 1?“ ''"’  
 tende -,  op  dat  de  Wortelniet  gerept ,  .haar L o o f  niét'queeken.  
 befchadigd  worden  mogt.  Dan  moet men ze  vobrts:  
 voorzichtig  planteWin  een  P o t ,  gevuld  met de voor-,  
 genoemde  grond;  ook  wel  met  Water  onderhouden  
 :  zoo zullenze eénige jaren Ipig goed blijven;  echter  
 niet  altijd. 
 K.  R A C H TEN: 
 Z Onnedatm,  o f  in  ’t  Latijn  Rofolis,  is  heet  etl Durantts  
 droog  in  den  derden  graad  '   obftfcharp; 
 •.  w e y n ig je   z,amentrekkende»  rijpmakende,  v er-™ '401'  
 dunnende,  verdeelendeen  afi/agende van  aart. 
 In 'W ijn   gekookt, ,   o f   gediftilleert  ,  en  daar  ï t a lM .   lij  
 gedronken,  neemt wech'de verfiopihéjd,  de  Flitymcn, f°l  9Sj'  
 en  andere  gebreeken der  Longe.  Jaagt  u yt  alle  tape,  
 fehadelijke  vochten,  en  verquikt  de  Geefien der Oude  
 Lieden. 
 De  Bladeren  gefloten  ,  met  wat  Zout  vermengt,  zw .  l.iji  
 en  zoo  op  de  Huyd  g e le gt,  verzeeren  de  zelve,  'en  c' lJ'  
 doen'er,  door hare brandende  fcharphey4,  Bladeren en  
 Blepnen op komen. 
 C C C C V I I Ï   H O O F D S T U K . 
 WONDERBOOM. 
 Hs  in  h et   Neederlandfch,  maar  P o k  Namen,  
 ^ g v a n   veele  M o l l e k r ü y d   g e n o em d , 
 ^ |O tn   dat  deeze  fchoone,  bezienswaar- VcrdiSt-  
 f  dige Plant de Moilen  zou konnen, ver-  
 f j  drijven  ;  doch de daaglijkfe erVarend- 
 ■ >heyd  leerd  ons  regt  het  teegendeel;  
 zoo  dat  dit voörgeeyen  voor een ver-  
 digtzel moet gehouden worden. Word in ’t Latijn gehee-  
 ten R ic in u s , P a l m a C h r ïs YIjC a y a p u t i a  m a jo r , en 
 P e n t a d a c t y l o n :  in  ’ t  Hoogduytfch W u n De r b a u m ,   
 o f   o o k   C r e u t z b a u m   :  in  het  Franfch  P a lm e   d e   
 C h r i s t   :  in  het  Italiaanfth  R i c in o   ,   M ir a s o l b   
 G ir a s o l e ;  en  C a t a p o c c i a ,  m a g g io r e .  -  ,  . 
 Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  vijf-ver-  
 v i j f  veranderlijke foorten;  te weeten:  andèrlijke 
 I .   R ic in u s   m a jo r   A m e r ic a n u s   c c e r u l e u s  ,   ^°°rtcn*  
 o f  groote  Americaanfthe  Wonderboom  met  een  bleekblauwe  
 Stam en Steelen.  I I.  R ic in u s   A me’r ic a n u s   
 m a jo r   r u b i c u n d u s ,  o f  groote  Wonderboom  uyt  A -   
 merica met  een  neer fchoone Bloed-roode Stam en Steelenl