
niet of naauwelijks tot dit eiland doorgedrongen, toen het
voor ’t eerst door de Europeanen bezocht werd, ofschoon
de naburige Solorezen althans in naam belijders van den
Islam zijn. De Portugezen hebben op Timor het Koomsch-
Katholijke, de Nederlanders het Protestantsche Christendom
pogen te verspreiden, — beiden niet geheel zonder vrucht,
gelijk ons later blijken zal; doch de groote meerderheid der
bevolking is aan de godsdienst der vaderen getrouw gebleven.
De Timorezen hebben eene hoogste godheid, die zij
Oesi-neno, d. i. Heer des lichts, noemen, en die haren zetel
heeft in de zon en meestal met dit hemelligchaam zelf
verward wmrdt. Gelijk hij het mannelijk beginsel in de natuur
vertegenwoordigt., heeft hij tot eeuwige gezellin het
vrouwelijk beginsel, voorgesteld door de maan, die den naam
draagt van Foenan (Mal. Boelan). De sterren, in het algemeen
K’foen geheeten, zijn de woonplaatsen van góden of
geesten van minderen rang, als emanatiën en dienaren der
hoogste godheden te beschouwen. Deze allen zijn goede góden,
wien geene andere dan roodkleurige dieren mogen geofferd
worden. Men roept ze echter niet onmiddellijk aan,
maar dit geschiedt door tusschenkomst der Nitoe’s of schimmen
der afgestorvenen, die ook zelven als goddelijk vaak
door offeranden op hunne graven vereerd worden. Ook
brengt men offers aan vele bergen, klippen, rivieren, bos-
schen, boomen, enz., die leo of pomali, d. i. heilig, verklaard
zijn. Die heiligheid berust op overlevering, maar
wordt bij bijzondere gelegenheden, door tusschenkomst des
land-bezweerders, wiens waardigheid erfelijk is, aan nieuwe
voorwerpen medegedeeld. Al wat pomali is, is tevens onschendbaar:
in een heilig bosch mag niet gekapt, in een
heilige rivier niet gevischt of gebaad, een heilig stuk gronds
niet bebouwd worden. Men beseft ligt, welk een hinderpaal
dit zonderling bijgeloof voor de industrie is ; bovendien
is er reden om te gelooven, dat de Timorezen niet altijd
ter goeder trouw zijn, wanneer zij bergen, bosschen of
stroomen voor pomali verklaren, maar dat zij zich soms uit
■ traagheid, of om zich van lastigen aandrang te bevrijden,
daarvan als een voorwendsel bedienen, wanneer hun de
Europeanen met onwelkome plannen, om den rijkdom des
lands te exploiteren, aan boord komen;
Nevens de goede of hemelsche góden vereeren de Timo-
rezen ook booze of aardsche geesten, die er steeds op uit
jgjjff den mensch leed of onheil te berokkenen, en aanhoudend
door offeranden moeten verzoend worden, waartoe
slechts zwartkleurige offerdieren worden gebezigd. De meest
geduchte dezer booze geesten zijn Oesi-p&ha, d. i. Heer der
aarde, en Atoïs, die soms zigtbare gedaanten aannemen,
welker verschijning aan den mensch zware krankheden en
zelfs den dood ten gevolge heeft. De vrees voor deze booze
geesten is eene voorname oorzaak der lafhartigheid, die aan
de Timorezen wordt toegeschreven; bij wijze van voorbehoedmiddelen
dragen zij doorgaans kruiden en wortelen bij
zich, aan welke bijzondere krachten worden toegekend.
Timor, althans het westelijk deel, is verscheurd door
veeten, die deels hunnen oorsprong hebben in de pogingen
van den Lio-Kai om het verloren gezag over de afgevallen
regenten te herwinnen, deels in schendingen van het
grondgebied bij het kappen van sandelhout, dieverijen van
vee of was en andere dergelijke oorzaken. Men moet de
Timorezen regt laten wedervaren ten aanzien hunner pogingen,
om bij zulke gelegenheden de schuld vooraf behoorlijk
te onderzoeken, en bij gestaafd ongelijk de zaak in der minne
bij te leggen; dit verhindert echter niet, dat aanhoudend
kleine oorlogen woeden, even vernielend voor de bevolking
als voor de welvaart des lands. De strijdbare manschappen
worden door de voorvechters of Meo’s, die daarbij de rol
van priesters vervullen, vooraf op zeer omslagtige wijze gewijd.
Zij verzamelen hen daartoe in een gewijd huis (óeme-
leo *), waar allen met ongedekten hoofden en brandende
kaarsen in de hand eerbiedig nederzitten, om getuigen te
zijn van de verrigtingen hunner voorgangers. Nadat nu de
Meo’s de onschuld hunner partij betoogd, de toestemming
j der góden tot den krijg en hunnen zegen over hunne wapenen
hebben afgebeden, bieden zij hunne offers, uit varkens
|en rijst bestaande, aan op eene soort van steenen altaar, in
; het midden van het huis opgerigt. Zij der aanwezigen, wier
kaars daarbij niet helder brandt, geven daardoor het bewijs,
Idat zij in dé gunst der góden niet deelen; want haar licht
is het zinnebeeld der verlichting des verstands, die de lagen
ipes vijands doet ontdekken. Is zich hij, wien dit ongeluk
treft, van eenig misdrijf bewust, dan belijdt hij dit op de
oproeping des Meo’s, en tracht de góden, na eene vooraf-
I Oeme is Timoreesch, voor het Mal. roernah, huis.