
ververschingen te voorzien. Hetzelfde geldt van de Engel-
sche en vooral Amerikaansche walvischvaarders, waarvan
de kusten van Timor wemelen. Volkomen begrijp ik, hoe
pijnlijk het den Heer Brouwer moest aandoen, toen hij langs
de noordkust talrijke scholen van deze zeemonsters bespeurde,
op welke een aantal vaartuigen jagt maakte, zonder
dat hij daaronder een enkel met de Nederlandsche vlag
mogt ontwaren; maar niet minder pijnlijk is het te vernemen
, dat deze schepen zich meestal, met voorbijgang van
door middel van een doorgaans zeer voordeeli-
Koepang,
gen ruilhandel langs de kusten,
van hunne mondbehoeften
voorzien.
De voornaamste en schier eenige artikelen van uitvoer
zijn: sandelhout, was en paarden. De beide eerste artikelen
worden, nevens eene geringe hoeveelheid tripang, karet en
vogelnesten, opgekocht door de Chinezen, waarvan er omstreeks
500 te Koepang gevestigd zijn, alsmede door enkele
burgers der stad, die echter door hun gering kapitaal
en hunne mindere industrie met hunne mededingers niet
kunnen wedijveren. De meest gewilde vreemde waren zijn:
sterke dranken, grove lijnwaden, gekleurde hoofddoeken van
Europeesch maaksel, kralen van allerlei soort en grootte,
Javaansch blik- en koperwerk, kap- en boslemmer messen,
en boven alles vuurwapens en buskruid. De handel met
de inlandsche bevolking geschiedt nog geheel door ruiling,
en daar er geen vaste maatstaf is voor de waarde der goederen,
wordt de prijs alleen door de tijdelijke begeerte naar
haar bezit bij den kooper bepaald. De winsten der handelaars,
in hun verkeer met de Timorezen, zijn daarom moei-
jelijk na te gaan en somtijds zeker buiten alle evenredigheid
groot. Eene schatting van inlandsche of vreemde waren
naar geldswaarde is in Nederlandsch Timor, buiten Koepang*
nog schier onbekend, en de muntstukken worden door de
inboorlingen schier alleen gebezigd, om ze als sieraden te
dragen of daartoe te versmelten. De Chinezen van Koepang
— zoowel als die te Dilly en Batoe-Gedeh — hebben
overal in de binnenlanden, vaak zelfs door huwelijksver-
bindtenissen, betrekkingen aangeknoopt. Met hunne waren op
paarden geladen, reizen zij de verschillende dorpen rond, van
de eene plaats naar de andere trekkende, en brengen telkens
de ingeruilde produkten naar de naastbij zijnde zeehaven.
Bij dien handel zit niet altijd de strengste eerlijkheid
voor; integendeel zijn bedriegerijen en kwade praktijken
daarbij maar al te zeer aan de orde, en het Gouvernement
zou welligt aan de hoofden van Timor eene goede
dienst bewijzen, indien het hun, in plaats der gewone geschenken
van kajins en sarongs, bij gelegenheid een goede
balans met schalen vereerde, gelijk die weleer aan den Lio-
Rai van Waiwiko-Waihali en aan den Radja van Fiala-
rano- geschonken zijn. In Maart en September vertrekken
kleine vaartuigen van Koepang naar de onderscheidene havens
van Timor en de naburige eilanden, waar zij de door
de landreizigers verzamelde goederen innemen, om in den
loop van April of Mei, October of November, beladen te
Koepang terug te keer en.
Op deze wijze wordt Koepang, voor de Nederlandsche
helft des eilands, de stapelplaats der voornaamste handelsartikelen;
dit is eene zeer gunstige omstandigheid, en het
komt er slechts op aan de productie en het vervoer naar
de hoofdplaats op alle wijzen aan te moedigen, opdat vreemde
handelaren worden uitgelokt, zich hier van deze waren te
komen voorzien. Hierbij moet gezorgd worden voor de
meest mogelijke uitbreiding der teelt van alles, wat tot
proviandering en verversching der vreemde schepen dienen
kan. Maar behalve het gemis van kapitaal en kennis,
behalve de achterlijkheid van Timors productie, staat
nog altijd aan de ontwikkeling van den handel van Koepang
een groote zwarigheid in den weg. Misschien is
er naauwelijks eenige andere plaats in den Archipel,
voor welke het nu nog zoozeer wenschelijk is te achten,
dat zij ten spoedigste tot eene vrijhaven worde verklaard.
.Wel heeft de Indische regering, bij besluit van
25 September 1836, den handel van Timor meerdere vrijheid
gegeven, door de bepaling, dat, met intrekking aller
daarmede strijdige verordeningen, voortaan aan alle vaartuigen,
zonder onderscheid, mits van Nederlandsch-Indische
zeebrieven of jaarpassen voorzien, vergund zou zijn om in
de onderscheidene havens van Timor handel te drijven *;
maar ten voordeele van Koepang kon deze maatregel niets
uitwerken, zoolang het door de heffing der regten gedrukt
bleef. Dit zal blijken uit het volgend uittreksel, aan eene
der nota’s van den Heer Brouwer ontleend.
1 S. Muller, bl. 247.