
II.
Het noord-oostelijk gedeelte van Timor, dat, ook na het
traktaat , in het bezit blijft der Portugezen, reikt met zijn
verst uitstekende punt tot 8° 16' Z. B., en ligt nagenoeg
in ééne lijn met Plores, Solor, Lomblem, Pantar en Ombaai;
doch op den parallel over den noord-oostelijken uithoek
getrokken, staat de lengteas van het eiland met eene helling,
die daarmede een hoek vormt van ongeveer 50 graden.
Dientengevolge reikt de Zuid-westpunt van Timor,
Tandjong Oisina geheeten, tot 10° 25' Z. B., d. i. ruim lg
graad zuidelijker dan de zuidelijkste punt van Java. Van
al de groote eilanden van den Archipel ligt dus Timor het
naastbij Nieuw-Holland, van welks Noord-westkust het nog
slechts door eene straat, ter breedte van 65 geographische
mijlen, gescheiden is. De naastbij zijnde handelsplaats op
dat eiland is Port Essington, in de Britsche kolonie Victoria;
doch de uitzigten van dat kwijnend établissement schijnen
niet zoo gunstig te zijn, dat daarvan vooreerst een belangrijke
invloed op de toekomst van Timor is te wachten.
Nogtans mag de nabijheid van het vijfde werelddeel, dat
zulk eene grootsche toekomst te gemoet gaat, bij de beoor-
deeling van het gewigt van Timor niet buiten aanmerking
blijven; doch ik zal de breedere ontwikkeling hiervan tot een
ander deel van dit opstel besparen.
Mogten wij sommige berigten gelooven, dan biedt de natuur
op het eiland Timor slechts weinig aantrekkelijks aan;
zij beschrijven het klimaat als ongezond, den grond als dor
en onvruchtbaar, de voortbrengselen als onbeduidend; zij
oordeelen het eiland voor weinig ontwikkeling vatbaar en
achten het waarschijnlijk, dat het steeds een lastpost zal
blijven; zij meenen dat de bezetting van Timor alleen om
politieke redenen van belang is, dewijl het als een vooruitgeschoven
post en natuurlijke sleutel van den Archipel naar
de zijde van Australië te beschouwen is. Tegenover dit
somber gekleurd tafereel staan de schitterende verwen, waarmede
anderen de schoonheid, de vruchtbaarheid, den rijkdom
van dit eiland afmalen. Voor hem, die het voorregt
niet geniet, op grond van eigen aanschouwing over de Indische
gewesten te kunnen spreken, is het moeijelijk eene
HET EILAND TIMOE.
keuze te doen tusschen zoo strijdige getuigenissen. Het
schijnt echter niet onmogelijk eenigermate den invloed te
berekenen, dien de omstandigheden op de gemoedsstemming,
en daardoor op het oordeel, van verschillende getuigen hebben
geoefend, en door het ter zijde stellen van wat daardoor
wankleurigs en verwrongens in hunne tafereelen van
dit eiland is ingeslopen, althans bij benadering tot eene juiste
voorstelling te geraken. Sommige reizigers, die na een
langwijligen zeetogt of na een bezoek op de schrale en dorre
kusten van Nieuw-Holland in het gunstige jaargetijde Timor
bezochten, hebben zich door zijn betrekkelijk vriendelijken
aanblik laten misleiden, om het af te schilderen als een paradijs
vol weelde. Anderen daarentegen, die, gewoon aan
de lagchende velden van het altijd groene Java, Timor van
daaruit bezochten gedurende de verzengende hitte van den
Oost-moeson, wanneer het eene dorheid vertoont, die den
Europeschen winter voor den geest roept, of wier kennismaking
met dit eiland zich bepaalde tot de ongevallige omstreken
van Koepang, die den beschouwer slechts naakte
rotsklompen en eenig kreupelhout, en schier nimmer een
hoogen, lommerrijken boom aanbieden, moesten even noodwendig
een ongunstige meening omtrent dit eiland opvatten.
Het verslag van het bezoek door de leden der natuurkundige
Commissie in 1828 aan Timor gebragt, en door den
Heer Salomon Muller in het licht gegeven, heeft waarschijnlijk
meer dan eenig ander berigt bijgedragen om Timor in
een slecht daglicht te stellen. Maar ofschoon die reizigers
lang genoeg op Timor vertoefden, en diep genoeg in de
binnenlanden doordrongen, om ook de gunstiger keerzijde
te leeren kennen, hun togt was eene aaneenschakeling van
rampen en teleurstellingen, die niet missen konden over alles
een somber floers te verspreiden, maar het daarom ook
te noodzakelijker maken, dat wij ons niet uitsluitend op hunne
uitspraken verlaten. Het is derhalve zeer te betreuren, dat
de berigten over Timor, die in het zooveel gelezen werk
van den Heer Temminck worden aangetroffen, schier uitsluitend
op de eenzijdige mededeelingen dier ontstemde reizigers
berusten, en een vooroordeel in de hand werken,
dat ik zal trachten door eene onpartijdige waardering der
voor- en nadeelen van Timor te doen wijken.
Het is inderdaad geenszins te loochenen, dat de gesteldheid
van lucht en grond op Timor veel eigenaardigs heeft