
“Op twee plaatsen doet het Gouvernement regten van in-
“en uitvoer heffen, te Koepang en te Atapoepoe. Koepang
«is van het overige Timor zoodanig gescheiden, dat de inlander
er zich zeker niet veel om bekreunt, wat het Gouvernement
voor deze plaats bepaalt; maar voor den handel
«van Koepang zelven is het doodelijk. Wat in de overige
«plaatsen van Timor vrij inkomt, komt over Koepang niet
«dan tegen betaling der inkomende regten. Om deze te
«ontduiken, gaan regelmatig met den Oost-moeson eenige
«Chinezen van Koepang naar Amfoang, waar zij bij eene
«ankerplaats eenige huizen gebouwd hebben: zij ontvangen
«daar uit Makasser en Singapoera hunne waren vrij en de
«schatkist ontvangt er niets voor. Van die plaatsen uit
"varen zij nu het eiland, tot zelfs de Zuidkust, rond. Op
«elke plaats wonen een of meer Chinezen; zoo niet, dan be-
«geven in den Oost-moeson zich eenigen derwaarts. De-
«zen koopen nu het noodige voor het binnenland in. An-
“dere behoeften worden op gelijke wijze door de walvisch-
“vaarders aangebragt. De schatkist ontvangt dus ook daarvan
«niets, en de heffing der regten heeft bijna geen ander
«gevolg, dan dat zij den handel van Koepang doet ver-
«loopen.
«Over het overige van het eiland, zoover dat het Ne-
«derlandsch gezag erkent, heft het Gouvernement nergens
«eenige regten dan te Atapoepoe; want daar alleen is een
«posthouder of zoogenaamde kommandant. De vertegen-
«woordiging van het Nederlandsch gezag heeft dus als
«eerste en schier eenig gevolg, dat de handel wordt belem-
«merd. Moet dit niet den inlander tegen het Gouverne-
«ment innemen? Moet dit hem niet doen schrikken van
"er mede in aanraking te komen? Zou niet één van bei-
«den dringend noodzakelijk zijn, óf nergens óf overal regten
«te doen heffen? Zal het anders mogelijk zijn, in een land
:imet zoovele baaijen en ankerplaatsen, de smokkelarij te
«keeren, gezwegen nog van den invoer over Portugeesch
‘gebied van alles, wat daar lager regten betaalt? Of
‘zal men de verhuizing der, kooplieden, d. i. de verplaatsing
van den handel, kunnen verhinderen? Wil men
•‘een bewijs? Eerst sedert korten tijd is de invoer van ge-
«weren en kruid geoorloofd: waar komen de duizenden ge-
«weren van daan, die men alom op Timor aantreft?”
De argumenten hier bijgebragt, zijn, dunkt mij, volkomen
voldoende, om iederen onbevooroordeelde te overtuigen van
de wenschelijkheid, dat Atapoepoe, maar vooral Koepang,
van het bezwaar der regten worde ontheven, ’t Is daarom
dat ik in het verslag nopens het onderzoek van het Traktaat
met Portugal door de Tweede Kamer, met groot genoegen
de volgende zinsneden heb gelezen, die ik hoop dat
geene pia vota zullen blijven. «Tevens meenden enkele le-
«den, met het oog op de omstandigheid, dat de andere ha-
«vens dezer bezittingen openstaan, zoowel voor de inland-
«sche schepen, die op deze eilanden handel drijven, als voor
“de Amerikaansche walvischvaarders, die deze en de Mo-
«luksche havens ter proviandering aandoen, in overweging
“te moeten geven, of het niet doelmatig ware ook Koepang
“tot vrijhaven te verklaren. Het verlies aan inkomende
«regten, dat van dien maatregel het gevolg zal wezen, kan
«niet van dat belang worden geacht, om deze vrijverklaring
«als onraadzaam te beschouwen.”
Timor bezit de voordeelen van eene gunstige ligging,
een vruchtbaren bodem en een rijkdom van veelsoortige
voortbrengselen, dié, bij ontwikkeling zijner nijverheid, van
groot belang kunnen worden voor de Europesche zoowel als
voor dé inlandsche markten. Dat Koepang, zoo het tot
een vrijhaven werd verklaard, zoo nijvere ingezetenen derwaarts
werden gelokt, zoo de teelt van kippen, varkens,
groenten, aardvruchten, voor welke alle het land uitnemend
geschikt is, ijverig werd bevorderd, zoo daardoor de scheepvaart
werd aangelokt om zich hier te komen ververschen,
eerlang eene bloeijende handelsplaats zou kunnen worden,
is, dunkt mij, gemakkelijk in te zien. Maar het meest van
alles zou dit kunnen bevorderd worden door de ontginning
der kopermijnen, den hoeksteen van Timors toekomstige
welvaart. Door het bezit van een artikel, dat zelfs den
groothandel zou lokken en de vestiging van aanzienlijke handelshuizen
ten gevolge hebben, zou deze bezitting spoedig
geheel van gedaante veranderen. Hopen wij voor de eer
en bloei van Nederland en zijne koloniën, dat eene zaak van
zoo veruitziende en zooveel goeds belovende gevolgen niet,
met het ongelukkig afsterven van den Heer Brouwer, mede
den doodslaap moge zijn ingesluimerd!