
IV.
Wij zullen thans een vlugtigen blik werpen op de Flora
en Fauna van Timor; terwijl wij later van de kultuurpro-
dukten des lands en de artikelen die het voor den handel
oplevert eenigzins breeder zullen gewagen. Men heeft opgemerkt,
dat het centraal-gebergte Timor, ten aanzien der
vegetatie en dierlijke bevolking, in twee vrij kennelijk
onderscheiden zonen splitst, en dat in dit opzigt de noordelijke
naar de Sunda-eilanden gekeerde helft meer met het
gewone karakter van den Archipel overeenstemt, terwijl de
zuidwaarts naar Australië gekeerde helling eene opmerkelijke
toenadering tot het karakter van Nieuw-Holland vertoont.
Dit verschil openbaart zich, naar het schijnt, vooral
sterk in de vogels, van welke Timors zuid-westelijke helft
onderscheidene soorten met Nieuw-Holland gemeen heeft.
Tot een voorbeeld strekke de Scythrops, een klimvogel die
gemeenlijk als eigen aan Nieuw-Holland beschouwd wordt,
maar ook op Timors zuidelijk deel de regens en dikke misten,
die de klippen langs de kust, voor het oog der zeevarenden
bedekken, door zijne vaak herhaalde, wanluidende
kreten aankondigt.
Wij hebben boven reeds opgemerkt, dat de bodem van
Timor geenszins onvruchtbaar is. De heer Brouwer zegt
in een zijner rapporten, dat, zoo men het lange, dorre gras,
dat in den Oost-moeson de heuvels langs het strand bedekt,
afbrandt, zich in veertien dagen tijds een frisch en krachtig
groen vertoont, en dat zelfs die schijnbaar zoo dorre plekken
geschikt zijn om de schoonste rijst, maïs en tabak te
telen. Op Maloea, het verblijf van den Portugeschen Gouverneur,
zag de heer Brouwer uit de zijramen van het salon
talrijke inlandsche woningen als zwaluwnesten aan de hellingen
der steilste bergen hangen: zij strekken tot tijdelijk
verblijf bij de daar aangelegde maïs- en tabaktuinen, die, in
weêrwil der langdurige droogten en het snel afstroomen des
regenwaters, hun jaarlijks een goeden oogst opleveren.
Het is intusschen geenszins te ontkennen, dat het klimaat
van Timor voor den wasdom van éénjarige planten niet
bijzonder gunstig is, en dat het eiland over het algemeen
niet dien rijkdom en die wejigheid van vegetatie vertoont,
die de meeste overige deelen van den Archipel onderscheidt.
Slechts weinige bergen prijken er met zware en uitgestrekte
bosschen, en de hellingen der meeste zijn slechts schaars
met boomen begroeid. De planten voor welker groei eene
groote vochtigheid vereischt wordt, zooals de varens en or-
chideën, die hare pracht zoo heerlijk op Java en Borneo
ten toon spreiden, ontbreken schier geheel. De breedere
dalen en plateaux der binnenlanden zijn dikwijls als bezaaid
met talrijke casuarinen, wier fletsch-groene, hooge en spichtige
krooneri zich als den typus der armelijker vegetatie
van dit eiland schijnen voor te doen. Daarentegen vertoont
zich in de vochtiger dalen en langs de beter besproeide
berghellingen, en vooral op de aangespoelde gronden langs
het strand, het digt gebladerte eri liefelijk groen van den
gebang-palm 1. De best vertegenwoordigde planten-familie
is die der leguminosen, waarop de malvaceën en euphorbia-
ceën, de netelplanten en convolvulaceën volgen2. Voor zooveel
de kustplanten betreft, komt de Flora van Timor deels
met die der Molukken, deels met die van Nieuw-Holland
overeen; de binnenlandsche vegetatie heeft een aantal geslachten
en soorten gemeen met de eilanden en het vaste
land van Afrika. Opmerkelijk is het, dat men in de omstreken
van Koepang onderscheidene planten ziet groeijen,
die op Java slechts op de hoogste bergen voorkomen. Het
getal der bekende planten van Timor bedraagt ruim 600.
Aan Timors minder weligen plantengroei beantwoordt
een zekere armoede der Fauna, die wij echter ten deele
geenszins een nadeel kunnen achten. Zoo weinig als de
Molukken bevat Timor tijgers, panthers of eenig ander groot
roofdier: men vindt er uit de orde der ferae, behalve eene
soort van wilde kat met groote ooren (Felis megalotis),
1 De botanische naam is Corypha Qebanga; in het Maleisch heet deze boom
ook lontar oetan, wilde lontar. Hij levert een soort van sago op van geringe
hoedanigheid.
2 Zie S. Muller, “over de zoogdieren in den Archipel", bl. 7, 8. Zijne autoriteit
is de Heer Spanoghe, van 1833—1836 Resident van Timor, en in de
wetenschappelijke wereld bekend door zijn “Prodromus Florae Timoriensis,”
; in de Linnaea van von Schlechtendal voor 1841. Er bestaat ook nog eene
“Description d’un herbier de l’ile de Timor” van Decaisne, in de “Nouv. Ann.
“du Mus. d’hist. nat.” T. III. Deze schrijver noemt mede de leguminosen
als de talrijkst vertegenwoordigde, en laat daarop de grassen, euphorbiaceën,
netelplanten, zamengesteld-bloemigen, varens, cypergrassen, malvaceën, acan-
thaceën, convolvulaceën, enz. volgen. S. Muller, “Bijdragen tot de kennis
: “van Timor,” bl. 151.