
 
        
         
		oude  profetie  zou  vervullen.  Op  den  heuvel  Giri,  twee  k  drie  
 palen  ten  zuidwesten  van  Gresik,  werd  eene  plants opengehakt,  
 waarop  een  moskee  en  een  woning  voor  Raden  Pakoe  werden  
 opgericht.  Duizenden  inlanders  werden  door  hem voor het nieuwe  
 geloof  gewonnen  en  men  gaf  hem  den  naam  van  Soenan  Giri.  
 Zijn  invloed  werd  zoo  groot,  dat‘de  vorst  van  Madjapahit  hem,  
 na  den  dood  van  Soenan  Ngampel,  het  door  dezen  gevoerde  
 bewind  over  Ampel  en  Gresik  goedschiks  of  kwaadschiks  
 moest  overlaten.  Hierdoor  werd  hij  de  grondlegger  van het gees-  
 tehjk  gezag  der  priestervorsten  van Giri, dat onder zijne opvolgers  
 nog  zoozeer  klom,  dat  onze  voorouders  den  regent  van  Giri  als  
 een  soort  van  paus  der Mohammedaansche Javanen aanmerkten  *).  
 Soenan  Giri  stierf,  naar  men  zegt,  vijf  jären  na  den  val  van  
 Madjapahit  (1483  n.  C.).  Men  toont  nog  op den heuvel  zijn graf,  
 terwijl  in  het  daarover  gehouwde  huisje  in  een  ijzeren  kist  een  
 oude  kris  bewaard  wordt,  die, volgens het geloof der Javanen, op  
 last  van  Prapen,  derden  Soenan  van  Giri,  uit  eene  Ians  van  
 Raden  Pakoe  vervaardigd  is 2). 
 Makhdoem  Ibrahim,  de  zoon  van  Soenan  Ngampel, die Raden  
 Pakoe  op  zijn  reis  vergezeld  had,  vestigde  zieh  te  Bonang  aan  
 het  strand van Rembang,  5 palen  ten oosten van Lasem,  en maakte  
 zieh mede  door zjjn geloofsjjver en door de bekeering veler inlanders  
 bekend. Hij overleefde Soenan Giri een drietal jaren. Men gaf hem den  
 naam van Soenan Bonang en wijst zijnnog vrij goed onderhouden graf  
 te Toeban. Het daarover heen gebouwde grafhuis van zeer smakeloos  
 beschilderde  planken  is  een  voortbrengsel  van  later  eeuw,  maar  
 het  fraai  behouwen  voetstuk  van  kalksteen  is  van  vroeger  tijd  
 overgebleven.  De  reden  waarom  Soenan  Bonang  te  Toeban  be-  
 graven  ligt,  wordt  toegeschreven  aan  Gods  geopenbaarden  wil,  
 daar  het  vaartuig  waarmede  het  lijk  naar  Ampel  zou  worden  
 overgebracht,  in  weerwil  der  meest volhardendepogingen,  steeds  
 door wind en stroom naar Toeban werd gedreven. "Volgens eene andere  
 overlevering  echter  zouden  de  bewoners  van  Toeban  het  won- 
 *)  T.  v.  N.  I .   1871,  IX.  354;  vgl.  boven  D.  I ,   bl.  372. 
 •)  De  merkwaardige  lotgevallen  van  die  kris  verbaalt  van  Hoevell,  Reia,  I .   160. 
 derdoende  lijk  van  den  heilige  gestolen  hebben.  Ofschoon  door-  
 gaans  velerlei  overblijfselen  uit  den  Hindoetijd  ook tot versiering  
 der  Mohammedaansche  begraafplaatsen  zijn  aangewend,  zietmen  
 toch  met  verbazing  twee  thans  zeer geschonden lingga’s  bij  het  
 graf  van  Soenan  Benang  prijken  1). 
 Ben  andere  zoon  van  Soenan  Ngampel,  die  zieh ook als apostel  
 van  den  Islam  onderscheidde,  vestigde  zieh  te  Dradjat  in  het  
 tegenwoordige  regentschap  Sidajoe,  en  wordt  daarom  Soenan  
 Dradjat  genoemd.  Maar  ook  naar  het  eiland  Madoera  werd  de  
 Islam  verbreid.  Terwijl  dat  eiland  door  Lemboe  Petang,  een  
 zoon  van  Angkä  Widjäjä  bij  de prinses  van  Tjampa, onder  den 
 titel  van  Panembahan  bestuurd  werd,  zond  Soenan  Ngampel 
 zekeren  Scheikh  derwaarts,  die bij  den naam  Khalifa  Hoesein, 
 naar  Javaansche uitspraak  Kalipa  Koesen,  bekend  is ,  maar  ook 
 vaak  bij  den  titel van  Pangeran  Scherief wordt genoemd.  Hij won  
 er  vele  aanhangers  voor  den  Islam  en  bouwde  eene moskee  te  
 Arosbaja,  waar  hij  ook  begraven  werd. 
 Terwijl  dus  de  Islam  in  Oost-Java  reeds  belangrijke  vorde-  
 ringen maakte,  werd  zijne  banier  ook  in  de Soendalanden geplant  
 door  den  Scheikh  Noeroe’d-din  Ibrahim  ibn Maulana  Isra il2). Na  
 lange  omzwervingen  in  den  Archipel vestigde hij  zieh in het tegenwoordige  
 Tjeribon en bouwde er zieh eene woning op den heuvel Djati,  
 een  paar palen van de plaats waar nu de hoofdstad staat. Hij kreeg er  
 een grooten roep door de genezing van een melaatsche vrouw, met dat  
 - gevolg  dat  duizenden  tot  hem kwamen  om zieh in de nieuwe leer te  
 laten  onderwijzen.  Aanvankelijk  poogden  de  hoofden  der  omrin-  
 gende  landschappen  de  beweging  tegen  te  gaan,  doch  ziende dat  
 hun  wederstand  niet  baatte,  lieten  zij  er  ten  laatste  ook  zieh  
 zelven  door  medesleepen.  De  regenten  van  Galoe,  Soekapoera en  
 Limbangan  namen  alien  den  Islam  aan  en huldigden den Scheikh  
 als  vorst,  die  daarom  als  de  grondlegger  der  dynastie  van  de  
 Sultans  van  Tjeribon  beschouwd  wordt.  Na  zijn  dood  is  op  den  
 Goenoeng  (berg)  Djati  een astana of grafstede voor hem opgericht,  
 uit  vijf  terrassen  bestaande,  die  door  trappen  met  elkander  ver- 
 *)  Brumand»  Verh.  Bat.  Gen.  XXXTII.  178  v. 
 2)  D it  beteekent:  Noeroe  ’d-din  (L ic h t   van  den  godsdienst)  I b r a h im , zoon van onzen