
op hen aan. Zoo worden de Portugezen en hunne bond-
genooten onderling handgemeen, tot de opgaande zon zicli
spiegelt in plassen bloed, door vriendenhand vergoten.
Inmiddels was Monkana, na zijne stoute daad volvoerd te
hebben, tot zijne legermakkers teruggekeerd, in de stellige
verwachting dat hij door een onordelijken uitval der vijanden
zou worden vervolgd. Van onze zijde was alles gereed
om hen te ontvangen; maar men wachtte hen te vergeefs.
Maar hoe groot was de verbazing van Lip, toen hij, bij het
aanbreken van den dag, den vijand met zich zelven handgemeen
zag. Dadelijk begrijpt hij de oorzaak van het misverstand,
waarvan hij besluit zooveel mogelijk partij te trek-
ken. In aller ijl rukt hij met zijne manschappen en zijn veld-1
stuk vooruit, zonder dat de verblinde vijand het nakendI
gevaar bespeurt. Zelf pointeert Lip het met schroot gela-1
den stuk, hetwelk groote vernieling en nog grootere ont-1
steltenis in de scharen der vijanden brengt. Alles tuimelt I
door elkander, en d’Ornay, zelf ligt gekwetst, geeft, het|
voorbeeld eener overhaaste vlugt. De uiteenstuivende ben-l
den worden van alle zijden door het welgerigt musketvuurl
der onzen ontvangen, of in hunne weerlooze vlugt door del
koppensnellers achterhaald en geveld. D’Ornay zelf liet metl
duizenden der zijnen het leven, en de inboorlingen gavenl
aan de plaats van den strijd, die te voren Hanom heette,!
den naam van Penfoeïk, dat in hunne taal “verwarde vlugt”
beteekent. Nog heden beschouwen de Timorezen de plaatsl
van het gevecht met een bijgeloovigen eerbied, door hare
natuurlijke onvruchtbaarheid begunstigd. De grond, van zooveel
menschenbloed doorweekt, kan, zeggen zij, slechts dolen
roodachtig gras voortbrengen, en een schoone boom zal
er in eeuwigheid niet opschieten! _ I
Te Koepang was de vreugde over deze even schitterende
’ als onverwachte zegepraal te grooter, daar het meerendeel
der bevolking, het opperhoofd van der Burgh met uitgezonderd,
zich reeds had ingescheept, om zich door de vlugt
naar Samauw of Solor te redden. Onze kleine heldenschaar
werd met luide toejuichingen ontvangen; en al de slaven,
die aan den togt hadden deel genomen, werden door hunne
meesters vrij verklaard en tot eene afzonderlijke krijgsbende,
onder den naam van Mardijkers (eigenlijk “Marda-
“heika,” d. i. vrijgelatenen), vereenigd. Dit korps heeft later
meermalen goede diensten gedaan en is nog heden in wezen
De bewindhebbers der Compagnie schonken aan dit korps,
behalve een prachtig vaandel en een fraai versierde trom,
ook een zware zilveren trompet en en een schotel van hetzelfde
metaal; beide deze kostbare voorwerpen werden later,
bij gelegenheid eener groote schaarschte van levensmiddelen,
ten aDemeenen nutte verkocht. Onze bondgenooten bragten
reeds des avonds na de behaalde overwinning, onder, daverend
gejuich, een duizendtal vijandelijke koppen op staken
en lansen voor het fort, en dit aantal werd den volgenden
idag met nog 2000 vermeerderd. Doch van der Burgh verzocht
met aandrang van de herhaling van het afgrijselijk
[schouwspel verschoond te blijven, waartoe hij te meer reden
had, wijl ’s lands gebruik eischte, dat hij iederen kop,
ten teeken van verachting, met den voet van zich schopte.
De ijzeren helm van d’Ornay is lange jaren als een merkwaardigheid
in het fort Concordia bewaard; maar tijdens
de troebelen in het laatst der vorige eeuw spoorloos verdwenen.
XIV.
De zegepraal van de wapenen der Compagnie maakte op
[vriend en vijand een verbazenden indruk. De eerste vrucht
[harer overwinning was de bevestiging van de trouw der
[bondgenooten en de aanwas van meer dan 50,000 onderda-
inen, wier hoofden zich onder hare bescherming stelden. De
pnagtige Radja van Amanoebang, tot dusverre de katholijke
[godsdienst toegedaan, gelijk zijn naam Don Louis reeds belwijzen
kan, liet in 1751 zijnen zoon den erfprins door den
tpredikant Sylsma van Banda doopen, en alzoo in de her-
Ivormde kerk opnemen C Zelfs de Amarassiërs, steeds de
■[trouwste bondgenooten der Portugezen, zochten een oogen-
hlik de vriendschap der Compagnie, aan welke zij zich bij
acte van 1750 onderwierpen. In het laatst van 1749 stelde
Jpns opperhoofd te Koepang aan de Compagnie voor, in Belo
■zoo noemde men toen het rijk van Waiwiko-Waihali) in
■iet belang van den handel een établissement op te rigten,
«vat echter werd afgeslagen.
I 1 Amanoebang had reeds 15 Maart 1616 een contract gesloten met den
Koopman Crijn van Raamburg, in het jagt "de Ster,” ter reede van Ama-
poebang, doch schijnt sedert onder Portugeschen invloed geraakt te zijn. In-
■usschen vind ik aangeteekend, dat de Radja reeds den öden Jan. 1749,
«emgzins vroeger dan de slag van Penfoeïk, een brief van onderwerping aan
■>ns opperhoofd v, d. Burgh geschreven had.
5*