
XXVII.
Is het mij niet doenlijk geweest den voortgang van het
Portugesche gezag in het oostelijk gedeelte van Timor in
bijzonderheden te schetsen, het is mij niet onmogelijk de
billijke nieuwsgierigheid eenigermate te voldoen, die aan-,
gaande den tegenwoordigen toestand van dat gezag iets
naders verlangt te weten.
De Portugesche hoofdplaats Dilly ligt aan de Noordkust
des eilands, tusschen Maubara en Manatoetoe, op omstreeks
125° 40' O. L. van Greenwich. Zij mag als eene der ongezondste
plaatsen van geheel Timor worden aangemerkt;
vreemdelingen worden er spoedig door slepende koortsen
aangetast, krijgen dikke en opgezette ligchaïnen en worden
doorgaans de slagtoffers van een langer gerekt verblijf.
Deze ziekten worden grootendeels aan de natuur van het
drinkwater toegeschreven. Dilly ligt aan eene kleine baai,
waarvan het binnenzeilen gevaarlijk is voor vreemdelingen,
wegens de droogten, die zich aan beide zijden bevinden.
E r is daarom altijd een loods gereed om de vaartuigen
binnen te brengen, welke daartoe een seinschot doen hoo-
ren; in geval van nood, mag men op hulp van den wal
niet te veel rekenen.
Van de reede gezien, heeft Dilly geen ongunstig voorkomen,
ofschoon het meestal slechts uit houten woningen
bestaat, met bladen gedekt en van binnen met fijne matten
bevloerd. Slechts de kerk, het pachjhuis, de woning van
den Gouverneur en enkele andere gebouwen zijn van steen
ópgetrokken, doch ook slechts met bladen gedekt. De omstreken
van Dilly zijn zeer vruchtbaar. De tarw groeit er
zeer welig, en is zoo overvloedig, dat zelfs eene kleine
hoeveelheid wordt uitgevoerd. De steenkolen-beddingen
in den omtrek kunnen voor de toenemende stoomvaart in
den Archipel, en misschien eenmaal voor het smelten van
het kopererts, van groot gewigt en dus een rijke bron van
welvaart worden, indien bij onderzoek blijken mag, dat zij
kool van eene goede hoedanigheid bevatten.
Dilly is de residentie van den Portugeschen Gouverneur
van Timor en Solor (zoo althans luidde tot dusverre
zijn titel), die een zeer willekeurig gezag oefent.
Wij hebben boven gezien, dat dit Gouvernement voormaals
voor een tijd van drie tot vijf jaren verpacht werd, wat
tot vele knevelarijen aanleiding gaf. Sedert 1818 is dit
veranderd en de Gouverneur zoowel als de mindere beambten
ontvangen thans een salaris van de regering. Die
inkomsten zijn echter in het oog loopend klein en worden
nog grootendeels in handelswaren, zoo als katoenen stoffen
en boslemmer messen, tegen een vasten prijs berekend, voldaan.
Op deze wijze ontvangt de Gouverneur ƒ250 ’s maands,
waarbij jaarlijks nog omtrent 200 pikols rijst gevoegd worden;
de mindere beambten naar evenredigheid. Bovendien
was er, tijdens het verblijf van den Heer Brouwer, een
achterstand in de betaling van niet minder dan vier jaren.
Al de Portugesche ambtenaren hebben militaire rangen en
zijn des noods voor den oorlog beschikbaar, ofschoon slechts
weinigen werkelijk militaire diensten verrigten.
De physieke magt, waarover het Portugeeseh bestuur te
beschikken heeft, is uiterst gering. Het garnizoen bestaat
uit 2 compagniën, te zamen van omtrent 120 man, onder de
bevelen van een Kolonel. Bij deze troepen zijn slechts enkele
Europeanen; verreweg het meerendeel zijn inlanders.
De magazijnen bevatten geen materieel, en toen voor eenige
jaren te Batoe-Gedeh onlusten waren uitgebroken, en Her-
mera moest getuchtigd worden, achtte men zich gelukkig
eenige geweren en wat kruid van een kustvaarder te kunnen
koopen. Tijdens de oneenigheden met het Nederlandsch
Gouvernement, werd het garnizoen van uit Goa aanmerkelijk
versterkt, en in plaats van het vroegere zeer onbeduidende
fortje eene sterkte aan het strand opgeworpen,
waarvoor de Gouverneur eene ongehoorde som, ten laste van
den Resident Hazaart, in rekening bragt, die echter even weinig
als de overige, noodeloos door hem gemaakte onkosten
betaald is.
In vroeger tijd plagt Dilly een verbanningsoord voor Goa
en Macao te zijn; buiten de ballingen zag men er zeer zeldzaam
volbloed Europeanen, en eerst sedert 1835 is hierin
eenige verandering gekomen. Een groot deel der ambtenaren
en officieren zijn echter nog van gemengde afkomst
of zoogenaamde “zwarte Portugezen.” Deze naam is zeer
eigenaardig, want het is een bekend feit dat de half-kast
afstammelingen der Portugezen donkerder van kleur zijn
dan de volbloed inlanders.