
De middelen waarvan zich de Portugezen tot handhaving
van hun gezag bedienen, zijn hoofdzakelijk van morelen
aard: al de ingezetenen en zelfs de slaven te Dilly en in
de overige Portugesche bezittingen zijn, of heeten althans,
Christenen, ofschoon hun Christendom schier alleen daarin
bestaat, dat zij gedoopt zijn en een kruis op de borst dragen.
Aan scholen of godsdienstig onderwijs wordt niet gedacht,
of men moest als zoodanig de tooneelmatige voorstelling
van tafereelen uit de bijbelsche geschiedenis, in den
smaak der middeleeuwsche mysteriën, willen aanmerken, die
van tijd tot tijd schijnt plaats te hebben. De Radja van
Amfoang verhaalde eens aan den zendeling Donselaar, dat
hij te Oekoesi zulk eene voorstelling van het lijden des Hee-
ren had bijgewoond. De Heer zelf werd door een houten
beeld vertegenwoordigd, overeenkomstig de verschillende
gestalten in Gethsemane, voor den Joodschen Raad, voor
Herodes, voor Pilatus, op weg naar Golgotha enz.; Kajafas
en de Joodsche Raad werden voorgesteld door eenige inlanders,
met wenkbraauwen en baarden van grijs geitenhaar,
die hun een schrikverwekkend voorkomen gaven. De
priesters worden van Goa of Macao naar Dilly of Oekoesi
gezonden, en verrigten, als van zelve spreekt, de dienst in
het Latijn, waarvan niemand een enkel woord verstaat. Nu
en dan gaan zij rond om te doopen of de uitvaarten op
godsdienstige wijze te vieren, voor welke geestelijke diensten
zij door de arme, onkundige inlanders ruim worden
beloond.
Een ander middel waarvan zich de Portugezen tot het
handhaven van hun gezag bedienen, is het verleenen van
militaire rangen aan de inlandsche vorsten en hoofden; zij
worden zelfs soms aan vrouwen verleend, wanneer deze het
bestuur in handen hebben. Het wemelt dus op het Portu-
geesch gebied van Luitenant-Kolonels, Kolonels, Brigadiers
enz., en met den rang zijn kleine traktementen verbonden,
welke uitgave meer dan gedekt wordt door de opbrengsten
in rijst en andere voortbrengselen, die aan schier alle
distrikten zijn opgelegd, en de heffing van in- en uitgaande
regten. 4. Ieder hoofd heeft ook de vrijheid het uniform te
dragen aan zijnen rang verbonden, waarvan echter slechts
weinigen gebruik maken. De inlanders stellen veel prijs op
deze titels, die daardoor een gemakkelijk middel zijn om
hen aan het Portugeesch gezag te verbinden; waarom ook
het Nederlandsch gezag den titel van Kolonel aan den Radja
van Ambenoe heeft gelaten, toen hij de Nederlandsche vlag
heesch, die hij thans weder met de Portugesche zal verwisselen.
Bovendien heeft deze inrigting ook het nut, dat
zij de hoofden aan eene zekere discipline gewent, te meer
daar zij doorgaans eenige ondergeschikte rangen hebben
dooro-eloopen, alvorens zij de waardigheid van Radja of
Pettor en den daarmede verbonden rang erlangen. Nevens
de militaire titels wordt ook de adelijke titel van Don aan
vele regenten-familiën, ook zelfs in officiële stukken, met
groote naauwgezetheid toegekend, zoodat Timor waarschijnlijk
meer Dons telt, dan in geheel Portugal worden gevonden.
Men ziet in deze bijzonderheden de eigenaardige strekking
der Spaansche en Portugesche kolonisatie sterk uitkomen,
om zich met het inlandsche element te vereenigen
en te versmelten. Zij blijkt niet minder uit de betrekkelijk
groote verspreiding der Portugesche taal in de aan Portugal
onderworpen deelen des eilands. In den omtrek van
Dilly althans kennen vele Radja’s deze taal, en spreken ze
gaarne in het gezelschap met Europeanen, waartoe men
hun gereedelijk den toegang verleent. De Radja van Motaël,
boven meermalen vermeld, spreekt, volgens den Heer Brouwer,
het Portugeesch, het Maleisch en negen verschillende
Belonesche dialekten. De Heer Francis spreekt1 van zekeren
Radja van Larentoeka, Don Lorenso Dias Yiera ge-
heeten, die met zijne waardigheid van Koning die van hoofd
[ der kerk in zijn rijk vereenigde, en de Portugesche taal
I vrij wel sprak en schreef, maar tevens een groot minnaar
I was van het opium rooken, dat hij van de Boeginezen had
I geleerd. Zulke halfslachtige wezens, die een zeker vernis
van Europesche beschaving vertoonen, zijn in de Portugesche
bezittingen niet zeldzaam; in den grond echter hebben
zij geene meer opgeklaarde begrippen en getuigt hunne
| levenswijze van geene meerdere verfijning, dan bij de hoof-
I den op het Nederlandsch gebied gevonden wordt.
De vroegere vijandige gezindheid der Portugezen jegens
I de Nederlanders is in de laatste jaren geheel verdwenen;
ofschoon eenige politieke quaestiën tusschen de beide natiën
hangende zijn gebleven, hebben de Gouverneurs van Dilly
I sedert 1818 zich steeds beijverd om alles te vermijden wat