
en hij besloot dus, na 170 zijner manschappen, en daaronder
eenige zijner beste officieren, in onderscheidene gevechten
verloren te hebben, Timor onverrigter zake weder te
verlaten. Te Batavia stelde hij aan de Hooge Regering voor,
om niet slechts onze sterkte op Solor naar Rotti te verplaatsen,
maar ook het fort Concordia op Koepang te slechten.
Deze voorstellen werden echter niet goedgekeurd;
men besloot veeleer het fort Concordia in beteren staat van I
tegenweer te brengen, ten einde het gezag op Koepang,!
als hoofdkantoor der Compagnie in deze streken, te hand-1
haven.
Ofschoon de zwarte Portugezen belangrijke voordeelen I
behaald hadden, gevoelden zij zich echter niet magtig ge-1
noeg, om door de verovering van Koepang aan het gezag I
der Hollanders een einde te maken; zij zett’en den krijg I
slechts van tijd tot tijd voort door kleine strooptogten en I
rooverijen jegens de vaartuigen der Compagnie, waarbij soms I
gruwzame wreedheden werden gepleegd. Van onze zijde I
schijnen ook geene pogingen aangewend te zijn om het ge-1
leden verlies te wreken 1; maar de aandacht der Compagnie I
schijnt zich meer bijzonder op de oostelijke deelen van Ti-1
mor gevestigd te hebben, als wilde zij hare tegenspoeden!
in het Westen door uitbreiding van haren invloed in het I
Oosten vergoeden. Men, had daarbij voornamelijk het oog!
op het rijkje Manatoetoe aan de Noordkust ten Oosten van I
Dilly, waartoe de aanleiding, zoo het schijnt, bestond in de
o-eruchten aangaande rijke koperaderen, die in dat gebied
voorhanden waren in eenen berg in het landschap Adél
(Vémasse) 1 2 3. Het tijdstip waarop het eerst onderhandelin-
gen met Manatoetoe en de Orang-kaja’s der omliggende
gewesten zijn aangeknoopt, is, volgens den Heer Heymering,
het jaar 1662 s; doch nadere bijzonderheden vind ik eerst
1 Ik lees echter bij Valentijn, III, 2, bl. 152, dat in 1660 Truytman van
Makasser naar Solor en Timor werd gezonden, om de Portugezen aan te tasten;
doch het blijkt niet, welk gevolg dit gehad heeft.
2 Valentijn noemt het geheele rijk Adé-Mantoetoe, anderen spreken van
Adé nevens Manatoetoe. De Heer Brouwer deed tijdens zijn verblijf te Dilly
eenig onderzoek naar dat landschap Adé, maar werd uitgelagchen, dewijl men
er nooit van gehoord had. Hij kent Adé alleen als den naam. van een der
Belonesche dialekten, dat te Manatoetoe en omstreken wordt gesproken. Evenwel
is ,’t mij voldoende gebleken, dat werkelijk in de 17de eeuw Adé de
naam van een landschap was, hetzelfde dat thans de Portugezen Vémasse
noemen. Het heet in de oude stukken: “Wey Massoy alias Ady.”
3 Hij spreekt daarover zeer in ?t voorbijgaan T. y. N. I., IX, 3, bl. 55.
aangaande eene zending derwaarts, in 1665 aan Iiugo Cu-
lemborg opgedragen. Deze zegt in zijn rapport, dat voor
de woning van den Radja van de negerie Oemasan, vanwaar
men het gezigt heeft op den koperberg, een stuk ko-
!per ligt met keisteen overdekt, van een voet dik en 1| a
2 voet lang en breed, ’t welk volgens Ff verhaal van den
Radja van den berg was afgespoeld. Hij voegt er bij, dat
Ide inwoners uit bijgeloof die plaats niet durfden naderen,
en verhaalden dat er vroeger twee heilige buffels plagten te
weiden, die steenen aten en gezuiverd koper weder uitwierpen
, ’t welk zij echter niet waagden af te halen, zich te-
jvreden stellende met het weinige koper dat de rivier af-
fvoerde. Het groote stuk koper, zeiden zij, was ontstaan uit
■eene metamorphose van een dezer buffels, bij gelegenheid
■ dat hij in een padi-veld gevallen en door een schot gedood
■ was. Men begreep toenmaals, dat dit bijgeloof een groote
■ hinderpaal zou zijn voor de exploitatie der mijnen, zoodat men
■ besloot de zaak te laten rusten.
De onderhandelingen met de vorstjes van Timors Oost-
I hoek werden echter hervat in 1668, op last van Jakob
■ Kops, Gouverneur der Banda-eilanden, welke te dien einde
■ het fluitschip Loenen derwaarts zond. Den 23sten Mei werd
Keen verbond gesloten met den Radja van Manatoetoe, waarbij
(hij het oppergezag der Compagnie erkende, beloofde haar
Ialle handelsartikelen, waarvan slaven, was en sandelhout
met name genoemd werden, tegen billijken prijs te leveren,
den zich verbond geene handelaren toe te laten, die niet van
Keen pas der Compagnie waren voorzien. De Compagnie
(zeide hem daarvoor hare bescherming toe en vergunde hem
Khare vlag te voeren. Een geheel gelijkluidend verbond wTerd
Kook aangegaan met de hoofden van Adé en een aantal an-
Kdere negeriën, die echter, naar het schijnt, tot den Radja
Kvan Manatoetoe in afhankelijke betrekking stonden.
De vriendschap der Compagnie kwam echter deze hoof-
Kden duur te staan en bleek althans ongenoegzaam om hen
K*e beschermen. In 1669 werden zij aangevallen door de
■ zwarte Portugezen, die met het zwaard allen dwongen het
■ bondgenootschap der Hollanders weder te verzaken en de
■ Wat hier verder volgt is geput uit MS. aanteekeningen van de Heeren Brou-
■ wer en v. d. Velde, getrokken uit de archieven te Batavia, vergeleken met Va-
(lentijn, III, 2, bl. 111, 112, 121. Verg. nog Heymering, t, a. p., bl. 49 noot.