
Timors bosselien bevolken, eenë der voornaamste bronnen
van welvaart voor dit eiland uitmaken, en dat niettegenstaande
de inzameling der was plaats beeft op eene uiterst
ruwe wijze, die overal elders de bijen spoedig geheel zou
uitroeijen. Niet slechts vernielen de Timorezen bij de inzameling
den stok der bijen, maar zij wachten zelfs niet tot
hij heeft afgezwermd: zij gaan tot de inzameling over terwijl
de raten vol poppen zijn, die zij daarbij, in den ver-
schen honig gesopt, als eene groote lekkernij opeten. Terwijl
de korvet Triton zich in 1838 ter reede van Koepang bevond,
liet zich op zekeren morgen een ontzettende bijenzwerm,
die naar het naburige Samauw scheen te verhuizen,
op het schip neder, en al wie zich in het eerste oogenblik
op het dek waagde, had welhaast aangezigt en handen vol
giftige angels. De bijen zett’en zich ten laatste op één punt
en wel op het groote marszeil neder, vanwaar men ze met
kokend water en zwaveldamp trachtte te verwijderen; doch
ofschoon daardoor gehöele hoopen dood nedervielen, duurde
het verscheidene dagen eer men van de lastige bezoekers
ontslagen was.
Het zou geene moeite kosten deze uiterst vlugtige en
onvolkomene schets der Fauna van Timor aanzienlijk uit te
breiden; het uitvoerigst berigt, dat wij van dit eiland bezitten,
is afkomstig van een hoogst verdienstelijk Zoöloog, en
gelijk te verwachten was, nemen de opmerkingen omtrent
de dieren van Timor in zijn reisverhaal de ruimste plaats
in. Ofschoon mijn bestek mij dwingt hieromtrent verder
naar de schriften van den Heer Muller te verwijzen, zal
ik mij veroorloven een enkel tafereeltje na te trekken, dat
tevens niet ongeschikt zal zijn om de verdiensten van zijn
werk door eene proeve te doen kennen. Terwijl hij namelijk
met zijne reisgenooten te Pritti vertoefde, was hij eenmaal
getuige van een zeer eigenaardig schouwspel, dat hij
in de volgende woorden beschrijft.
“Het was omstreeks zonsondergang, dat tusschen de bamboezen
vloering in de voorgalerij van het huis, hetwelk wij
“bewoonden, eensklaps een zwerm gevleugelde termieten te
“ voorschijn kwam. Oogenblikkelijk daalde een gekko of tokej,
“gelijk, met geringe wijzigingen, in vele Indische tongvallen
“de Platydactylus guttatus, in nabootsing der klanken, uit
“welke zijn geschreeuw bestaat, genoemd wordt, langs den
“wand naar beneden, en plaatste zich als een wachter, juist
“naast de reet, die der termieten tot hoofduitgang strekte.
“Zoodra zij buiten kwamen werden deze insekten, het eene
“voor, het andere na, zijne prooi, zoodat hij er soms drie
“of vier tegelijk in den bek had. Van sommige gooide hij
“de.vleugels weg; vele echter verzwolg hij geheel. Ondanks
“zijne gretigheid, was het hem toch niet mogelijk, de tal-
“looze menigte dezer dieren, welke zoodanig was, dat de
“lucht er weldra van wemelde, te verslinden; doch ook nu
“waren de termieten niets minder dan veilig. Spoedig vertoonden
zich eene menigte vogels, welke, door haar aange-
“lokt, eene vernielende jagt op haar maakten. Tot de ijve-
“rigste jagers onder dezen behoorden Ocypterus leucorhyn-
“chus en cinereus, Tropidorhynchus Timoriensis, eene kleine
“Meliphaga, Alcedo collaris, een bijen-eter (Merops Tho-
“ninii) en twee soorten .van vliegenvangers (eene Muscicapa
“en eene Ehipidura). Met de toenemende schemering voeg-
“den zich tot deze gepluimde roofdieren nog verscheidene
“vledermuizen, welke de jagt op de termieten tot laat in den
“avond voortzett’en. Daar de vogels, zoowel als de vleder-
“muizen, de vleugels van zoodanige groote insekten gewoon-
“lijk wegwerpen, waren wij den volgenden morgen in staat,
“naar de menigte dier overblijfsels, welke op den grond
“rondom onze woning verspreid lagen, af te leiden, hoe
“ontzagchelijk de hoeveelheid moest geweest zijn der insekt
e n , welke hier, zoo spoedig na hunne verschijning in de
“vrije natuur, aan verschillende sterkere dieren als buit wa-
“ren ten deel gevallen.”
V .
Wij komen tot den mensch, de kroon der schepping. Ofschoon
hij ook op Timor ongetwijfeld den eersten rang onder
de schepselen inneemt, vertoont hij er echter van zijnen
adeldom slechts geringe sporen.
Het cijfer der bevolking van Timor is in de hoogste
mate onzeker. Ik heb een staat voor mij liggen van de
landschappen, die de Portugesche vlag voeren, opgemaakt
door den Heer Mariam, ambtenaar van het Portugeesch