
zijne hulp, om de van hem afgevallen regenten op nieuw tot
onderwerping te dwingen; en schoon de poging niet volkomen
gelukte, was echter de verwoesting der landen van
de weêrspannige hoofden daarvan hét treurig gevolg. Ama-
noebang zette zijne strooptogten voort en snelde de koppen
zijner naburen; de Fettor van Amakono volgde dit voorbeeld;
en Fialarang was met het naburige Lamakané in
een oorlog gewikkeld. Alle pogingen van den Resident om
de geschillen bij te leggen waren vruchteloos; en slechts in
enkele gevallen werd de beslissing van het Gouvernement
nog ingeroepen of geëerbiedigd.
Te Koepang en in de omstreken vond de Heer Sluyter
een dankbaarder veld voor zijne werkzaamheid. Hij wendde
nieuwe pogingen aan om den ploeg bij den landbouw in te
voeren, waartoe in 1845 vier Javaansche landbouwers met
hun gezin naar Timor werden overgebragt, en nam met
grooten ijver de voltooijing van den weg van Koepang tot
Baljauw ter harte, eene onderneming van te meer gewigt,
daar Babauw de voorraadschuur der hoofdplaats is. In
weerwil der bezwaren die de kalkrotsen in den weg legden,
gelukte het den Heer Sluyter deze taak te volbrengen. De
weg, die eene lengte heeft van 18 palen en bijna regtlijnig
langs de baai loopt, is de eenige gemakkelijke rij- en wandelweg
op geheel Nederlandsch Timor, dat overigens slechts
kronkelende paden heeft, naauwelijks breed genoeg voor een
enkel persoon. Niet minder liet zich de Resident aan de
verbetering der hoofdplaats zelve gelegen zijn. Hij verfraaide
het ruime residentiehuis, dat te voren een somber
aanzien had, door een hooge en breede verandah, bouwde
ter wederzijde een fraai steenen wachthuis en legde op het
plein voor het gebouw eene fontein aan, waaruit zich de
bevolking van drinkwater voorziet. De zeewering, die in
den West-moeson ontzagchelijk veel te lijden heeft, werd
door hem in goeden staat gebragt en aan den mond der rivier
een steenen tolhuis gezet. In weerwil van al die verbeteringen
gelukte het den Heer Sluyter niet, de eenzame
reede van Koepang weder te verlevendigen. De Heer Hey-
mering klaagde in 1847, dat door onoverkomelijke beletselen
de handel kwijnde, en er, naar het algemeene gevoelen,
weinig grond tot hoop op verbetering bestond.
De plaatsing van een posthouder te Amarassi in 1843,
de vervulling der vroeger vermelde zending als Gouvernements
Commissaris naar Sumba in 1845, een nieuwe poging
in 1846 op zijn voorstel aangewend om het Nederlandsch
Gouvernement tot onderhandelingen over den aankoop der
Portugesche bezittingen op Timor te bewegen, en alzoo de
oude geschillen over de wederzijdsche regten te beëindigen,
ziedaar de voornaamste politieke handelingen, die ik van
den Resident Sluyter vermeld vind, totdat de gebeurtenissen
van 1847 een krachtiger ingrijpen vorderden tot beteuge-
lino- der steeds toenemende rooverijen. De stam Manobait,
die de bergen bewoont, welke ten Noorden aan de vlakte
van Babauw palen, en, in naam althans, aan den I^eizer
van Sonebait onderworpen is, maakte zich met toenemende
stoutheid aan roof en plundering schuldig. Om aan hunnen
euvelmoed paal en perk te stellen, verzamelde de Heer
Sluyter een leger van 2 a 3000 man, en stelde het onder
de bevelen van den Kapitein der Mardijkers de Rooy. Den
lsten November werd de togt aanvaard, maar het bleef bij
eenige schermutselingen en het verbranden eeniger woningen
, waardoor men hoopte den vijand genoegzame vrees te
hebben aangejaagd, om hem van verdere plunderingen af te
schrikken. In die verwachting vond men zich jammerlijk
bedrogen. Die van Manobait, zich met andere tot het rijk
Sonebait behoorende stammen vereenigende, vielen den
30sten November onverwachts op Noenkoeroes, eene der
Rottinesche volkplantingen in de vlakte beoosten Koepang.
Ongeveer een uur vóór het aanbreken van den dag, en terwijl
alles in diepe rust was, drong de woeste horde, bij het
flaauwe licht der maan, de kampong aan alle zijden binnen,
vermoordde wreedaardig allen die zij kon meester worden,
en gaf de ligt brandbare woningen aan de vlammen prijs.
Bij het opgaan der zon trokken de woestelingen naar het
gebergte terug, de hoofden van 46 verslagenen, zoo vrouwen
als mannen, als zegeteekenen met zich voerende. De
pogingen van den Heer Sluyter, om met den Lio-Rai onderhandelingen
aan te knoopen, liepen vruchteloos af, en
hij gaf zelfs last dat Pritti, aan den voet van het vijandelijk
gebergte gelegen, als voor verdediging onvatbaar, door de
bevolking zou worden ontruimd.
In dezen stand van zaken werd de heer Sluyter, in den
aanvang van 1849, vervangen door den Heer Baron van
Lynden, een nog jeugdig ambtenaar van groote bekwaamheid,
die zich als Assistent-Resident van Pontianak bijzon-
8