
“ vervult de lucht boven de stad met stuivend zeewater,
“waarmede de dampkring soms acht dagen lang onafgebrok
e n bezwangerd blijft, en dat veel nadeel toebrengt aan de
“boomen, welker bladeren geheel verdorren en afvallen of
“zwart worden. Neemt men hierbij in aanmerking, dat de
“huizen digt op elkander zijn gebouwd langs smalle stra-
“ten, omheind met dikke muren van koraalsteen, dan kan
“men gemakkelijk bevroeden, hoe de lucht hier vaak tot
“bederf moet overgaan en het dierlijk gestel benadeelen.
“Ik meen daarom, dat, zoo de bewoners van Koepang zich
“wat meer van het strand verwijderden en ruimer vroonden, zij
“veel gezonder zouden leven en vrij blijven van de ongesteldheden,
waaraan zij telkens met de kentering der moe-
“sons zijn blootgesteld.” In gedeeltelijke overeenstemming
hiermede, merkt een ander schrijver 1 omtrent Koepang
aan, dat de heuvels, die de vallei omringen, vlak bij het
strand een halven cirkel vormen, en de huizen meestal beneden
deze heuvels en langs de rivier zijn gebouwd, en de
ongezondheid deels door den kleinen omtrek der vallei,
deels door de uitdampingen der rivier, die in het drooge
jaargetijde, wanneer de warmte ondragelijk is, in een modderpoel
verandert, veroorzaakt wordt. Dit een en ander
kan, dunkt mij, strekken om den ongunstigen indruk eenig-
zins te temperen, dien de meeste berigten omtrent Timor
aangaande het klimaat van dat eiland moeten verwekken.
De hoofdvraag schijnt mij deze te zijn: is Timor in het
algemeen, afgescheiden van het bezit der kopermijnen, een
eiland, dat meerdere zorgen waardig is en belooft die naar
eisch te beloonen. Men zal moeten erkennen, dat de enkele
ontwikkeling van het mijnwezen niet zeer vruchtbaar
kan zijn, ja naauwelijks denkbaar is, zoo men niet verwachten
mag, dat landbouw en handel en andere takken van industrie
daarmede gelijken tred zullen houden. Met het oog
op de ontginning der mijnen, moet dus de vraag op den
voorgrond staan: voor welke mate van ontwikkeling is Timor
vatbaar? Ik geloof, dat op die vraag een zeer gunstig antwoord
mag gegeven worden, en behoud mij voor daarvan het bewijs
te leveren, nadat ik mijne schets der geschiedenis van het eiland
door de korte aanwijzing van de oorzaken en den geest
van het jongste traktaat met Portugal zal hebben voltooid.
XXVI.
In 1848 had een inlandsch vorst van het Portugeesch gebied
zich gewapenderhand gemengd in geschillen tusschen
Nederlandsche onderdanen op de eilanden Pantar en Ora-
baai. De autoriteiten der beide natiën hadden zich met
deze aangelegenheid bemoeid, en dit had aanleiding gegeven
tot eene verbittering, die, naar men vreesde, op ernstige
botsingen zou uitloopen. Diensvolgens werd weder een Commissaris,
de Heer D. C. Steyn Parvé, naar Timor gezonden,
met den last om eene beslechting der geschillen te beproeven,
en te trachten eene herhaling te voorkomen, door met
de Portugesche autoriteiten te geraken tot eene juiste we-
derzijdsche omschrijving en bepaling van al de landep in
den Timorschen Archipel, waarop óf het Nederlandsch óf
het Portugeesch Gouvernement regt van soevereiniteit bezit.
De quaestiën, welker eindelijke afdoening men thans had
besloten, waren hoogst ingewikkeld, en alleen door eene
transactie, waarbij van beide zijden eenige toegevendheid
betoond werd, ten einde te brengen. Het contract, door
Paravicini met de inlandsche vorsten gesloten en waarbij
schier geheel Timor het Nederlandsch gezag erkend had,
kon niet als grondslag dezer onderhandelingen dienen. De
Portugezen schijnen altijd tegen dat contract geprotesteerd
en Paravicini beschuldigd te hebben van groote onkiesch-
heid in de middelen om de Compagnie te dienen, en misleiding
der Radja’s ten aanzien van inhoud en strekking
van dat geschrift, waardoor vele vorsten tot medeondertee-
kening verleid waren, die zich echter steeds trouwe bond-
genooten hadden betoond van het Portugeesch Gouvernement.
De Compagnie was dan ook nimmer bij ïnagte geweest,
de verder van Koepang verwijderde vorsten tot nakoming
der bepalingen van dat contract te noodzaken; zij
had de regten van Portugal op onderscheidene in die overeenkomst
begrepen staten stilzwijgend erkend, en ten laatste
zelfs aan hare beambten gelast, zich niet langer op het contract
van Paravicini, maar alleen op vroegere overeenkomsten
te beroepen.
Sedert de verplaatsing van het Portugeesch bestuur naar
Dilly, wist het zijnen invloed alom te doen gelden in de
landen ten Oosten van Waiwiko-Waihali, of die, welke men