
“begeven. Intusscben zijn zij zeer ondernemend om hunkien
vijand op eene listige wijze afbreuk te doen of te herstelen.
Zoo bad zich, toen wij daar waren, een persoon
“uit het fort durven begeven, die kruipend op handen en
“ voeten in het midden van ons leger kwam en daar onderscheiden
paarden losmaakte, zich op een daarvan plaatste
“en, terwijl hij, door de donkerheid van den nacht beguns
tig d , wegreed, ons volk op eene tergende wijze uitschold
“en met den buit doorging, wel wetende, dat men, uit vrees
“van ons eigen volk te raken, niet op hem durfde vuren.”
De volledige onderwerping van zulk een vijand was niet
mogelijk met de middelen, waarover de Heer Hazaart kon
beschikken; maar zijne maatregelen hadden toch het gevolg
dat de rooverijen der Amanoebangers zeldzamer en binnen
enger grenzen beperkt werden, waartoe vooral veel toebragt
de stichting eeniger Rottinesche volkplantingen op een afstand
van 20 k 30 palen Oostwaarts van Koepang, welke
hij met de dekking van ’s Gouvernements grondgebied belastte.
Eene andere Eottinesche volkplanting vestigde hij
met een soortgelijk doel te Pritti, bij den noordelijken hoek
der baai van Koepang. De Tamoekong van Pitai namelijk,
aangemoedigd door het voorbeeld van Amanoebang,
had mede eene rooverbende rondom zich verzameld, en
overviel vaak de inwmners van Koepang, wanneer zij in de
boschrijke streken van Pritti timmerhout kwamen kappen.
Eene andere staatkunde volgde de Heer Hazaart om den
Lio-Kai van Sonebait onschadelijk te maken; zij was eigenlijk
slechts eene voortzetting der politiek van verdeelen en
heerschen door de voormalige Compagnie gevolgd, en waardoor
de suprematie van den Lio-Kai in vele gewesten
reeds lang was vervallen. De regerende Keizer maakte „die
politiek zeer gemakkelijk door zijne gruwzame wreedheid
en tergende aanmatiging, welke schier alle hoofden van
hem vervreemdden, die hem tot dusverre nog eenige gehoorzaamheid
betoond hadden. Door geheime zendingen
en de aanbieding van aanzienlijke geschenken — zoo de
Heer Heymering verzekert uit zijne eigene middelen ■— gelukte
het den Heer Hazaart onderscheiden regenten voor
het Nederlandsch gezag te winnen en tot afval van den
Keizer te bewegen. De vorst van Amakono gaf het voorbeeld
van terughouding der aan Sonebait verschuldigde
schatting, en het werd allengs geheel of ten deele door
vele andere Fettors en Tamoekongs gevolgd. Eindelijk zag
zich de Lio-Kai zoozeer door allen verlaten, dat hij zich
in eene soort van vrijwillige ballingschap begaf naar eene
woeste en door versterkingen ontoegankelijk gemaakte klip,
in de vlakte Neffo, in het gebied van Amfoang, distrikt
Sorbian, gelegen, werwaarts men zegt, dat hij slechts door
zeven mannen en dertig vrouwen gevolgd werd, die door
het telen van eenige maïs en groenten voor zijn levensonderhoud
zorgden. De distrikten Takai, Pitai, Manobait,
Molo en Amakono werden wel is waar ook sedert nog gerekend
tot het rijk van Sonebait te belmoren, maar inderdaad
bestond het schier alleen in naam of door eene tamelijk
onvruchtbare erkentenis van ondergeschiktheid, als
laatste hulde aan de vervallen grootheid. Deze geheele
ondermijning van het gezag van den Lio-Kai is zeer voor-
deelig geweest voor het Nederlandsch bewind, daar zij het
mogelijk heeft gemaakt, jaren lang, met eene zeer geringe
magt de veiligheid van Koepang te verzekeren, en eene
tamelijke orde althans in de meer nabijgelegen gewmsten te
bewaren. Schier alle banden, die vroeger de verschillende
Regenten met elkander vereenigden, waren ontbonden, en
het was dus niet te vreezen, dat een hunner afzonderlijk zich
tegen het Gouvernement zou keeren, dat al de overigen te
vriend had. Een Aristides zou waarschijnlijk de politiek
van den Heer Hazaart niet geheel regtvaardig geacht, maar
haar den lof van nuttigheid niet onthouden hebben.
XXL
Maar ook door andere middelen trachtte de Heer Hazaart
den bloei zijner residentie te bevorderen. Ik heb
reeds gesproken van de Eottinesche volkplantingen door
hem gevestigd deels te Pritti, deels Oostwaarts van Koepang
te Oisapa, Taroes, Babauw en omstreken. Aan deze
kolonisten werden voor den rijstbouw geschikte gronden ter
ontginning aangewezen. Te Pritti plaatste de Heer Hazaart
ook eenige Chinesche pannenbakkers en Javaansche
landbouwers, ten einde er eene steenbakkerij op te rigten