
ben dus alle reden om ons te verblijden over de bepaling
van het traktaat, waarbij thans Larentoeka aan het Neder-
landsch Gouvernement is afgestaan. Yoorloopig is reeds
deze plaats, met het fortje en het daarbij behoorend materieel
aan de Nederlandsche autoriteiten overgegeven, en
daarentegen op de som van ƒ 200,000, die de Nederlandsche
regering tot compensatie voor het afgestane grondgebied
aan de Portugesche moet voldoen, eene som van ƒ 80,000
betaald, die, in geval de overeenkomst niet mogt worden
o-oedsekeurd, tegen teruggave van het fort weder zal wor-
den uitgekeerd. En zoo is dan nu bij voorraad reeds het
groote eiland Elores, waar wij tot dusverre slechts een klein
établissement te Potta aan de Noordkust bezaten, terwijl
ons de binnenlanden nog schier geheel onbekend zijn, een
onbetwist veld geworden voor de Nederlandsche werkzaamheid.
De uitkomst ,?al moeten leeren, of, gelijk ik vurig
wensch, de belangstelling in dat eiland hierdoor zal aanwakkeren,
en eindelijk ook eens daarheen eene behoorlijk
uitgeruste zending zal vertrekken, om de regering met de
gesteldheid en hulpmiddelen van een gewest, grooter dan
ons halve Vaderland, bekend te maken. Dit is te meer te
hopen, ja voor de nationale eer noodzakelijk} sedert het uit
de berigten van den Heer Freyss te Makasser, wien wij de
nieuwste en beste mededeelingen aangaande Flores verpligt
zijn, gebleken is, dat de inwoners op gruwzame wijze verdrukt
worden door de Stedehouders van den Sultan van
Bima, die het gezag over een groot deel van dit eiland uitoefenen,
met geen ander doel, dan om zijnen handel te monopoliseren
en der bevolking hare voortbrengselen als schatting
of tegen zeer geringe betaling af te persen.
Ten Zuiden van Flores, eenigzins westwaarts, ligt een ander
aanzienlijk eiland, bekend onder de namen Tjumba,
Sumba of Sandelhout-eiland, en geschat op eene oppervlakte
van ruim 250 vierkante mijlen. Het hoofdvoortbrengsel van
dit gewest zijn paarden, die in aanzienlijke hoeveelheid worden
uitgevoerd. Welke andere schatten het in zijnen schoot
besluit, is voor als nog niet te bepalen, daar onze kennis
van dit eiland, schier alleen berustende op eenige gedrukte
uittreksels uit de rapporten van de Heeren Kruseman en
Sluyter, nog uiterst oppervlakkig is *. Oostwaarts van Tjumba
i De Heer Sluyter werd in 1845 derwaarts gezonden, om een contract te
ligt Savoe en nog verder Rotti met de kleinere eilanden
Dauw, Lando en Samauw, die zich om Timors Zuid-westpunt
groeperen, en die slechts door de zeeëngten Straat
Rotti en Straat Samauw van het hoofdeiland gescheiden zijn.
De geheele residentie Timor wordt door den Heer Mel-
vill Van Carnbée geschat op eene oppervlakte van 1042
vierkante mijlen, d. i. weinig minder dan de dubbele uitgestrektheid
van ons rijk in Europa. Hij heeft echter daarbij,
onbekommerd om de aanspraken van Portugal, Flores en
de noordelijke eilanden geheel bij het Nederlandsch gebied
gerekend. De gezamenlijke bevolking dezer uitgebreide gewesten,
echter, stelt hij niet hooger dan ruim een millioen,
van welk cijfer dan nog een betrekkelijk aanzienlijk gedeelte
aan de kleinere eilanden Savoe, Rotti en Solor metAdonare
toekomt, welker bewoners over het geheel in trap van beschaving
aanmerkelijk boven die der groote eilanden Timor,
Flores en Tjumba verheven zijn.
Deze weinige trekken moeten voor eene algemeene schets
der residentie Timor volstaan; van nu af zullen wij ons geheel
tot het hoofdeiland bepalen.
sluiten met de Radja’s van dit eiland, ’t welk bij besluit van 27 Julij werd
goedgekeurd. Zie hier eene beknopte aanwijzing der bepalingen van dat
contract. Art. 1. Ter zijde stelling van ’t contract in 1756 met de O. I.
Comp. aangegaan, behalve voor zoo ver het als grondslag dient voor de erkenning
onzer soevereiniteit. 2. De genoemde vorsten erkennen het oppergezag
van het Ned. Gouv. 3. Verbinden zich tot gehoorzaamheid aan den
Resident van Timor. 4. De aanstelling van nieuwe Radja’s zal door ’tGouv.
worden goedgekeurd, en zij zullen telkens den eed afleggen bij den Resident
van Timor. 5. Belofte van vrede en vriendschap met het Gouv. en onderling.
6. Verbindtenis tot levering van werkvolk en materialen, zoo het
Gouv. zich op Sumba vestigen wil. 7. De vorsten zullen geen brieven of
zendelingen ontvangen van of zenden aan vreemde natiën. 8. Zij zullen
geene Europeanen ter vestiging toelaten, zelfs geen Nederlanders anders dan
met schriftelijk consent van den Res. van Timor; handelaars mogen echter
niet worden afgewezen. 9. Het Gouv. verbindt zich om de Radja’s te beschermen.
10. Zeerooverij en heulen met de roovers zal op alle wijzen gekeerd
worden. 11. De Radja’s zullen den handel, speciaal met Nederlanders, beschermen.
12. ’t Gouv. erlangt de vrijheid om in- en uitgaande regten te
heffen. 13. De Radja's verbinden zich om hulp te verleenen aan alle strandende
schepen, zonder daarop aanspraak te maken, en met kennisgeving
aan den Resident, die hun een regtmatig aandeel zal geven. 14. De Radja’s
zullen werkvolk voor den houtkap leveren. 15. Zij mogen in hun rijk
en op hunne schepen de Nederlandsche vlag voeren. 16. Het contract moet
door den Gouv. Gen. worden goedgekeurd.