
digte massa, van graauwe en soms roodachtige kleur, in
alle rigtingen met wit kalkspaat doortrokken, en met tal-
looze holten en spleten, die met puntige kalkspaat-kristal-
len bedekt zijn. De heuvels en bergen, door dit gesteente
gevormd, vallen door hunne karakteristieke vormen reeds
op verren afstand in het oog. Hunne omtrekken zijn gehakkeld,
vol scherpe hoeken; de wanden hebben, ten gevolge
der talrijke, deels van den top nederwaarts dalende,
deels deze onder allerlei hoeken snijdende kloven en scheuren,
een onbegrijpelijk woest aanzien, en niet zelden verheffen
zich naald- of torenvormige spitsen hoog en vrij in
de lucht, die een indruk geven als waren zij de bouwvallen
van half-verbrokkelde kasteelen. Deze naakte rotsen
onderscheiden de Timorezen door den bijzonderen naam
van Fatoe (het Maleische Batoe), d< i. steen of klip, in tegenstelling
der minder ruwe en meer afgeronde bergen van
graauwwakke-zandsteen, aan welke zij den naam van Ne-
tem geven. Deze laatste, graauw of geelachtig bruin van
kleur, maar langs de hellingen bijna geheel met gras en
kreupelhout overdekt, zoodat het naakte steen slechts hier
en daar doorschemert, vormen niet zelden lange ruggen,
terwijl enkele kegelvormige toppen de hoogte der verheven-
ste Fatoe’s evenaren of nog overtreffen. Het thoonschiefer
vertoont zich minder zelfstandig, maar vormt te midden van
het graauwwakke-kalksteen hier en daar ondergeschikte beddingen.
De graauwwakke-groep maakt in haar geheel als
het ware de kern des lands uit, aan welke zich de overige
formatiën aansluiten. In haar gebied vooral ontspringen
de stroomen, welker wateren met stofgoud zijn bezwangerd
en koperertsen of soms stukken gedegen koper afvoeren.
Aan den zuidelijken voet van den berg Mieomaffo is het
graauwwakke-zandsteen van serpentijn doorbroken, onder
omstandigheden die duidelijk toonen, dat dit gesteente zich
in vurig-vloéibaren staat uit het hart der aarde een door-
togt door de andere gesteenten heeft gebaand. In dit ongetwijfeld
plutonisch serpentijn vertoonen zich, in den vorm
van aderen of snoeren, vezelen van asbest, de beroemde
delfstof, waarvan de ouden onverbrandbare kleederen weefden,
die door het vuur werden gereinigd. Tusschen de
rolsteenen van serpentijn in de naburige rivierbeddingen
vindt men talrijke stukken korrelig magneetijzer, die soms
de grootte hebben eener vuist.
Aan de aanzienlijk ontwikkelde graauwwakke gesteenten
sluit zich ten Noorden en Westen, en gedeeltelijk ook aan
de Zuidzijde, eene kalksteenvorming aan van lateren oorsprong,
behoorende tot de soort, die de geologen mossel-
kalk noemen, en meerendeels lange reeksen van ronde en
weinig verheven heuvelen vormende. Maar ook in het gebied
van deze formatie verheffen zich hier en daar, soms
geheel op zich zelf staand in het midden eener tamelijk
vlakke streek, steil omhoog rijzende rotswanden en klippen,
onder den naam van Fatoe begrepen, en van den voet
af tot eene hoogte van 40 a 125 ellen stijgende. Deze klippen
met hare talrijke spleten en kloven vormen als het
ware natuurlijke vestingen, uit welke de woeste bewoners
der verschillende, meestal met elkander in vijandschap ver-
keerende landstreken, elkander belagen, en in wier ontoegankelijke
krochten zij zich, bij het naderen des gevaars,
met al hunne have terugtrekken.
De geheele massa der beschreven formatiën is langs de
kusten door een breeden gordel van witten Jura-kalk * 1 omgeven,
die hier en daar in mergel overgaat, en op sommige
plaatsen, waar hij sterk met ijzer-oxyde bezwangerd is, eene
bruinroode kleur aanneemt. In het landschap Amarassi,
aan de Zuidkust, rust op den Jura-kalk eene brokkelige
krijtlaag. Aan het Noorderstrand, in het landschap Ambe-
noe, treft men een jong, zich nog bij voortduring vormend
conglomeraat aan, gevormd uit het puin der oudere formatiën,
door de rivieren uit het binnenland afgevoerd, en
door een zandig, kalkachtig deeg verbonden. M^aai de
Jura-kalk zelf tot aan den zeeoever reikt en zijne rotsen
door den golfslag geteisterd worden, en in het algemeen
waar hij aan de ontbindende werking van water en lucht
1 De Engelsche natuuronderzoeker Beete Jukes, “Voyage of the Fly, I,
p. 382—388, geeft eene vlugtige schets der geologische gesteldheid van de
omstreken van Koepang. Omtrent de benaming “Jura-kalk”, op het kaartje
van den Heer Schwaner, toegepast op de heuvelen rondom Koepang, zegt
hij in eene nobt aan het einde: “If this term is applied lithologically to the
j “terliary rocks, it is to a certain extent applicable, as they have often a I “concretionary and oölitic structure, just as the stone in the limestone of
[ “Raine’s Islet has. If however “Jura-kalk” is meant to have a chronologi-
“cal meaning, it is either incorrectly applied, or the formation is incorrectly
'i “extended in the map to the neighbourhood of Coupang.” De Heer Jukes
schijnt niet gelet te hebben op de omstandigheden, waaronder de schets van
den Heer Schwaner is ontstaan, maar zijne opmerkingen schijnen weder het
weinig betrouwbare dier schets te bevestigen.