
wijderen. Eindelijk echter naakt het lang verbeide uur der
begrafenis. Op kosten der familie en der onderdanen,
wordt eene verbazende menigte levensmiddelen van allerlei
soort bijeengebragt en geplaatst op vervaarlijke degoe-de-
goe’s (eene soort van tafels of liever stellaadjes), die zuchten
onder haren last, maar door een beschot van takken
en pisang-bladeren aan de nieuwsgierige blikken onttrokken
worden. Nadat voor den overledene nog een pot met
gekookte rijst als teerkost op den weg naar het schimmenrijk
is bereid, en voor het sterfhuis een hond is gedood,
wiens ziel den doode tot leidsman derwaarts strekken moet,
nemen de dragers de kist op. Maar nu begint op nieuw
van alle zijden het gehuil en gejammer, en de vrouwen —
zoo wil het Timoresche decorum — stellen alle middelen
in het werk, om de dragers te verhinderen in de poging
om het geliefde lijk uit de woning weg te dragen. Deze
uit een natuurlijk gevoel ontspringende gewoonte schijnt
soms te ontaarden in eene walgelijke grap, waarbij zelfs
het werpen met allerlei onreinheden niet gespaard wordt.
Na herhaalde mislukte pogingen wordt eindelijk het lijk
ontvoerd, en met rijstpot en hond in den grafkuil neergelaten
; en wanneer deze behoorlijk met aarde gevuld is, keert
men zonder verwijl terug. En nu heeft men slechts oogen
voor het pays de Cocagne dat zich opent; eenige sterke
mannen heffen de degoe-degoe,, met behulp hunner knod-
sen, van den grond, en dit is het sein tot den aanval. Onder
het oorverdoovend gejuich van honderden stemmen zijn
zij in weinige oogenblikken geplunderd. Ieder verzadigt
zich en neemt nog goede hoeveelheden mede naar huis; en
het geheele uitvaartsfeest wordt met muzijk en dans onder
een uitgestrekt tentzeil besloten *.
Boezemt dit woeste drama ons afkeer en walging in, nog
erger barbaarschheid verzelt soms de begrafenissen van
vorsten en hoofden, in de verder van den zetel van t Ne- 1
1 Den lezer zal wel naauwelijks behoeven herinnerd te worden, dat in alle
in deze paragraaf beschreven plegtigheden allerhande plaatselijke en tijdelijke
verscheidenheden voorkomen; waarschijnlijk zal ook zelfs in mijne, zooveel
mogelijk algemeen gehouden schildering hier en daar wel vermengd zijn, wat
bij verschillende stammen plaats vindt, te meer daar de Heer Heymering,
die hier mijn voornaamste leidsman was, met opzet en tot vermijding van
herhalingen, wat bij verschillende stammen wordt in acht genomen tot een
geheel heeft vereenigd.
derlandsch gezag verwijderde streken. Het snellen van
eenige koppen in een vijandelijk gewest moet daar dikwijls
aan zulk eene begrafenis voorafgaan. Ook zegt men dat
vroeger in Koepang en Sonebait een of twee levende slaven,
met eenige mondbehoeften en een gong, mede in het
vorstelijk graf werden gesloten. De gong moest, zoo het
heette, ter waarschuwing dienen, wanneer de voorraad van
levensmiddelen was opgeteerd, opdat men die door andere
zou vervangen; maar inderdaad sloeg niemand op de on-
gelukkigen eenige acht meer, zoodat zij op de ellendigste
wijze omkwamen.
Behalve de feesten waartoe de oorlog, en die waartoe
huwelijk, geboorte en uitvaart aanleiding geven, hebben
de Timorezen nog andere vermakelijkheden, bestaande in
gezangen die doorgaans in de avonduren bij maneschijn
worden aangeheven. Kleine koperen klokjes van Chineesch
maaksel en een soort van tamboerijn zijn daarbij de gebruikelijke
muzijkinstrumenten. De alsdan aangeheven liederen
zijn voor de gelegenheid gepaste improvisatiën, uit
korte volzinnen bestaande, maar soms ook van zeer laffen
en smakeloozen inhoud. Mannen en vrouwen bewegen
zich daarbij langzaam in een kring en trappen op den
grond naar de maat van het gezang. Er zijn verschillende
soorten van deze eentoonige dansen: bij sommige wordt het
lied eerst door eenige jonge meisjes, Anafeto’s (d. i. jonge
zusters) genaamd, aangeheven, en dan door al de overigen
in koor herhaald. Ik zal enkele voorbeelden van den inhoud
van zoodanige liederen laten volgen, waarvan er een
aantal door den Heer S. Muller zijn opgeteekend.
Het land is in opschudding geraakt en nog niet gestild;
Regelt het met lans en zwaard!
Speel en wees vrolijk, verhef uwe stem;
Als men oud is, wat goeds is er dan nog?
Mijn vorstelijke geliefde zit bij mij op een bank;
Wanneer wij beiden dood zijn, begraaft ons bij elkander.
Mijn kam kunt gij nemen en gebruiken;
Mijn neus geef ik niet dat gij dien kust.