
vloed, op de kennis en ervaring van den Heer Hazaart
verlaten, die, ofschoon handelaar, thans bestendig te Koepang
zijn verblijf hield. Dit was inzonderheid het geval
onder het bestuur van Burn, die, aan den drank verslaafd,
zeer ongeschikt was om zijne waardigheid op te houden,
en zonder de hulp en den raad van den Heer Hazaart
welligt het slagtoffer zou geworden zijn van aanslagen, door
sommige inlandsche hoofden tegen het Europeesch bestuur
gesmeed. De Resident had zekeren oproerigen Fettor van
Rotti, Soroe geheeten, naar Koepang doen overbrengen, om
daar voorloopig als balling te vertoeven. Soroe vormde het
plan tot een amok, waarbij het op het leven en de bezittingen
aller Europeanen gemunt was, en had al de Gou-
vernementsslaven en de te Koepang aanwezige Rottinezen
en Savonezen overgehaald, om met hem gemeene zaak te
maken. Zekere slaaf, Poti geheeten, openbaarde dit plan
aan den Heer Hazaart, die dadelijk den Fettor liet arresteren,
de noodige maatregelen nam om de onrust, onder de
Europesche bevolking ontstaan, te stillen, en aan Poti, tot
belooning zijner trouw, de vrijheid schonk.
Omstreeks denzelfden tijd werd ook de Regent van Amabi
van misdadige plannen verdacht gehouden, waaraan hij
uitvoering zou geven ter gelegenheid van een feest, waartoe
de Europesche ambtenaren genoodigd waren. Ook den
Heer Hazaart waren hiervan geruchten ter oore gekomen,
waarvan hij echter de gegrondheid betwijfelde, daar de Regent
van Amabi steeds een der getrouwste bondgenooten
van de Compagnie geweest was. Met veel moeite haalde
hij den Resident Burn en diens Secretaris Curtois over,
om het feest bij te wonen, en de zorg voor hunne beveiliging
aan hem over te laten. Hij verzocht daarop al de
Europesche Heeren hunne bedienden behoorlijk gewapend
met zich te nemen en gedurende den maaltijd achter zich
te plaatsen, en liet ook het garnizoen, van scherpe patronen
voorzien, den stoet volgen. Deze ongewone toestel ging
door voor een eerbewijs jegens den vorstelijken gastheer,
en — welke ook de ware gezindheid van den Regent van
Amabi moge geweest zijn — hij had het gevolg, dat het
feest in de beste orde afliep en van den aanslag niets werd
bespeurd.
Terzelfder tijd werd Koepang met een aanval bedreigd
der oorlogzuchtige Amanoebangers. De Hoofdregent Nai
Koebang, als doopzoon van den Heer Este gewoonlijk Radja
Kobies genoemd, was in 1788 door een jongeren broeder
van den troon gebonsd en genoodzaakt naar Koepang te
wijken. De overweldiger had hem niet slechts, met trotsering
van het Europeesch gezag, ook daar met bedreigingen vervolgd
en de manschappen, die hem waren getrouw gebleven,
opgeëischt, waardoor hij ook met het bestuur te Koepang
in ernstige geschillen gewikkeld was 1; maar hij maakte
zich nu zelfs gereed om met eene aanzienlijke magt het aan
Amanoebang grenzende Amabi aan te tasten. Hieraan moest
paal en perk worden gesteld, en te Koepang werd in de
laatste helft van 1814, zoo goed mogelijk, eene expeditie
uitgerust, welke voorzien werd van patronen, uit de Neder-
landsche archieven vervaardigd, waardoor welligt menig
voor de geschiedenis belangrijk stuk onherstelbaar verloren
ging. De expeditie, vertrokken onder bevel van den
Secretaris Curtois en vergezeld van den Heer Hazaart, noopte
de Amanoebangers wel van hun voornemen af te zien; maar
had geene afdoende gevolgen, daar de naderende regentijd de
handen der inlandsche soldaten voor den veldarbeid vorderde
en de Resident Burn te Koepang zeer onverwachts
overleed, ten gevolge waarvan de Heer Curtois tot voor-
loopige aanvaarding van het bestuur was genoodzaakt. Kort
daarna stierf ook dit waarnemend opperhoofd, en daar nu
1 De verhouding tusschen de beide vorsten en de aanleiding tot de oneenigheden
worden geheel anders voorgesteld, T. v. N. I., 1852,1, bl. 223. Volgens dat verhaal
had zich sedert lang een deel der bevolking van Amanoebang' in de nabijheid van
Koepang nedergezet, had een der naaste verwanten van den Radja daarover het
bestuur, en had zich deze allengs onafhankelijk gemaakt, ofschoon er tusschen
de beide vorsten een goede verstandhouding bestond. Deze was verbroken in
1807. Een onderdaan van den Radja van Amanoebang had overspel gepleegd
met een der bijwijven van den te Koepang wonenden Regent,en was door dezen
op de onmensebelijkste wijze om het leven gebragt. De Radja in de bovenlanden,
misschien onbekend met de misdaad des vermoorden, klaagde den
Regent bij het toenmalig opperhoofd aan, maar bet bestuur te Koepang gaf
geen acht op zijne klagten. Nu zocht de Radja zich zelf te wreken, overviel
de plaats waar de moord gepleegd was, bragt een deel der inwoners om
en voerde veel vee als buit mede. De regering te Koepang, in plaats van
eene minnelijke schikking te beproeven, trok zich het lot van den moordenaar
aan, en dit gaf aanleiding tot de expeditie van 1814. S. Muller noemt
dèn ons vijandigen Radja van Amanoebang, bl. 242, Radja Louis, en zegt,
dat hij in zijne jeugd te Koepang tot lid der Hervormde kerk was aangenomen.
Niet wetende hoe deze tegenstrijdige berigten te vereenigen, heb ik
mij in den tekst aan het verhaal van den lieer Heymering gehouden, wien
het althans niet ontbroken heeft aan de gelegenheid om de ware toedragt te
weten.