
XIII.
Het jaar 1749 is liet merkwaardigste in de geschiedenis*
van Timor: het was getuige van eene uitredding voor het I
Nederlandsch établissement te Koepang, die aan het wonderdadige
grenst. De Portugezen hadden al hunne bondge-
nooten te wapen geroepen, en eene magt van omstreeks
40,000 man op de been gehragt, door den Teninti-Generaal
in persoon aangevoerd. Het grootste gedeelte dezer magt
legerde zich in eene vlakte, drie uren ten Zuid-oosten van
Koepang, en bedreigde die plaats„ waar men zeer slecht op
een aanval was voorbereid. De bezetting van het fort Con-
cordia bestond uit 23 Europesche soldaten, onder bevel van
den vaandrig Lip; bij dezen voegde men eene bende gewapende
slaven, ten getale van omstreeks 130, onder het bevel
van Frans Monkana, terwijl eenige burgers van Koepang
en dienaren der Compagnie vrijwillig de wapenen opnamen.
De bondgenooten der Compagnie waren grooten-
deels op te verren afstand van Koepang om dadelijke diensten
te kunnen bewijzen, en men kon slechts 300 a 400 man
inlandsche hulpbenden bijeenbrengen, meest van de eilanden
Savoe, Solor en Rotti afkomstig. De Portugezen en hunne
Christelijke bondgenooten werden door de aanspraken eeniger
priesters tot den strijd voor het ware geloof aangevuurd en tot
den hoogsten graad van geestdrift opgewonden. Maar ook het
1677. Johan van Heden.
1680. Jakob Wijkersloot.
. . . . . Van der Ende.
1703. Kapitein N. Focanus.
1705. Joannes van Alfen. — Gerard Huychelbosch, Commissaris.
1706. Ditlof Blad.
1712. Reinier Leers.
1714. Isaac Marmer.
1715. Willem van Putten, en als secundus in 1716 Constantijn Lispensier.
1717. Barent van der Swaan.
1721. Henrik Engelbert.
Omstreeks 1734............... Visscker.
1737. Aart Peper.
Omstreeks 1740. Antonie Cornells van Oldenbarneveld, genaamd Tulling.
1742. Jan Antonie Meulenbeek, in 1746 op Rotti vermoord.
1746-54. Daniël van der Burgh.
■Nederlandsch hoofd te Koepang schreef een bidstond uit, en
|de krankbezoeker 4, die daarbij voorganger was, plaatste zich
|na de godsdienstoefening vóór de kerk, waar hij, als in profetische
geestvervoering, voorspelde, dat de strijd, zoo hij
■met God aangevangen en in vertrouwen op Hem gevoerd
■werd, tot zekere overwinning zou leiden.
I Nadat onze Timoresche bondgenooten, volgens ’s lands
fcebruik, door hunne Meo’s tot den strijd waren gewijd, trok
■onze handvol volks tegen den avond in de grootste stilte
I n t, gevolgd door een aantal koeli’s, die onder andere een
tdein veldstuk naar de plaats des gevechts droegen. In het
kam]) der Portugezen heerschte de grootste zorgeloosheid;
inen danste er tot laat in den nacht hij schuimende bekers
gen hartstogtelijk spel, en was zoo weinig op een overval ver-
ilackt, dat zelfs het uitzetten van voorposten geheel werd
fverwaarloosd. Nadat onze dapperen zich in de nabijheid
ides vijands met hun veldstuk in hinderlaag gesteld hadden,
jsloop Monkana door het hooge gras op handen en voeten
Ivooruit om eene verkenning te doen. Hij hoorde de snoe-
fverijen onzer vijanden op de overwinning, van welke zij zich
reeds verzekerd hielden, en begreep dat de kans allezins
Êpmstig stond om hen te verrassen. Lip gunde aan zijne
manschappen eenige weinige uren rust, maar terwijl de
fvijand, na zijne zwelgerij, in diepen slaap lag verzonken,
sloop Monkana met eenige andere voorvechters vóór den
bpgangder zon andermaal in het vijandelijke kamp, en, ervaren
in het koppensnellen, hieuw hij de schildwacht vóór de tent
jfan d’Ornay in één punt des tijds het hoofd van den romp
?n wierp het door de opening van het tentbehangsel het le-
fcerhoofd voor de voeten, terwijl hij te gelijker tijd zich met
B e zijnen in honende en tergende uitdrukkingen lucht gaf.
B )’Ornay, buiten zich zelven van woede, laat dadelijk de
ylarm-trom slaan; alles komt in beweging en dringt zich in
B e grootste verwarring te zamen om zijne tent, terwijl men
■elkander toeroept: “Verraad! de vijand is in het kamp!”
B n de duisternis en verwarring kwutsen sommigen met hunne
■wapens hunne eigene strijdmakkers, en dezen, niet wetende
f f ZÜ vriend of vijand vóórhebben, valleiv op hunne beurt
I 1 In 1670 werd te Koepang een predikant aangesteld, doch van 1.689 af
r erd er de dienst waargenomen door een krankbezoeker, terwijl de gemeente
Slechts van tijd tot tijd door een predikant werd bezocht.
5