
De vrede met Amarassi was van zeer korten duur. De I
Portucesche priesters wisten weldra hunnen invloed op het I
bijgeloovig gemoed van Esoe, Radja van dat gewest, te her- I
winnen. In het laatst van 1752 liet hij zijn zoon, den erf- I
prins, door hen doopen, welke bij die gelegenheid den naam I
van Don Alfonso ontving; terwijl hij tevens beloofde de be- I
langen van Portugal en de katholijke kerk door alle te zij- I
ner beschikking staande middelen te bevorderen. Om dezen I
afval, die voor nieuwe aanslagen op Koepang deed vreezen, I
te straffen, organiseerde ons opperhoofd, in vereeniging met de I
bondgenooten der Compagnie, tegen Amarassi eene talrijke I
espeditie, met het doel om den invloed der Portugezen op dat I
gebied voor altijd te breken. Duizenden strijders, van Rotti I
en Savoe opontboden, voegden zich bij de Timoresche ben-1
den, en Esoe werd door zoo groote overmagt aangevallen,!
dat zelfs de dapperste verdediging hem niet kon baten. JToen I
hij zijne sterkte niet langer houden kon, doorstak hij zich I
voor de oogen zijner vijanden. De onderregenten lieten!
daarop de witte vaan wapperen en gaven zich over.
Met de Amarassiërs werd naar het strengste krijgsregtl
gehandeld. De gansche bevolking werd als eene kudde scha-1
pen uit hare woonplaatsen verdreven en gedeeltelijk als sla-1
ven naar Rotti en Savoe vervoerd, gedeeltelijk in eene land-1
streek twee a drie uren ten zuiden van Koepang, Bantèol
geheeten, gevestigd. Onder deze ballingen behoorde ook DonI
Alfonso; doch twee zijner broeders, wier schuld zwaarder!
was, werden naar Batavia opgezonden, waar zij tot hunl
dood vertoefden. Ofschoon de Compagnie wel eens in del
winsten van den slavenhandel schijnt gedeeld te hebben ,1
vond echter de strenge behandeling der Amarassiërs te Batavia
afkeuring. Vier jaren later werd ons opperhoofd gelast,
alle vrijgeboren Amarassiërs weder uit de slavernij te
bevrijden, wat zeker nog al eenige zwarigheid zal hebben
opgeleverd. Don Alfonso werd nu tot Radja over hen aangesteld,
en hun werd vergund zich zuidwaarts van Banteo
uit te breiden; ofschoon zij naar hunne voormalige meer
oostwaarts gelegen woonplaatsen, die den naam van “paha-
loeman,” d. i. ledig land, ontvingen, niet mogten terugkeeren.
1 Huysers, ‘‘Beknopte beschrijving der O. I. établissementen, zegt bl. oO |
“Voorts levert Timor eene goede kwantiteit slaven voor partikulieren, >e
“van een goedaardige inborst zijn, en daarom ook veel in de notenperken
“op Banda gebruikt worden.”
De magt der Portugezen op westelijk Timor was nu Voor
altijd gebroken. Het gebeurde gaf echter aanleiding tot eenen
brief van beklag over de handelingen der zwarte Portugezen,
door den Gouv. Gen. Mossel den löden Januarij 1753
laan den Onder-koning van Goa afgezonden. De landvoogd
[beriep zich op den afstand van geheel Timor aan de Compagnie
door den Koning van Ternate, bij overeenkomst van
[1683, en verlangde inlichting omtrent de verhouding der
zwarte Portugezen tot het Portugeesch Gouvernement, daar
zij de Nederlanders, ofschoon met Portugal in vrede levende,
in naam des Konings van dat rijk hadden beoorloogd1.
Vermoedelijk heeft het Gouvernement te Goa in zijn antwoord
de handelwijze van den blanken Gouverneur te Li-
jfauw gevolgd, die, na de nederlaag der zwarte Portugezen,
[zich gehaast had te verklaren, dat hij met het opgeworpen
[gezag der Teninti-Generaals, die zelfs in 1733 Lifauw vij-
[andelijk hadden aangetast, niets.gemeens had.
Inmiddels was van der Burgh in 1753 door Beynon als
[opperhoofd vervangen, en kort daarna (1 Maart 1754) te
[Koepang in slechts 38jarigen leeftijd overleden. De zwak-
[heid van Beynons bestuur, zijne eigendunkelijke handelin-
igen en zijne verwaarloozing van de belangen der Compa-
Ignie, gaven welhaast aanleiding tot vele klagten, die zoo hoog
»stegen, dat de regering te Batavia in 1756 tot de zending
■van een Commissaris naar Timor besloot, om den staat van
Ihet kantoor te onderzoeken en nieuwe verbindtenissen met
Ide inlandsche vorsten aan te gaan. De Heer Paravicini,
■den 30sten Maart in die hoedanigheid op Timor aangeko-
Imen, vond de vorsten van Koepang en Sonebait en hunne
■bondgenooten gereed om elkander een vernielenden oorlog
laan te doen; dadelijk liet hij al de in onmin zijnde vorsten
■naar Koepang opkomen, en betuigde te gelijker tijd aan den
IPortugeschen Gouverneur van Lifauw zijne geneigdheid tot
ihet sluiten van een handelsovereenkomst; wat met de zen-
Iding eener deputatie met geschenken beantwoord werd.
[ Reeds in 1705 had zich de Gouv. Gen. van Hoorn in een schrijven aan
■den Onder-koning van Goa op dezelfde overeenkomst met Ternate beroepen.
■Dit schrijven had ten doel een protest tegen de handelingen van den Gou-
■verneur (Kapitein Mor) van Lifauw Antonio Coëlho Guereiro, die ik vermoed
■dat ook tot de zending van den Commissaris Huychelbosch in dat jaar aanleiding
■ gegeven hebben.