
sloten, terwrjl daarboven een monument in den vorm van een
cylinder met koepelvormigen top, een zoogenaamde stoepa, werd
opgericht. Later zou koning Asjoka, omstreeks het jaar 250 v.
C ., de acht stoepa’s op eene na hebben doen openen en de zeven
aschhoopjes (waarschijnlijk op soortgelijke wijze als waarop de
homoeopathen hunne geneesmiddelen bereiden) ieder in 12000
deelen verdeeld hebben, zoodat 84,000 deelen verkregen werden,
die, in kostbare urnen van goud, zilver, kristal of lazuursteen
geborgen, over de 84000 steden en dorpen van het rijk Magadha
verdeeld werden. Boven elk dezer deelen werd weder een stoepa
gebouwd, waarin beeiden van Boeddha, zittende, met gekruiste
armen, in de houding van diep gepeins of als leerende, geplaatst
werden, en bij iedere stoepa een klooster (vihära); want de
bhiksjoe s of bedelende predikers van Boeddha’s leer deden ge-
lofte van kuischheid en armoede, en leidden een leven in vele
opzichten overeenkomende met dat der monniken van de orde
van St. Franciscus. Ook op de plaatsen door de prediking en de
wonderen van Boeddha verheerlijkt werden heilige gebouwen,
tjaitja s , ’) opgericht. De vereering der relieken kreeg bovendien
een verbazende uitbreiding, toen men ook voor de overblijfselen
van Boeddha’s voornaamste leerlingen stoepa’s ging bouwen.
In vele streken gaf men later aan de grootere en rijk versierde
gebouwen van deze soort den naam van dagob. Hier en daar
begon men ook de grotten, die in den regentijd den bhiksjoe
s tot toevlucht strekten, tot vihara’s en verzamelplaatsen
der geloovigen in te richten, wat doorgaans door de oprichting
van een Boeddhaheeld werd aangeduid. Dit was de aanvang
van het bouwen dier verbazende rotstempels van Hindostan, die
door de Brahmanen na hunne zege in Brahmaansche heiligdommen
veranderd en met vele nieuwe vermeerderd werden. Yoor
’t overige bestond de eeredienst in processien en bedevaarten,
5 Niet geheel duidelijk is het verschil tussehen een stoepa en een tjaitja (boven
bl. 81). Tjaitja sohijnt een meer algemeene naam voor alle Boeddhistische heiligdommen
te zijn, ook die waarin zieh slechts een Boeddhaheeld bevindt; maar de stoepa is
bepaaldelijk opgericht boven de asch of andere relieken van Boeddha en Boeddhistische
heiligen, en heeft altijd eenigermate het karakter van een grafmonument.
gebe den en gezangen, offers van bloemen en reukwerk, herin-
neringen van Boeddha’s leven en werkzaamheid. De uitwendige
vormen hadden zooveel overeenkomst met die der Boomsche
kerk, dat de Jezuieten die de Portugeezen op hunne tochten
naar Indie vergezelden, het denkbeeid koesterden dat de dui-
vel de ongeloovigen geleerd had de plechtigheden der Kerk
na te bootsen.
Inmiddels ontwikkelde het weder theiatisch geworden Boed-
dhisme ook meer en meer zijne dogmatiek, waardoor het een
grooten stap van toenadering deed tot het Brahmanisme. Aan
Boeddha, den volkomen mensch, werd Adi-Boeddha, de oorspron-
kelijke Boeddha, de oorsprong van al het geschapene, van wien
de mensch Boeddha de incarnatie was, overgesteld. Later werd
deze leer met andere theosophische bespiegelingen verbonden.
Adi-Boeddha, zoo leerde men, bezat vijf soorten van kennis (gnäna)
en schiep door vijf handelingen zijner zelfbeschouwing (dhjäna)
vijf Dhjäni-Boeddha’s , of hemelsche Boeddha’s , die de namen dra-
gen van Wairotjana, Aksjobhja, Batnasambhawa, Amitabha
en Amogasiddha. Ieder van deze ontving met het aanzjjn tevens
zijn aandeel aan de krachten der gnäna en dhjäna, en bracht door
deze krachten een Dhjäni-Bodisatwa of menschelijken Boeddha
voort. Deze Bodisatwa’s zijn ieder voor hunbestemden tijd met het
bestuur der wereld belast. Drie hunner hebben sedert den aanvang
des tijds hunne taak volbracht; de vierde, Padmapäni, is de
heer der tegenwoordige wereld, die door zijne verbinding met de drie
goena’s, of alle wezens doordringende en qualificeerende eigenschap-
pen, Brahma, Yischnoe en Siwa schiep. Aan ieder der Dhjäni-Boeddha’s
wordt nog, ten gevolge waarschijnlijk van Siwai'etischen in-
vloed, een sakti of gemalin toegekend. Tot eene andere school
schijnt de Boeddha-trimoerti, bestaande uit Dharma (de wet), Boeddha
(de verlichting) en Sangha (beider vereeniging), te behoo-
ren, en wellicht is deze het voorbeeld der Brahmaansche Trimoerti
geweest.
Yan schier al de Boeddhistische leeringen en instellingen waar-
van ik hier een vluchtig overzicht heb gegeven, vinden wij ook
op Java de sporen. De vihära’s vonden wij in oude opschriften