
hier komen ververschen. De Heer Spanoghe vestigde hierop
dadelijk zijne aandacht en slaagde er in, zonder kosten van
het Gouvernement, eene waterleiding aan te leggen, die het
water eene mijl ver uit het gebergte naar Koepang voert en
de schepen in staat stelt, zich daarvan op de gemakkelijkste
wijze te voorzien. Ook het maken van wegen werd door
hem weder opgevat, en men dankt het aan hem dat men
thans Koepang in een rijtuig kan omrijden *. Aan de schutterij
te Koepang, uit de Europesche ingezetenen en afstammelingen
van Europeanen bestaande, schonk hij eene nieuwe
organisatie. Wat de politieke aangelegenheden betreft, vind
ik uit dit tijdvak slechts weinig opgeteekend. Onze invloed
nam over het algemeen niet toe en Amanoebang bleef zijne
vijandige houding bewaren, doch de Keizer van Sonebait
kwam zich, na zijne langdurige weigering van alle gemeenschap
met het Nederlandsch gezag, in 1834 vrijwillig onderwerpen
, waarop hij, in weerwil aller grieven , die vroeger
zelfs tot den last, om hem zoo mogelijk magtig te worden
en gevangen naar Java te zenden, hadden aanleiding gegeven,
door den Heer Spanoghe in zijne hoedanigheid als
Lio-Rai erkend en met een sabel beschonken werd. Deze
maatregel was misschien niet zeer staatkundig en zeker niet
aangenaam aan de van Sonebait afgevallen onder-regenten,
die hij met zijne wraak bedreigde, terwijl hij, den sabel
zwaaijende, huiswaarts keerde, onder den uitroep: “Nu zal
ik u leeren gehoorzamen.” Gelukkig ontbrak hem de magt
om zijne wraakzuchtige plannen geheel te volvoeren; wij zullen
echter zien, dat van nu af de rust in Nederlandsch Ti-
mor, door zijne pogingen om het verloren gezag te herwinnen,
maar al te dikwijls gestoord werd 1 2.
In 1836 werd de Heer Spanoghe opgevolgd door den
Heer van den Dungen Gronovius. Onder zijn bestuur overleed
den 19den December 1838 de oud-Resident Hazaart,
in bijna 66jarigen ouderdom. De Heer Hazaart had eene
1 T. v. N. 1,1849, I I , bl. 319, 320. Ook van den weg van Koepang naar
Babauw wordt aldaar de eer gegeven aan den Resident Spanoghe, terwijl de
Heer Heymering, bl. 227, verzekert, dat het minder doorzettend karakter
van den Heer Spanoghe dien arbeid deed staken, en dat hij eerst voltooid
werd onder het bestuur van den Resident Sluyter, welk laatste ook door het
T. v. N. I., 1851, I I , bl. 54, bevestigd wordt.
2 Ik vind een rapport over Timor van den Heer Goldman over 1835 aangehaald,
waaruit ik opmaak dat deze in ’t genoemde jaar eene Gouverne-
ments-Commissie op Timor heeft vervuld.
reis gedaan naar het eiland Sumba, die misschien in eenig
verband stond met den moord, aldaar in 1833 aan zijn broeder
gepleegd 2, en bevond zich, vandaar terugkeerende, op
het eiland Savoe, waar hij, op verzoek van den Resident,
eenige geschillen tusschen de inlandsche hoofden zou onderzoeken
en regelen, toen de dood hem wegrukte. Zijne asch
rust te Koepang, waar hij den 8sten Januarij 1773 het levenslicht
had aanschouwd, en zijne nagedachtenis leeft er
nog in de harten der dankbare ingezetenen.
Nieuwe ongelukken trofFen in 1837 en in 1838 deze rampspoedige
stad. Reeds in 1827 was het Chinesche kamp met
den tempel schier geheel door een brand vernietigd; en nog
naauwelijks was de herbouwing voltooid, toen in 1837 dezelfde
ramp zich herhaalde en in minder dan twee uren
tijds een derde van het kamp in de asch werd gelegd. Men
schreef toen den brand aan onvoorzigtigheid toe, maar toen
een jaar later het vuur het in 1837 gespaarde gedeelte aantastte,
had men het geluk de brandstichters te ontdekken.
Het waren Javasche ballingen, hier kort vóór den brand des
vorigen jaars ontscheept, en die thans onmiddellijk in verzekerde
bewaring gesteld en bij de eerste gelegenheid naar Banda
opgezonden werden. Deze herhaalde rampen hebben veel toe-
gebragt om de ontwikkeling der welvaart van Koepang te
stremmen; de Chinesche bevolking is daardoor zeer verarmd
en haar kamp heeft nimmer zijn vorigen luister herkregen.
In 1836 werd te Babauw een posthouder geplaatst; in
1837 begon de keizer van Sonebait westelijk Timor te verontrusten,
door zijne' pogingen om zijn verloren gezag te
herwinnen; in 1838 ontstonden nieuwe moeijelijkheden met
het Portugesche Gouvernement over de tuchtiging van La-
rentoeka, waarover reeds boven gesproken is.
De Heer Gronovius werd in 1841 in het bestuur van Timor
en onderhoorigheden vervangen door den Heer Sluyter.
Zijn in het volgende jaar ingediend rapport doet ons
den treurigen staat van onrust en onveiligheid kennen, waarin
Nederlandsch Timor door de woelingen van Amanoebang
en Sonebait gehouden werd. Amfoang, voor meer dan
100 jaren van den Keizer afgevallen, verkocht hem thans
2 Die moord wordt vermeld in een artikel over het eiland Sumba in het
T. v. N. I., 1855, I, bl. 280. Gemeld artikel is verschenen sedert het begin
van dit opstel werd afgedrukt, en voegt niet weinig toe tot de kennis van
dit eiland, die uit de § I vermelde rapporten kan geput worden.