
hieromtrent het gevoelen in der Indische regering, welke,
ofschoon niet gunstig daarover denkende, de over deze zaak
gewisselde stukken in handen stelde van den Heer Francis,
benoemd Commissaris voor Timor, om daaromtrent te dienen
van consideratie en advies.
De zending van den Heer Francis schijnt voornamelijk
eenige hervormingen in het bestuur te hebben ten doel gehad.
Hij vertrok den 22sten Augustus 1831 van Batavia,
vergezeld door den ambtenaar Spanoghe, dien wij later als
Resident van Timor zullen leeren kennen, en bereikte Koepang
eerst den l l den October ‘. De Heer Francis won omtrent
den staat van land en volk naauwkeurige berigten in ;
zijn uitvoerig rapport verspreidde veel licht over de aangelegenheden
van den handel, doch bevatte niets nieuws omtrent
de productie van metalen en onthield zich van alle
bepaald antwoord op de vraag, of de inzameling van goud
en koper de kosten en moeite zou kunnen beloonen, “dewijl
daaromtrent bij deskundigen twijfel bestond, die eerst door
een tijd- en geldroovend onderzoek zou kunnen worden opgeheven.”
De Heer Francis beijverde zich om de hoofden
en bevolking van Timor betere denkbeelden te geven van
hunne verhouding tot het Gouvernement, waaromtrent zij
in het onzekere schenen te verkeeren, en rigtte te Koepang
een regtbank en landraad op. Na zijne terugkomst werd,
ten gevolge zijner voorstellen, bij resolutie van 30 December
1832, een posthouder te Atapoepoe geplaatst, eene som
van ƒ 3000 toegestaan voor het herstel van het fort Concor-
dia, het regt om heerendiensten van de bevolkingen te vorderen
afgeschaft, en eene reorganisatie van het bestuur vastgesteld.
Te gelijker tijd werd de Heer Francis zelfbenoemd
om den Heer Hazaart, wien op 60jarigen leeftijd de last
des bestuurs zwaar begon te drukken, als Resident van Koepang
te vervangen. Deze betrekking werd echter nimmer
door hem aanvaard. Ik vind hem, gelijk in de tweede helft
van 1832 op Borneo’s Westkust, zoo in 1833 te Benkoelen,
als Gouvernements-Commissaris werkzaam, en daarentegen
sedert 1833 het bestuur te Koepang aan den Heer Spanoghe
als waarnemend Resident opgedragen, terwijl deze in 1836
door den Heer van den Dungen Gronovius werd opgevolgd 1 2.
1 Een verhaal van deze reis, dat eenige bijzonderheden bevat omtrent Sum-
bawa en Florés, is medegedeeld in T. v. N. I., 1832, I, bl. 1—21.
2 Mijne bronnen zijn eenigzins onvolledig voor hetgeen de zending van den
XXII.
Ik mag van het bestuur van den waardigen Hazaart nog
niet afstappen. Niet enkel de materiële belangen zijner residentie,
ook de zedelijke belangen der bevolking trokken zijne
aandacht, en in hare behartiging stond hem de zendeling
le Bruyn op waardige wijze ter zijde. Geboren te Zutphen,
door D®. Kam te Berkel van Aug. 1817 tot Mei 1818 voor
zijne gewigtige betrekking voorbereid, door het Nederlandsch
Zendelinggenootschap in de maand Junij daaraanvolgende
naar Java afgevaardigd, doch vandaar door den Gouverneur-
Generaal, in overleg met het Javaansch medewerkend Genootschap
, naar Timor gezonden, koos deze merkwaardige
man, in het begin van 1820, Koepang tot middelpunt zijner
werkzaamheid, die zich vandaar over de omliggende gewesten
van Timor, alsmede over de naburige eilanden, inzonderheid
Rotti, uitstrekte. Door zijne nederige en beminnelijke
inborst won hij de achting en vriendschap van den
Resident Hazaart, die zijne pogingen op wakkere wijze ondersteunde,
en reeds in Julij 1820 kon le Bruyn, na weinige
weken verblijfs, zijn hart in een brief naar Rotterdam in
dankbare vreugde uitstorten, wegens de onverwachte hulp
die hem was ten deel gevallen, en den zegen dien hij op zijn
arbeid ondervond. Hij verbond zich later in het huwelijk
met eene vorstendochter van Amfoang, die, gelijk haar ge-
heele stamhuis, de Hervormde godsdienst beleed, en baande
zich daardoor ongetwijfeld te beter den weg tot de harten
der bevolking.
De gemeente- te Koepang bevond zich tijdens de komst
van le Bruyn in diep verval; de Christenen die er nog uit
vroeger tijd waren, hadden sedert 20 jaren schier alle opleiding
en onderwijs gemist. Er bestond, wel is waar, nog
eene school, doch slechts aan 8 kinderen werd er een hoogst-
gebrekkig onderrigt gegeven. Le Bruyn vatte zijne taak met
vurigen ijver aan, reisde onvermoeid rond, stichtte kleine
Heer Francis betreft. De uittreksels uit zijn rapport, medegedeeld in den
eersten Jaargang van het T. v. N. I., zwijgen natuurlijk over de politieke
aangelegenheden. Wat echter ald., D. I, bl. 387 , 388 , over metalen op Timor
voorkomt, stemt, blijkens een uittreksel in Hs., letterlijk overeen met
hetgeen in het rapport werd gelezen, met uitlating alleen der periode}
waarvan ik den zin in den tekst heb uitgedrukt.