
de andere in dat van Amanoebang, terwijl de regenten van
Rotti, Savoe en Solor 100 man zouden leveren, om de arbeiders
tegen vijandelijkheden en rooverijen te dekken. Wij
zullen elders zien, dat de goudwasseherij nimmer aan de
verwachting beantwoord heeft, en reeds omstreeks 1770
grooten deels werd gestaakt.
XV.
Beynon werd in 1757 als Nederlandsch opperhoofd vervangen
door von Pluskow, wiens bestuur zich door krachtige
pogingen tot verbreiding des Christendoms, bevordering
van onderwijs en nijverheid, vermeerdering der kennis
van Timor en de omliggende eilanden, en onderdrukking
van allen nog smeulenden of weder uitbrekenden tegenstand
tegen het gezag der Compagnie kenmerkte. De militaire
magt was thans op een veel beter voet dan onder het bestuur
van van der Burgh. De sterkte van het établissement bestond
in September 1761 uit 322 personen, waaronder 1
predikant, 18 schoolmeesters en 3 geneeskundigen; ofschoon
het getal civiele beambten niet wordt opgegeven, zullen
toor de militaire magt ten minste wel 250 man overschieten.
Behalve eene expeditie tegen de weerspannige negerie
Batoe Kapedoe, op het eiland Sumba, had von Pluskow
ook op Timor onderscheidene, door de zwarte Portugezen
tot afval verleide vorsten te straffen. Zoo ondernam hij in
1759 eene expeditie tegen Noi-moeti, een binnenlandsch
distrikt tusschen Oekoesi, Sonebait en Fialarang, die hem
door de ontrouw of de achteloosheid der bondgenooten bijna
noodlottig was geworden. Niet slechts waren die van Savoe
en Radja Karei van Koepang zeer nalatig geweest in
het leveren hunner contingenten; maar de Amanoebangsche
hulpbenden schijnen werkelijk in verstandhouding met de
zwarte Portugezen gestaan te hebben. Terwijl dezen zich
in eene hinderlaag verborgen hadden, lieten de Amanoe-
bangers eenige buffels met brandende fakkels aan de hoornen
gebonden, op von Pluskow en de zijnen aanloopen, die,
te midden der daaruit geboren verwarring, door de Portuo
ezen aangevallen, zich met verlies van eenige manschappen
en twee metalen stukken met groote moeite doorsloegen.
In het algemeen echter werden de militaire maatregelen
van von Pluskow met een goeden uitslag bekroond. Toe-
lan-ikan, nabij Lifauw, werd in 1758 genomen en bezet;
Don Joseph, Radja van Maubara, trad in 1759, voor zich
en zijne onderhoorige regenten, andermaal toe tot het ver|
drao- van 1756, en zijn voorbeeld werd in dat en de drie
volgende jaren door een groot aantal andere vorsten en hoofden
gevolgd, en von Pluskow kon bij verschillende gelegenheden
eene aanzienlijke hoeveelheid tot slaven gemaakte gevangenen,
als aandeel der Compagnie, naar Java opzenden.
Met den Portugeschen Gouverneur van Lifauw, Don Ma-
noël Doutel Devigenredo, leefde von Pluskow in goede verstandhouding
, zoo zelfs, dat deze hem beloofde de rooverijen
van Larentoeka op Flores, alsmede van Batoe-Gedeh,
Liksan 1 en andere Portugesche onderhoorigheden op Timor,
te straffen, ’t Is echter niet waarschijnlijk dat daaraan
gevolg is gegeven, daar Don IManoël sedert 1758 de
handen vol had door de weerspannigheid van Ambenoe en
Oekoesi. In October 1761 schreef von Pluskow naar Batavia,
dat de Gouverneur van Lifauw, door de zwarte Portugezen
verdreven, met zijne onderhoorige beambten naar
Koepang gevlugt, en als een vriend door hem ontvangen
was. Don Manoël riep de hulp van ons opperhoofd in, om
hem in zijn gezag te herstellen, en vond een gunstig oor,
wat ons uit hoofde der aanhoudende, vijandelijkheden tusschen
de Compagnie en de zwarte Portugezen geenszins behoeft
te verwonderen. In het volgende jaar scheepte von
Pluskow zich tot dat oogmerk met de Portugesche vlugte-
lingen en eenig krijgsvolk op een Compagnies-vaartuig in,
terwijl eene kleine bende Mardijkers den togt over land
aanvaardde. Voor Oekoesi ten anker gekomen, ontving von
Pluskow weldra het bezoek van twee afgevaardigden van
den Teninti-Generaal d’Ornay, die, het gebeurde aan misverstand
toeschrijvende, hoog opgaven van huns meesters
berouw en uit zijn naam von Pluskows bemiddeling in het
i Misschien Tequila, op (ie tabel van den Heer Mariam voorkomende als
een distrikt der Noordkust, niet ver van Dilly. In het Tijdschr. v. N. I.,
I8S2 I bl. 200, is “Loksan” vermeld als eene plaats aan de Noordkust tusschen
Dilly en Maubara. Elders vind ik den naam "Lioksang.”