
Gouvernement. De bevolking van dit gedeelte alleen, dat
de verreweg kleinere helft van Timor vormt, wordt er op
850,300 zielen geschat. Veel zediger zijn de gewone opgaven
omtrent de bevolking van het Nederlandsch gedeelte,
die men op 200,000 k 250,000 begroot vindt. Indien men
ook toegeeft, dat de oostelijke gewesten vrij wat digter bevolkt
zijn, schijnen toch de Portugesche opgaven zeer overdreven;
doch deze natie heeft te allen tijde het talent van ver-
grooten in hooge mate bezeten. Onze Nederlandsche schrij-
vers stellen de gezamenlijke bevolking van Timor meestal
op omstreeks 400,000 zielen; sommigen willen gaan tot
800,000, doch de Heer Temminck acht zelfs het eerste
cijfer veel te hoog, en meent dat het totale cijfer weinig
meer dan 200,000 zal bedragen.
Met uitzondering der vreemdelingen van onderscheiden
ras, — de Europeanen, Chinezen en Makassaren of Boegi-
nezen, die zich in de kustplaatsen als handelaars hebben
nedergezet, — verdeelt men de inwoners van Timor gewoonlijk
in drie hoofdstammen. Onder deze zijn de zoogenaamde
Koepangnezen (Atoeli Koepang), die slechts een smalle
strook van het westelijk uiteinde benevens het naburige eiland
Samauw, waar thans hun vorst zijnen zetel heeft, bewonen,
vrij onbeduidend en, naar het schijnt, niet zeer duidelijk
van de eigenlijke Timorezen (Toh Timor) onderscheiden.
Dezen belonen het overige van de Westerhelft des
eilands. Beiden zijn, volgens hunne overleveringen, uit het
oostelijk gedeelte afkomstig en vandaar achtereenvolgens door
den aandrang van nieuwe bevolking verdrongen. De meeste,
zoo niet alle landschappen van het Timoresche gedeelte erkenden
vroeger de oppermagt van den Keizer of Lio-Rai van So-
nebait; doch de neiging tot verbrokkeling, eigen aan het alom
in den Archipel heerschende leenstelsel, bevorderd door den
invloed en den onderlingen strijd der beide Europesche natiën,
die zich hier sedert eeuwen poogden te laten gelden,
heeft ook hier hare vruchten gedragen. De meeste gewesten
zijn van den Keizer afgevallen en zijn gezag is allengs
binnen zeer enge grenzen beperkt. Schier al de vorsten
van het eigenlijk Timoreesch gebied erkennen het Nederlandsch
gezag; doch eene enclave in ons territoir vormen
de rijkjes van Oekoesi of Oikoesi, Ambenoe enNoi-moeti,
aan of nabij de Noordkust gelegen. Oekoesi is de zetel der
■magt van de zoogenaamde zwarte Portugezen,O O die wel dè
Portugesche vlag voeren, maar niet regtstreeks aan den
Gouverneur van Dilly ondergeschikt zijn. Wij zullen hunne
geschiedenis later leeren kennen. In Ambenoe hebben te
allen tijde de zwarte Portugezen veel invloed gehad, en ofschoon
de vorst van dat rijkje in 1817 een verbond met den
Resident van Koepang gesloten heeft, zal, zoo het jongste
traktaat wordt ten uitvoer gelegd, dit landschap voortaan
met Noi-moeti tot de Portugesche bezittingen gerekend
worden. Voor ’t overige zijn de voornaamste Timoresche
staten: Amarassi en Amanoebang op de Zuidkust, Amfoang
aan de Noordkust, westwaarts van Ambenoe, en Amabi,
dat in het binnenland aan Sonebait grenst. Eene volledige
optelling der overige meer of min onafhankelijke landschappen
zou wegens de neiging tot voortdurende afscheiding
even moeijelijk zijn, als zij het geheugen nutteloos zou bezwaren.
Talrijker en magtiger dan de eigenlijke Timorezen zijn de
Belonezen (Erna Weloe), die van hen in taal en zeden
aanmerkelijk verschillen en de geheele oostelijke helft des
eilands bewonen. Ofschoon men te Koepang in het algemeen
slechts de taal der Belonezen aan die der Timorezen
overstelt, getuigt echter de Heer Brouwer, die dit gedeelte
van Timor bereisde, dat in de verschillende landschappen
zeer uiteenloopende dialekten gesproken worden. De westelijke
Belonesche landschappen, die aan het eigenlijke Timor
grenzen, erkennen het oppergezag van den Lio-Rai
of Keizer van Waiwiko-Waihali, die een bondgenoot is
van het Nederlandsch Gouvernement. Tot de hem ondergeschikte
landschappen behoort ook Fialarang, 'waar men
meent dat zich de rijkste koperaderen bevinden. Sedert
1818 hebben de Portugezen ons dat landschap betwist, doch
het geschil daarover is bij het jongste traktaat in ons voor-
| deel beslist.
De overige, oostwaarts van de landeil van Waiwiko-Wai-
I hali gelegen, Belonesche gewesten voeren de Portugesche
I vlag, en erkennen het oppergezag van den Gouverneur van
| alleen Maubara was hier nog kort geleden Nederlandsch:
1 het was zelfs het voorwerp van meer bijzondere zorg ten tijde
der Compagnie. Doch sedert 1818 werd ons ook dit gebied
I betwist, en daar het geheel door Portugesche bezittingen
I was ingesloten, werd het door het Nederlandsch gezag ver-
I waarloosd. VolgO ens het traktaat Og aat het thans ogeheel over