
wanneer de wonde niet doodelijk is, wordt hij niet zelden
door den woedenden buffel vervolgd, waarom tot zijne beveiliging
in het midden der kraal steeds een boom is geplant.
Is eindelijk de buffel behoorlijk getroffen, dan wordt hem
de Achilles-pees van een der pooten doorgekapt en daarna
de keel afgesneden. De buffel wordt met huid en al verdeeld
en dus stukswijze gevild.
VIII.
De dichter, die een onbeduidend leven ironisch ophemelde
met de woorden:
“O roem, dring ’t nageslacht in de ooren,
“Boem, die mijn grijsaard zich verwierf!
“Hoort, tijden, hoort! hij werd geboren,
“Hij leefde, nam een vrouw en stierf!”
zou echter niet hebben kunnen ontkennen, dat geboren worden,
trouwen en sterven werkelijk drie belangrijke momenten
in het menschelijk leven zijn. De Timorezen zijn daarvan
diep doordrongen, want zij hebben deze allen met zoovele
en zoo omslagtige plegtigheden en formaliteiten omringd,
dat het ondoenlijk zijn zou in mijn bestek daaraan volkomen
rest te laten wedervaren. Ik zal evenwel trachten in weinige
regelen daarvan een oppervlakkig denkbeeld te geven.
De vrouwen worden bij de Timorezen door hunne aanstaande
echtgenooten gekocht, zoodat het bezit van vele
dochters als rijkdom wordt aangemerkt. De prijs, die er
voor gegeven wordt, draagt den naain van belie’s, en wordt
door de ouders der bruid bij de verloving bepaald. Bij
aanzienlijken vordert de eer der familie, dat van de zijde
des bruidegoms niets op den prijs worde afgedongen, ofschoon
hij zich daardoor vaak eene schuld op den hals
haalt, die bij nimmer kan afbetalen, en die voor hem en zijn
gansche geslacht, of voor zijne onderdanen, een uiterst drukkende
last blijft. Zoolang de belie’s niet zijn af betaald, kan
de man zijne vrouw en de bij haar verwekte kinderen niet
ials de zijne beschouwen; de vader of voogd behoudt op
haar zijne regten. Zelfs het lijk van den schuldenaar mag
niet worden ter aarde besteld voor de belie’s zijn voldaan,
en men heeft voorbeelden van lijken, die 10 of 12 jaren in
Igoed gesloten kisten boven de aarde moesten blijven staan,
£oo als wij straks nader zien zullen. Vermakelijk is het tafereel,
dat de Heer Heymering ophangt van de afzetterijen,
waaraan de arme bruidegom op den dag der huwelijksvoltrekking
is blootgesteld. De prijs is bij de verloving bedongen
naar eene zekere niet naauwkeurig bepaalde waarde
in goud, die den naam draagt van omas (waarschijnlijk het
xMaleische amas), stel b.v. ten bedrage van 2000omassen. Maar
nu behoeft men juist niet den prijs in goud te voldoen,
maar geeft daarvoor grootendeels aequivalenten, b. v. in
zilver en moetisala-snoeren, of in vee. Hierdoor ontstaat
j nu een langdurig geschachger, — want het verdient geen
fedeler naam. Wanneer de bruidegom aan het hoofd zijner
bloedverwanten de woning der bruid nadert, zendt de vader
der laatste hem een afgezant, Mafefa genaamd, te gemoet,
met last om te onderzoeken of de sirih en pinang, die hij
met zich brengt, wel rijp zijn , hetgeen in verbloemde taal
| zeggen wil, of hij wel den bepaalden prijs in deugdelijke
artikelen met zich brengt; en wanneer dit onderzoek niet
| naar genoegen uitvalt, wordt de jongeling van den drem-
; pel geweerd en niet toegelaten, voor hij zich van betere
omassen heeft voorzien. Maar ook bij dadelijke toelating
is de zaak niet ten einde: de aanstaande schoonvader heeft
doorgaans allerhande aanmerkingen op de omassen, die hem
een voor een door den Mafefa worden voorgelegd, en put
■zich uit in welsprekendheid om aan zijne eischen kracht
bij te zetten. Hij neemt b. v. een mes op en zegt tot den
jonkman en zijne familie: “ vele jaren moest ik er reeds
“ een mes op nahouden voor het palrnwijn-tappen ten behoeve
“mijner dochter, eer zij zoo groot werd, dat gij haarkondt
| “huwen.” De jongeling legt hierop b.v. een gouden kora-
Êkora 1 met een gulden in het mandje, dat de Mafefa tot
'zijn meester brengt, die met een toetssteen in de hand zit.
Zijn stilzwijgend hoofdschudden is het teeken voor den
‘Mafefa om het goud terug te brengen aan de familie van
den jongeling, die daarop intusschen wel was voorbereid.
1 Zeker sieraad in den vorm van de maan in haar eerste kwartier.