
 
        
         
		padi-tienden  werden  echter  in  1763  in  de  opbrengst  eener  be-  
 paalde  hoeveelheid  bossen  veranderd,  die  bij  besluit  Tan  27  
 Febr.  1778  nog  eene  aanmerkelijke  yermindering  onderging '). 
 De  afstand  van  landen  bij  taxatie  had inmiddels langzamerhand  
 voor  publieken  verkoop  plaats  gemaakt,  ofschoon  de  schatting in  
 enkele  bijzondere  gevallen  behouden  bleef.  Wij  hebben  vroeger  
 kennis  gemaakt  met  het  plan  om  het  landgoed  nog  onder  den  
 naam  van  Buitenzorg  bekend  aan  den  Gouverneur-Generaal  
 van  Imhoff  op  te  dragen2).  Ofschoon  de  Bewindhebbers  den  
 afstand  in  1 7 4 7   in  beginsel  hadden  goedgekeurd,  werd  nog  
 lang  over  de  voorwaarden  beraadslaagd,  en  toen  de  missive  
 van  Bewindhebbers  van  1 8   Sept.  1 7 5 0 ,   waarbij  deze  eindelijk  
 geregeld  werden,  in  Indië  kwam,  was  van  Imhoff  reeds overle-  
 den.  De  afstand  zou  plaats  hebben  aan  van  Imhoff  en  zijne  erf-  
 genamen  tegen  billijke  vergoeding  der  waarde  naar  taxatie,  en  
 onder  gelijke  verplichtingen  als  in  het  algemeen  aan  de  particulière  
 landen  waren  opgelegd.  Daar  de  erfgenamen  van  van  
 Imhoff  minderjarig  of  uitlandig  waren,  zou  het  geheele  plan  
 met  Buitenzorg  verijdeld  zijn,  indien niet de Gouverneur-Generaal  
 Mossel  zieh  bereid  had  verklaaid,  het  landgoed  onder  die  voorwaarden  
 en  verplichtingen voor  zieh te aanvaarden.  De afstand had  
 plaats  bij  besluit  der  Regeering  van  7  Juni  1 7 5 1 .   Sedert  ging  
 Buitenzorg,  tégen  teruggave  van  den  daarvoor  het  eerst  betaal-  
 den prijs, van den  eenen Gouverneur-Generaal op den anderen over,  
 terwijl den  2 9 s t e n   September  1 7 8 0 ,   bij  het  optreden van Alting als  
 Gouv.-Gen. ,  dit  gebruik  door  een  besluit  der  Hooge  Regeering  
 tot  wet  voor  het  vervolg  werd  verheven 3). 
 Bij  de  verschillende  vormen  van  uitgifte  bleven  doorgaans  de  
 Javanen  die  den  grond  voör  den  afstand  bewoonden,  daarop  
 gevestigd.  Daar  zij  echter  vrije  lieden  waren,  konden  zij  ver-  
 huizen  als  zij  wilden,  en  soms  trachtte  de  eene  landheer  de  
 opgezetenen  aan  den  anderen  af  te  troggelen.  Waar  geschikt  
 land  voor  den  rijstbouw  was  of  de  oogst  een grooter getal handen  
 vorderde,  ontbrak  het  zelden  aan  werkvolk.  Bij  den  verkoop 
 *)  Veeckens,  t .   a .  p .  250. 
 3). Veeckens,  t.  a.  p.  247. 
 2)  Boven,  blz.  473. 
 schijnt  er  langen  tijd  niet  aan  gedacht  te  zijn  iets  vast  te  stellen  
 omtrent  de  betrekking  van  den  landheer  en  de  opgezetenen, 
   zoodat  deze  geheel  van  de  oude  gebruiken  afhing;  doch  
 onder  den  Gouv.  Gen.  de  Klerk  zijn  daaromtrent,  bij  plakkaat  
 van  31  Dee.  1778,  eenige billijke bepalingen gemaakt. De Javaan-  
 sche  opgezetenen  wären  met  de  leverantie  van  padi  aan de Compagnie  
 volgens  het  reeds  vermelde  besluit  van  27 Febr. te voren  
 belast  en  moesten  één dag in de week den landheer ten  dienste zijn.  
 Overigens  werden  alle  voor  hen  drukkende  servituten  afgeschaft,  
 willekeurige  boeten  en  het  vergen  van  onbetaalde  diensten  en  
 leveringen,  ook  van transportmiddelen, verboden , en tarieven voor  
 de  betaling  der  hun  verschuldigde  loonen  vastgesteld ").  Sommige  
 landheeren  stelden ,  behalve  de Javaansche  opgezetenen,  ook sla-  
 ven  of  elders  op  Java  gehuurde  arbeiders  te  werk,  en  op  sommige  
 landen  waren  Chineezen  werkzaam,  deels  als akkerlieden,  
 deels  als  arbeiders  bij  de  suikermolens  en  arakbranderijen,  deels  
 als  ambachtslieden,  inzonderheid  sineden,  of  als  neringdoenden.  
 De  Chineezen  op  de  particuliere  landen  waren,  tot  bevordering  
 van  den  landbouw,  van  de  betaling  van  hoofdgeld  vrijgesteld2). 
 In  de  Jakatrasche  en  Preanger  regentschappen  was de toestand  
 ongeveer  dezelfde  als  in  de  regentschappen  van  de  Noordoost-  
 k u st3).  Wanneer  de  regenten  slechts  zorgden  voor  de  bedongen  
 leveringen  in  geld  en  producten  aan  de  Compagnie,  bemoeide  
 de  Regeering  zieh  niet  met  de  wijze  waarop  zij  hunne  onder-  
 hoorigen  behandelden.  In  de  „Aanmerkingen  over  de Jakatrasche  
 landen“  van  den  Gouv.  Gen.  Mossel4)  wordt  ons  van  de inland-  
 sche  bevolking  onder  het  bestuur  dier  hoofden  een  zeer  somber  
 gekleurd  tafereel  opgehangen,  dat  in  die  dagen  ook  nog  groo-  
 tendeels  op  de  Ommelanden  toepasselijk  was,  ofschoon daar,  bij 
 l)  Veeckens,  t.  a.  p.  259.  2)  Veeckens,  t .  a.  p.  255. 
 3)  Van  Hogendorp,  Bericht.  4. 
 4)  Dit  van  1  Dec,  1751  gedagteekende  stuk  is,  meen  ik ,  nog  onuitgegeven,  maar  
 vele  uittreksels  daarnit  komen  voor  in  het  »Geschiedkundig  onderzoek  naar  den  oor-  
 sprong  en  aard  van  het  partikulier  laüdbezit"  in  T.  v.  N .  I .   1849,  I .   213,  reeds  
 meermalen  door  mij  aangehaald  onder  den  naam  van  den  beer  Veeckens,  die  in  1815  
 het  opstel  schreef,  dat  de  heer  v.  Hoëvell  ons  in  zijn  tijdschrift  in gewijzigden vorm  
 heeft  aangeboden.  Zie  ald.  bl.  251.