
gemeenten in den omtrek van Koepang, bragt op die plaats
de oprigting van een Hulp-Zendelinggenootschap tot stand,
schreef of vertaalde in het Maleisch voor ouden en jongen
onderscheiden geschriften, onder anderen eene vertaling der
Evangelische Gezangen, en wist onder de verwaarloosde Koe-
pangsche Christenen zulk een vuur van ijver te ontsteken,
dat zij, in de plaats der door de aardbeving van 1795 vernielde
kerk, een nieuw en voegzaam bedehuis uit eigen
middelen stichtten. Door vrijwillige medewerking van onderscheiden
regenten verzamelde de Heer Hazaart, met geringe
kosten, de noodige materialen, terwijl hij, even als de oud-
Secretaris Tielman, den bouw met eene aanzienlijke gift ondersteunde;
en in 1826 mogt zich de gemeente in de vol-
tooijing harer nette kerk verblijden. Maar vooral ook op
het onderwijs der jeugd was de aandacht van le Bruyn gevestigd.
Hij stichtte een bijzonder schoolfonds, waartoe de
inlandsche hoofden niet onaanzienlijk bijdroegen, en in 1824
bezat Koepang eene wel-ingerigte Maleische school, waarin
93 kinderen om niet in lezen, schrijven en de beginselen der
godsdienst onderwezen werden, benevens eene Hollandsche
school, waarin 28 leerlingen onderrigt in de Nederduitsche
taal, het schrijven en rekenen ontvingen. Nog drie andere
scholen werden in de naburige kampongs, en vijf alleen op
het eiland Rotti opgerigt. Zoo bleef le Bruyn gedurende
bijna tien jaren, onder het genot eener bijna onafgebroken
goede gezondheid, onvermoeid werkzaam, tot het noodlottig
jaar 1829 ook aan zijn nuttig leven een einde maakte. Terwijl
bijna geen huis te Koepang van kwaadaardige koortsen
verschoond bleef, en ook zijne echtgenoot daardoor werd
aangetast, werd le Bruyn in Mei van genoemd jaar, in den
bloei van zijn leven, aan zijn schoonen werkkring ontrukt.
Het Zendeling-genootschap in Nederland had le Bruyn
niet alleen laten staan. In Mei 1827 was hij verblijd door
de gelijktijdige aankomst van vijf medehelpers te Koepang,
die zich echter, ten gevolge eener conferentie, in Mei des
volgenden jaars onder voorzitting van den zendeling Kam
te Amboina gehouden, met nog drie andere later aangekomene
broeders over Rotti en de Zuid-wester-eilanden verspreidden.
Allen, dus was hun plan, zouden jaarlijks onder
voorzitting van le Bruyn op het eiland Letti te zamen komen,
over hunnen arbeid met elkander beraadslagen en van
Koepang uit van al het noodige voorzien worden. Vol verwachting
begon men dit plan te verwezenlijken; maar de
Voorzienigheid had het anders beschikt. Karbe stierf reeds
voor hij nog Amboina verlaten had, Wiënkotter na zeven
weken arbeids op Letti, en kort daarna ook le Bruyn, het
hoofd en de ziel der geheele missie op Timor en de naburige
eilanden.
\ , e Bruyn werd te Koepang opgevolgd door den uitstekenden
Zendeling Ter Linden, die tot dusverre op Rotti
was werkzaam geweest. Hij zette den arbeid van le Bruyn
ijverig voort en werd in 1830 versterkt door de komst van
broeder Douwes, die echter wegens zwakheid en oogziekte
in Junij 1832 naar Java moest terugkeeren, nadat eene
maand te voren ook de vurige Ter Linden het slagtoffer
geworden was der Timorsche koortsen. Broeder Heymering,
geboortig van Alkmaar, en sedert 1828 op Letti werkzaam,
werd daarop naar Koepang verplaatst en is sedert tot heden
toe op Timor werkzaam gebleven. Het Gouvernement
benoemde hem tot Zendeling-leeraar en schonk hem als zoodanig
eene bezolding, waarbij het Zendelinggenootschap
eene toelage voegde. Fiedler, Hartig, Noordhoff, Line-
mann, Vermaasen en Donselaar stonden hem, achtereenvolgens
of gelijktijdig, d&ar of op Rotti, gedurende korten tijd
ter zijde, maar ontvielen hem allen weder door den dood,
door ontslag of verplaatsing naar elders.
De Heer Heymering, gekuwd met eene dochter van le
Bruyn, die echter in 1845 overleed, legde steeds een on-
vermoeiden ijver, aan den dag, schreef of vertaalde in het
Maleisch onderscheidene boekjes, die hij zelf door eene hem
gezonden ijzeren drukpers vermenigvuldigde, en gaf zich
zooveel moeite -voor de uitbreiding van het schoolwezen,
dat in 1839 op Timor een duizendtal kinderen in zeven scholen
Christelijk onderwijs genoten.
In weerwil van dezen ijver is in de laatste jaren de missie
op Timor in kwijnenden toestand geraakt. Het uitsluitend
gebruik der Maleische taal, voor het godsdienstig onderwijs
te Koepang, dat geheel eene Nederlandsch-Indische stad is
geworden, noodzakelijk, is aan de verdere verbreiding des
Evangelies op Timor niet gunstig, daar zelfs onder de hoofden
niet allen die taal genoegzaam magtig zijn. Daarbij was
Heymering niet slechts in de laatste jaren sukkelend, maar
ook vaak in verdrietige twisten gewikkeld, nu eens met de
Residenten, die niet allen in de belangstelling van den Heer