
opgeleverd, en het is bekend dat thans reeds niet onaanzienlijke
hoeveelheden tin van Biliton te Batavia ter markt
zijn gebragt. Of de bewerking der tingronden van Biliton
op den duur eene goede speculatie zal blijken, is zeker hiermede
nog niet uitgemaakt; maar ik wenschte toch dat de
Heer Temminck zich onthouden had van, op grond der zoo
onvolledige onderzoekingen van den Heer Macklot, de vruchteloosheid
aller pogingen, om op Nederlandsch Timor koper
te graven, op schier even hoogen toon te voorspellen, als
dit door den Heer van Doren ten aanzien van het tin van
Biliton is geschied l 2. Wij zullen zelfs straks zien, dat ook
reeds op Timor latere onderzoekingen tot gunstiger uitkomsten
geleid hebben. Nog in een ander opzigt kan het voorbeeld
van Biliton op de bedenkingen van den Heer Muller
eenig licht werpen. Niet ten onregte zegt hij op eene andere
plaats®, “dat, gelijk overal op den aardbodem, zelfs die
“streken niet uitgezonderd, waar het graven naar ertsen
“door kunde en ondervinding geleid en in hooge mate on-
“dersteund wordt, ook op Timor landbouw en veeteelt en
“de produkten der organische natuur voor den mensch van
“oneindig meer belang zijn.” Maar hij vergeet hierbij op-
te merken, dat dikwijls van het welslagen eener enkele industriële
onderneming de opkomst en bloei van tallooze andere
afhangt. Is de metaalrijkdom tot dusverre de meest
uitlokkende zijde, die Timor aan den ondernemingsgeest der
Europeanen aanbiedt, de ontginning der kopermijnen zal ook
op landbouw, veeteelt en handel ongetwijfeld ten gunstigste
terugwerken, gelijk reeds op Biliton, ten gevolge van het
1 ^Quoique tous les détails désirables sur la stérilité du sol de Timor aient
“été fournis depuis longtemps par les membres de notre commission scienti-
“fique, chargée en 1829 d’éclairer le Gouvernement sur ce point, et que Mr.
“Muller ait dit positivement dans le grand ouvrage sur les recherches faites
“dans quelques parties de l’Archipel, qu’à Timor on ne trouve point de gangu
e s de cuivre; que le peu d’or en paillettes, charié par quelques rivières,
“ne suffirait point pour couvrir les frais d’une entreprise régulière de lavage;
“on semble, cependant, encore ajouter foi à l’existence de riches mines de
“cuivre dans cette île: le dernier courier de l’Inde nous apporte la nouvelle
“qu’une compagnie, qui s’est formée à Batavia sous les auspices d’un étrang
e r , qui est parvenu sans doute à inspirer quelque confiance à des nation
a u x , a fait la demande au Gouvernement d’ouvrir les mines dans cette île :
“il est fort heureux pour les actionnaires, que, selon ces mêmes nouvelles,
“le Gouvernement ne leur ait point encore accordé l’autorisation d’exploiter
“ces chimériques richesses.” Temminck, Coup d’oeil, III, p. 171.
2 Bl. 141.
tingraven, het vertier tot eene vroeger ongekende hoogte
is geklommen.
ik mag niet onopgemerkt laten, dat de Heeren Macklot
en Muller eenigzins gunstiger denken over het voorkomen
van koper en goud in de oostelijke, onder Portugesche
heerschappij staande gedeelten van Timor. “Schier al het
koper,” zeggen zij ’, “ als ook het meeste stofgoud, dat men
te Koepang in handen krijgt en meerendeels door de' Chi-
nesche kooplieden wordt aangebragt, is uit de Portugesche
landen afkomstig. Eigenlijke mijnen echter vindt men er
nergens; die metalen worden grootendeels uit het zand dei
rivieren en op andere plaatsen , uit een zandigen of klei-
achtigen grond, door middel van uitwassching verkregen.
Het gehalte van het Timorsche goud is gewoonlijk van 20
tot 21| karaat fijn. Het koper komt dikwerf in gedegen
staat voor. Wij hebben onder anderen te Koepang een gedegen
stuk uit het Portugesche gebied ontvangen, ter zwaarte
van 2.08 Ned. ponden en van eene vijgvormige gedaante.
Soortgelijke stukken gedegen koper zijn aldaar door ons
meer en van onderscheidene grootte gezien.”
Het rapport van den Heer Macklot werd door de Indische
regering in afschrift aan den Minister van Koloniën gezonden,
die het den 15den Aug. 1830 toezond aan den Administrateur
en Inspecteur der mijnen, met de vraag, of dit
onderzoek uit een wetenschappelijk en praktisch oogpunt genoegzame
zekerheid verschafte, dat de mineralogische gesteldheid
van Timor geene verdere nasporingen behoefde uit
te lokken. Het antwoord luidde geheel anders dan het oordeel
van den Heer Temminck over dat onderzoek zou doen
vermoeden. Gemelde ambtenaar vond in het rapport van
den Heer Macklot geene genoegzaam juiste aanwijzing van
bijzonderheden, om de quaestie uit te maken, en achtte het
allerwenschelijkst, dat nogmaals een kundig persoon, van Nederland
uit, met een nieuw en meer naauwkeurig en grondig
onderzoek wierd belast. De Minister echter wenschte,
alvorens hiertoe over te gaan, het antwoord te erlangen op
eene andere vraag, of namelijk, indien al rijke koperaderen
op Timor mogten aanwezig zijn, wel eenige kans zou bestaan,
om daarvan in die mate partij te trekken, dat de te
maken onkosten behoorlijk zouden worden vergoed. Hij won
1 Bl. 306.