
mij nog niet onder de oogen gekomen kaart overlegde,
maar waarvan de ligging in zijn rapport niet nader is aangeduid,
is naar zijne gissing 5 k 6 uren lang, op eene
breedte van ongeveer twee uren. Vier plaatsen waren hem
daarin bekend, waar zoo rijke koperaderen gevonden werden,
dat zij bij de exploitatie groot voordeel beloofden *.
Een hevige aanval van de Timorsche koortsen dwong hem
zijne nasporingen te staken; anders was hij voornemens geweest,
niet ten einde het verzoek om concessie uit te breiden,
maar tot inlichting van het Gouvernement, nog eenige andere
plaatsen in Nederlandsch Timor te onderzoeken, op
wier rijkdom aan koper hij bij verschillende gelegenheden
was opmerkzaam gemaakt. Deze plaatsen, zes in getal, zijn
de volgende: 1°. Soen Moeta in het distrikt Harnenno, eene
onderhoorigheid van den Radja van Loro-Beboki, die zelf
een der vasallen is van den Lio-Rai van Waiwiko-Waihali.
Op deze plaats wordt veel gedegen koper en koper-oxyde
gevonden. 2°. Eene plaats in Lidak, welks Radja, mede
vasal van gemelden Lio-Rai, den Heer Brouwer, met toezending
van een specimen van uitmuntend erts, tot een bezoek
uitnoodigde. 3°. Eene plaats digt bij de woning van
den kleinen Radja van Fialarang 1 2, van welke genoemde
vorst specimina had gezonden, die door den Heer von Som-
mer voor carbonaat van koper waren erkend. 4°. Eene plaats
in ’t rijk van den grooten Radja van Fialarang, waaromtrent
den Heer Brouwer inlichtingen waren gegeven door
een schoonzoon van dien vorst. Onze reiziger erlangde
1 De Heer Brouwer haalt hierbij ook de volgende woorden aan uit Moors
“Notices of the Ind. Archip.,” App., p. 6: “Copper is said to abound in tin
Phialaran-hills, situated near the centre of the N. W. side of the island, the
ehief of which acknowledges the authority of Coupang. The specimens pro-
cured are iarge lumps of native copper, imbedded in hard, white, shining
stone, and when dissolved in aqua fortis do not leave any residue.”
2 Fialarang is een onderdeel van het rijk van Waiwiko-Waihali, gesplitst
in twee rijkjes, welker vorsten als de groote en kleine Radja onderscheiden worden.
Djenilo, waarin Atapoepoe ligt, Balibo, Lidak, Noi-timoe en Lama-
kané, die ieder hunne eigene vorsten hebben, worden echter in ruimeren zin
tot Fialarang gerekend. De Heer Brouwer weet evenwel niets van den invloed,
volgens S. Muller, bl.248, door de vorsten van Fialarang over die distrikten
uitgeoefend; hij zegt dat Djenilo en Fialarang zoo goed verschillende rijken
zijn als Portugal en Spanje. Omtrent Balibo teeken ik hier nog aan, dat
zijne bevolking de eerste van Timor was, die met Europeanen in aanraking
kwam, toen de Spanjaarden in 1522, onder Magellaans opvolger del Cano,
met het schip Victoria, op Timors Noordkust ten anker kwamen. Zie Pi-
gafetta, pi 213.
later ook van deze plaats een specimen, en vernam, dat het
«•edegen koper er zoo menigvuldig is, dat de inwoners van
den omtrek al het vaatwerk, wat elders van hout of andere
stoffen wordt gemaakt, van koper vervaardigen. 5°. Eene
plaats in Noi-timoe, mede eene onderhoorigheid van Waiwiko
Waihali. 6°. Eene plaats bij de klip Fatoe-Kail, aan
de Noi-niti, in ’t Amfoangsche distrikt Taibenoe, in het rapport
van den Heer Macklot opgegeven als de eenige, waar
hij met zekerheid wist, dat gedegen koper was gevonden.
Hierbij kan nu ook nog de reeds vermelde plaats in
Lamakané gevoegd worden, daar dat distrikt volgens het
jongste traktaat geheel onder het Nederlandsch gezag terugkeert.
De Heer Brouwer, roemt overal de bereidwilligheid der
inlanders om hem in zijne nasporingen behulpzaam te zijn,
geheel in strijd met den Heer Macklot, die slechts van onoverkomelijke
bezwaren en tegenwerking gewaagt. De inboorlingen
zijn intusschen met den koperrijkdom van hun
land slechts gebrekkig bekend; zij kunnen slechts het gedegen
koper en het koper-oxyde onderscheiden, welk laatste
zij gebruiken om op wonden te leggen. De Heer Brouwer
acht het dus waarschijnlijk, dat nog vele aderen van andere
koperertsen zullen ontdekt worden, wanneer zich deskundigen
op Timor zullen gevestigd hebben. Toenemende bevolking
zal bovendien aanleiding geven tot het blootleggen van
meerder terrein, wat den rijkdom van Timor allengs vollediger
zal aan het licht brengen. “Nu,” zegt hij, “is het
“wegens het digte gras onmogelijk een terrein ook maar
“oppervlakkig te onderzoeken, zonder het te voren te heb-
“ben afgebrand. Maar zooveel als nu reeds bekend is, geeft
“mij het regt te zeggen, dat in het midden van Timor, en
“voornamelijk in het Nederlandsch gedeelte, een gordel van
“rijke kopermijnen is; terwijl 5 percent van de opbrengst
“eener enkele mijn, die slechts 1000 ton koper oplevert,
“meer dan genoeg is, om driemaal de kosten eener bezettin
g als die te Koepang te dekken.”
De gunstige berigten, door den Heer Brouwer aangaande
den koperrijkdom van Timor gegeven, werden bevestigd
door den Resident van Lynden, die in den loop van 1850
aan de Indische Regering schreef, dat, volgens zijne ondervinding,
de hoeveelheid kopererts, in de verschillende landschappen
zijner residentie voorkomende, zeer aanzienlijk