
en vooral in de westelijke of Nederlandsche helft zich aanmerkelijk
van het algemeen karakter van den Indischen
Archipel verwijdert en daarentegen eene opmerkelijke toenadering
tot het karakter van Nieuw-Holland vertoont. Men
onderscheidt wel is waar ook hier, gelijk op Java, Sumatra
en Borneo, twee jaargetijden, die zich door soortgelijke verschijnselen
als op de genoemde eilanden kenmerken; maar
het verschil tusschen deze beide, door droogte en vochtigheid
aan elkander overgestelde saizoenen, is op Timor veel
meer in het oog loopend. Gedurende den Oost-moeson, die
van Mei tot October duurt, valt op Timor soms maanden
achtereen geen droppel verfrisschende regen; vooral langs
de lage kusten vertoont zich de aarde als verzengd en het
gras is daar somtijds zoo rood en dor, dat de inwoners genoodzaakt
zijn hunne paarden en vee naar de milder bedeelde
valleijen der binnenlanden te vervoeren. De wanden
der bergen zijn in die maanden schier ontbloot van groen;
er heeft een stilstand plaats in de ontwikkeling van het
plantenrijk en zelfs verliezen vele boomen hun gebladerte.
Inzonderheid staan de talrijke kajoe-poetih-bosschen met
hunne witte stammen schier geheel bladerloos, terwijl enkele
groen blijvende boomen of struiken daartusschen scherp
er bij afsteken; en dit geeft dan vooral eene zonderlinge
vertooning, wanneer, gelijk dikwijls gebeurt, van twee nabij
elkander liggende bergen de eene met verdorde, de andere
met altijd groene boomen bewassen is. Vele bergrivieren,
die in den West-moeson tot wilde en bruisende stroomen
aanzwellen, zijn nu geheel of bijna geheel uitgedroogd. De
middagzon verspreidt eene ondragelijke warmte, terwijl de
thermometer in de schaduw tot 94° of 96° en in de zon tot
125° Eahrenheit stijgt en de stad Koepang vooral biedt,
door de nadeelen harer ligging, in hare lage woningen verpeste
verblijven aan den vreemdeling, die niet geleerd heeft
de bezwaren van het klimaat te verduren. De Timorees
haakt met vurig verlangen naar de maand November, die
hem verkwikking belooft aan te brengen; de eerste donkere
wolk, die zich aanAen hemel vertoont, aanbidt hij als eene
reddende Godheid, en muzijk en dans begroeten de eerste
verfrisschende droppels. Doch niet zelden drijven de pas doorkomende
westewinden als den spot met zijne hoop en jagen de
waterzwangere wolken over het smachtende eiland henen, om
elders hare lafenis uit te storten!
Doch zoo treurig, met uitzondering eeniger weinige altijd
bewaterde valleijen, in het algemeen in dit jaargetijde
de aanblik des eilands is, zoo treffend en snel is de verandering,
die zich na een weinig regens begint te vertoo-
nen. Het gelaat des aardrijks wordt als met een toover-
staf veranderd. Een heerlijk donkergroen grastapijt bedekt
na weinige dagen den bodem; de velden tooijen. zich in
ongelooflijk korten tijd met bloemen en vruchten en de kale
bergen met geurige kruiden. De groeikracht, slechts door
de brandende zonnestralen teruggehouden, werkt schier
wonderen om de geleden schade te herstellen, en de bodem
is te milder, naarmate hij zijne gunsten langer geweigerd
heeft k Maar ook de dieren verheugen zich in deze
vernieuwde schepping, en het verjongde leven deelt zich
mede aan tallooze schepselen. Één enkele dag brengt mil-
lioenen insekten voort, om deel te nemen aan het feest der
natuur; en het luchtruim wemelt van vogels, die zich voeden
met deze diertjes of azen op de vruchten, die de regen
alom heeft te voorschijn gelokt. Intusschen heeft ook
dit saisoen zijn minder gunstige zijde. De lucht is veelal
somber en betrokken en de veelvuldige zware regens, gepaard
met hevige stormvlagen, zijn voor den Europeaan
dikwijls nog moeijelijker te verdragen dan de voorafgegane
warmte en droogte 1 2.
1 De Heer Brouwer spreekt in een zijner rapporten, door mij in HS. geraadpleegd,
de meening uit, dat die tijdelijke stilstand der ontwikkeling
gunstig op de voortbrenging werkt, dewijl daardoor de aarde rul wordt, hetgeen
aan de buitenlucht den toegang tot den grond verleent.
2 Het oordeel over de gezondheid van Timor is schier even uiteenloopend
als over zijne vruchtbaarheid. De voorbeelden van ongezondheid door S. Muller,
bl. 132 en 139, bijgebragt, hebben betrekking tot het jaar 1828—9,
dat bijzonder ongunstig schijnt geweest te zijn. Ook pleiten zij vooral slechts
in het nadeel van Koepang.