
vader toe, grijpt hem bij het haar, scheidt met éénen slag .Jw Jan wordt een dag voor de verzoening bepaald. De vor-
zijn hoofd van den romp, en snelt, innig verheugd van «w sten en rijksgrooten der beide partijen, van gewapende scha-
zijns vaders eer gered te hebben, tot de zijnen terug, die ren gevolgd, begeven zich naar eene afgesproken plaats op
hem met de levendigste toejuichingen ontvangen. 1 d e grenzen, waar zij in elkanders nabijheid, doch ieder op
Zoo weinig nu zulke daden als het bewijs eener wreedege- . jjun eigen grondgebied, stand houden, terwijl de bemidde-
aardheid mogen gelden, zoo weinig mag men de Timorezen : lefide vorst zich op de grenslijn zelve plaatst. De vijan-
op grond van andere handelingen, die uit bijgeloof of gehecht- 'idelijke vorsten naderen hem ieder met een gouden plaat,
heid aan bestaande gewoonten voortvloeijen, van valschheid i\ die hij ter wederzijde aan zijne voeten doet nederleggen,
en lafhartigheid beschuldigen. Ons oordeel over de bar- »terwijl een der Meo’s vóór hem een palmtakje nederlegt,
baarsche volken, met wie wij in Indië in aanraking komen, ■■JB’t welk de tanden moet voorstellen van den hond, die bij
is dikwijls onbillijk, omdat wij hunne daden naar onze en den aanvang der vijandelijkheden gedood werd. Dit takje
niet naar hunne eigen begrippen beoordeelen, en vele schrij- • nemen de krijgvoerende vorsten te zamen, door middel van
vers geven zich lucht in verontwaardiging over het karakter èl stokjes, van den grond en werpen het weg. Daarna reiken
der inboorlingen, waar zij liever hunne onbeschaafdheid en :
hunne wanbegrippen moesten beklagen. Deze fout is ons |
Nederlanders altijd eigen geweest, en heeft ons dikwijls niet :|
enkel tot harde oordeelen, maar dikwijls tot harde behandeling
der inlanders vervoerd. Bij de Britsche schrijvers, al- ;
thans van den tegenwoordigen tijd, zal men zelden dezen
misslag aantreffen, en het wordt tijd dat ook wij leeren dien 1
af te leggen.
Hoe weinig de bevolking van Timor in den grond den j
naam van wreed kan dragen, blijkt uit eene bijzonderheid i|
door den Heer Brouwer in een zijner rapporten medegedeeld.
Op zijne reizen door de landen van Waiwiko-Waihali ;|
had hij dikwijls gelegenheid op te merken, dat de inwoners een :
sterken afkeer hebben van ligchamelijke straffen. “Zoo wij, I
“Nederlanders,” zegt deze reiziger, “ in nadere aanraking I
“met de bewoners van de verder van Koepang gelegen lan- :
“den komen, houd ik het voor volstrekt noodig, dat wij op |
“ dezen karaktertrek letten en onze aangenomen policiestraf-
“fen daarnaar wijzigen. Want het slaan is iets, dat zij de 1
“Hollanders niet kunnen vergeven; en de Portugesche 1
“Gouverneur van Dilly, met mij als ambteloos reiziger sprekende,
verhaalde mij, dat het volk de Hollanders van eene I
“ vreeselijk harde behandeling der onder hun gezag staande |
“gewesten beschuldigde, omdat de Hollandsche ambtenaren
“hunne onderhoorigen lieten slaan.”
De vijandelijkheden kunnen somwijlen jaren lang aanhouden,
en meestal wordt de vrede door bemiddeling van een |
onzijdigen vorst tot stand gebragt. Heeft deze bij beide 1
partijen voor zijne voorslagen een gunstig oor gevonden, 1
zij elkander de hand, en terwijl zij zich door eene broederlijke
omhelzing verzoenen, wordt door al de aanwezigen
een luid gejuich, vergezeld van snaphaanschoten, aangeheven.
VII.
Met schier alle onbeschaafde volken hebben de Timorezen
eene groote neiging tot opschik gemeen. Zij hebben
een groot welgevallen in bonte en schitterende kleuren, en
zijn vooral bij hunne feesten fraai uitgedoscht. De armen
zijn met vele ringen versierd, bij de geringen van koperdraad,
bij de aanzienlijken van ivoor of zilver; de ooren
zijn óf met snoeren kralen bezwaard, óf doorboord met
houten pennen, versierd ’t zij met zwart paardenhaar, ’t zij
met rood geverwd bokkenhaar, of met beiden afwisselend;
de hals is omhangen met snoeren van gouden balletjes, of
koralen van een doffe, oranje-gele kleur, moetisala genoemd,
die voor een kunstvoortbrengsel van Chineschen oorsprong
jte houden schijnen, en langzamerhand in waarde stijgen,
pewijl zij niet meer worden aangevoerd. Van het hoofdhaar
maken zij veel werk: beide seksen laten het lang groei-
jen; bij de vrouwen is het naar achter gestreken en in een
wrong vereenigd, die met een vierkanten sandelhouten kam
is vastgestoken; de mannen binden het met een breeden
(band hoog op in een bundel en maken het vast met een
3