
is blootgesteld, is zijne oppervlakte meestal sterk uitgebeten
en vertoont zicb vol scherpe punten en holten en met
een zwarte korst overtrokken.
Bij eene lengte van 60 bedraagt de grootste breedte van
Timor slechts 15 geographische mijlen, en daar de waterscheiding
gevormd wordt door het centraal-gebergte, dat
het eiland in de lengte doorsnijdt, is er geene ruimte voor
de ontwikkeling van aanzienlijke stroomen. Bovendien nemen
de rivieren in haren loop weinig omwegen, maar daar
het Timor geheel aan uitgestrekte vlakten ontbreekt en het
land reeds van digt aan den zeeoever begint te rijzen,
stroomen zij uit het hooger binnengedeelte meestal schier
regtstreeks met sterk verval zeewaarts, terwijl zij bij sterke
regens plotseling aanzwellen, maar ook even spoedig in
den Oost-moeson verdroogen. Er zijn echter eenige rivieren,
die het gansche jaar door van water voorzien zijn en
zelfs nabij den mond eene vrij breede en diepe bedding
hebben, ofschoon zij slechts tot op zeer geringen afstand
van de kust en nog wel alleen voor kleine vaartuigen bevaarbaar
zijn. De grootste rivieren vindt men aan de Noordkust
en onder deze zijn de Noi Mina en Noi Soetrana de
voornaamste h Langs de boorden der rivieren vindt men
in de breedere valleijen hier en daar, vooral in het land-
schap Fialarang, kleine verhoogingen van zeer jongen oorsprong,
door de ontbinding van de rotsen der grootere bergen
ontstaan, en zamengesteld uit een fijnschilferig thoon van
grijs-blaauwe, soms, door vermenging met ijzer-oxyde, van
donker rood-bruine kleur. In dit thoon, inzonderheid in
de ijzerhoudende plekken, vond de Heer Macklot kleine
stukjes aardachtige malachiet, die, volgens chemisch onderzoek,
22 a 23 pCt. zuiver koper hielden; volgens ingewonnen
berigten moeten er ook stukken gedegen koper in voorkomen,
maar hij kon daarvan geene bewijzen erlangen. Doch
over het voorkomen van koper en andere metalen op Timor
zal ik hier niet verder uitweiden. Wij zullen later daarover
in het breede moeten spreken.
Ik mag hier niet zwijgen van het hoogst merkwaardig geologisch
verschijnsel, aangeboden door het kleine, uit een
enkelen, omstreeks 250 voet hoogen berg bestaande eiland
Poelo-Kambing, gelegen digt onder de kust van Samauw,
4 Noi beteekent in het Timoreesch rivier
in de straat van dien naam, welke laatstgenoemd eiland van
de kust van Timor scheidt. De rotssoort, waaruit Poelo-
Kambing bestaat, is hetzelfde graauwwakke-zandsteen, dat
op Timor in zoo groote uitgestrektheid voorhanden is. Wanneer
men de berghelling van dit eilandje bestegen en den
afgeknotten top bereikt heeft, wordt men verrast door het
gezigt eener komvormige verdieping, van ongeveer 300
schreden middellijn, en ingesloten door een rotswand, die
omstreeks 25 voeten hoog is. Op dit terrein, dat zich effen
en van allen plantengroei ontbloot vertoont, verheffen
zich een 12 k 14tal kegels, van zeer verschillende gedaante,
10 tot 25 voet hoog, uit drooge klei bestaande, en als zoovele
natuurlijke schoorsteenen vormende, die, ten gevolge
van onderaardsche gas-ontwikkelingen, door middel van
ééne, zeldzaam van twee digt bij elkander geplaatste ope-
ningen in den top, soms ook tevens door een uitweg ter
zijde, van tijd tot tijd weeke kleiaarde of slijk naar buiten
werpen. Elke uitbarsting dezer slijkvulkanen wordt aan-
gekondigd door een dof, maar niet sterk geluid; de uitbarsting
zelve begint met een zware luchtblaas, die zich
boven de opening verheft, en, onder zacht kletterend geluid
plotseling vanéénbarstend, eene geringe hoeveelheid slijk
langs de helling uitstort. Deze opborrelingen herhalen zich
na kortere of langere tusschenpoozen, bij sommige kegels
tweemaal binnen de minuut. Het uitgeworpen slijk verandert
in de buitenlucht spoedig in eene graauwe massa van
zoo weinig zamenhang, dat men ze met de vingers tot stof
kan wrijven, en is van fijne zoutdeelen (chloor-natron) doordrongen.
Aan den voet der kegels ziet men hier en daar
in den bodem kleine groeven, die met brak water gevuld
zijn, hetgeen een sterk lokaas is voor de herten, die zich,
vermoedelijk van Poelo-Samauw langs de smalle zeeëngte
overzwemmende, steeds in troepen hier ophouden, en aan
de inwoners van Samauw, welke met dat doel het onbebouwde
Poelo-Kambing bezoeken, eene rijke jagt opleveren.